Aart Brouwer – Hoofdcommentaar: Een nieuwe lente

Japanners zijn de enige buitenlanders die je met een gerust hart kunt meenemen naar Knepper (‘Kneppers Haring is een Openbaring’) op de Keizersgracht. Ze pakken zonder omhaal een Hollandse nieuwe bij de staart en laten hem met smaak naar binnen glijden. Toch staat de modale Mokumer er nog altijd stomverbaasd bij te kijken. We hebben in Nederland de mond vol van racismebestrijding, maar een van onze hardnekkigste stereotypen is de ‘Jap’ wiens denken en doen, voorzover niet apert sadistisch, ons geheel vreemd is.

Natuurlijk, de relatie tussen beide volken is sinds 7 december 1941 grondig verstoord. Daar zijn tal van redenen voor aan te geven die evenveel te maken hebben met Japanse agressie als met westers kolonialisme. Over de diepere gronden hebben Rudy Kousbroek en Ian Buruma verstandige dingen gezegd. Maar de naoorlogse betrekkingen hebben veel te lang in het teken van de ´excuus-kwestieª gestaan. De ware kwestie is een andere: onze geschiedschrijving legt alle nadruk op de Japanse excessen van 1941-1945; de Japanse geschiedschrijving negeert die veelal. Door deze discrepantie is de waardering van Japanners voor Nederland groter dan andersom. Het is hoog tijd dat wij dit dubbelzinnige compliment op waarde schatten. We moeten het leren zien als een belofte, niet als een belediging.

Het is een goed teken dat het dagboek van Anne Frank in Japan buitengewoon populair is. Het is een goed teken dat Dick Bruna de meest gevierde kinderboekenillustrator van Japan is. En het is een goed teken dat Japanse miljardairs zich ongans betalen voor doeken van Vincent van Gogh. Ze doen dat voor de heb, vanzelfsprekend, maar ze zouden hun slush-funds ook aan Chagall of Picasso kunnen besteden.

Japanners vereren in de persoon van Van Gogh een tragische held, de kunstenaar die strijdend voor een half-krankzinnig visioen ten onder ging, net als talloze samoerai uit de Japanse geschiedenisboeken die met overgave voor een verloren zaak streden. De waardering was wederzijds, zoals we weten. Van Gogh apprecieerde als geen andere westerse schilder van zijn tijd Japanse thema’s en technieken. Zonder het voorbeeld van de ukiyo-e-prent zou hij nooit de weg naar zijn platte afbeeldingen en primaire kleuren hebben gevonden.

Dezer dagen is het vierhonderd jaar geleden dat het schip De Liefde in de Baai van Usuki strandde en de eerste Hollanders voet aan Japanse wal zetten. Over die fameuze episode is niet één behoorlijke Nederlandse roman geschreven. Wie het Engels machtig is, kan meteen terecht bij het schitterende The Needle-watcher (1932, diverse heruitgaven) van Richard Blaker of het spannende Shogun (1976) van James Clavell. Die wanverhouding is tekenend voor de provinciale Nederlandse kijk op Japan, die zo in tegenspraak is met de voorgeschiedenis. Met de stranding van De Liefde begon een zeer bijzondere relatie tussen een westers en een Aziatisch land; een economische en culturele symbiose die onder de Japanners Oranda no kakehashi – de Hollandse Brug – heette.

Eeuwenlang hebben Japanners en Nederlanders over die brug handel gedreven, ideeën uitgewisseld en elkaar geïnspireerd. Het is niet toevallig dat Nederland sinds de jaren zestig de Europese aanlegsteiger van Sony en Mitsubishi is. Maar het culturele contact is aan een nieuwe lente toe. De stroom Nederlandse vertalingen van Japanse romans die rond 1970 op gang kwam, is halverwege de jaren tachtig gestokt. De Japan-manifestaties van 1989 in Brussel gingen grotendeels aan Nederland voorbij, net als het geniale project dat de schilder/ beeldhouwer Rob Scholte de afgelopen jaren in Huis ten Bosch (Nagasaki) uitvoerde.

In dit alles speelt ongetwijfeld het primaat van de politiek een rol. Deskundigen en oud-Indiëgangers zullen daarover de komende maanden wederom de staf breken – en terecht, want de oorlogswonden zijn nog lang niet geheeld. Maar het trauma van 1941-1945 en de hardnekkige raciale vooroordelen die eruit voortvloeiden, zullen uiteindelijk door de zachte krachten overwonnen moeten worden. Die zijn in de Japanse cultuur ruim voorhanden. Bijvoorbeeld in een voorjaars-haiku van Buson, in de vertaling van J. van Tooren:

Het eerste zonlicht
begon vandaag te schijnen
van haringkoppen.

De Groene Amsterdammer, 19-04-2000

http://www.groene.nl/artikel/hoofdcommentaar–4