Cor Hendriks – Sardinië en de Sjerden (2): Het muffeldier oftewel de moeflon

In Nederland leven een paar honderd moeflons (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Moeflon), voornamelijk in het Nationaal Park de Hoge Veluwe (https://www.nunspeethuisaanhuis.nl/nieuws/algemeen/318254/de-moeflon-bijzondere-verschijning-op-de-veluwe- (20 dec 2017, 12:00); ook: http://www.bestemminginbeeld.nl/vakantie/europa/nederland/gelderland/de_hoge_veluwe/actueel/specials/2431/de_big_five_van_de_hoge_veluwe.html). Meer over de moeflon wordt verteld door Jan Paulides (uit 2007): http://www.hetedelhert.nl/fauna-en-flora/40-fauna-overige/589-moeflon.

Ook elders in Europa gedijen de moeflons prima, zoals in Wallonië (https://waarneming.nl/soort/info/1684), maar vooral in Duitsland (http://www.heimische-tiere.de/Mufflon.htm; en ook http://www.zoodirektoren.de/index.php?option=com_k2&view=item&id=241:mufflon-ovis-musimon). Speciale gebieden zijn Kulturland Kreis Höxter, wildpark in Willebadessen; wildpark Hellenthal (zie http://www.greifvogelstation-hellenthal.de). In Duitsland wordt het schaap Mufflon genoemd, maar ook Muffel of Muffelwild. Over de jacht wordt gezegd: “Muffelwild hat einen ausgeprägten Gesichtssinn und kann im Vergleich zu Rehen, die sich vornehmlich auf den Geruchssinn verlassen, einen Menschen auf über 1000 Meter erkennen. Muffelwild ist trotz der geringen Größe und des Gewichts sehr „hart“ im Nehmen und muss mit ausreichend starken Kalibern bejagt werden, um den sofortigen Jagderfolg sicherzustellen.”

De moeflon is te zien in Beieren (zie http://www.wildtierportal.bayern.de/wildtiere_bayern/096779/index.php; evenals https://www.lwf.bayern.de/mam/cms04/service/dateien/a45_das_muffelwild.pdf). In de regio Prüm komt hij voor als mascotte bij carnaval https://www.volksfreund.de/region/pruem/40-jahre-mit-dem-muffeltier_aid-5573503.

Er is in Duitsland zelfs een kindermusical genaamd ‘Der Sommer und das Muffeltier’, waarin bloemen en dieren zich verheugen over de warmende zon van de zomer, maar het muffeldier steelt de zon, waarop planten en dieren bevriezen, maar ook voor het muffeldier heeft deze daad onaangename gevolgen. Het is gebaseerd op ‘Das Riesenmuffeltier’ van Sabine Kursukéwitz. (Zie http://www.grundschule-gudensberg.de/Highlights_Schulleben/Texte_Highlights_Schulleben/Theaterkids_2017.pdf). Het muffeldier had het koud en ging daarom met zijn ‘Po’ (= Popo = achterste) op de zon zitten. Dat gaat een tijdje goed; het muffeldier heeft het warm. De weidebewoners overleggen hoe ze de zon weer terug kunnen krijgen, want zonder zon kunnen ze niet leven. Ze hebben echter geen succes. Maar dan verbrandt de zon het achterste van het muffeldier. Het muffeldier rent naar het meer om zijn vel te doven. Ondertussen halen de dieren snel de zon terug (zie ook http://www.drk-ov-buehl.de/fileadmin/user_upload/intern/bnn0000003334083_0.pdf ; meer http://www.gebrueder-grimm-grundschule.de/seite/173020/bauernfest.html). In sommige versies heeft het muffeldier de zon ingeslikt en baant deze zich een weg naar buiten aan de achterkant. Het is dus een etiologische (https://nl.wikipedia.org/wiki/Etiologie) sage, die vertelt hoe het muffeldier aan zijn kale kont komt.

In de Duitse media zijn veel sensatieberichten over wolven die de moeflons bedreigen: https://www.welt.de/wissenschaft/umwelt/article116555961/Woelfe-loeschen-Mufflons-in-Deutschland-aus.html ; ook https://www.landeszeitung.de/blog/lokales/635631-635631 ; https://www.weser-kurier.de/region/niedersachsen_artikel,-Rueckkehr-des-Wolfs-gefaehrdet-Mufflons-_arid,579353.html ; https://www.az-online.de/leserbriefe/uelzen/mufflon-gulasch-frisch-6870538.html ; https://www.lr-online.de/nachrichten/brandenburg/gehoerntes-wolfsfutter_aid-3001484 (2015); http://www.sz-online.de/nachrichten/die-letzten-mufflons-3543797.html (2016); https://www.jagderleben.de/praxis/muffel-untergang (2016). Genuanceerder is de site http://www.sn-online.de/Thema/Specials/T/Thema-des-Tages2/Die-wilden-Schafe-vom-Mittelmeer, waar ook een recept (slow-food) te vinden is. Een recept voor de bereiding van een stoofschotel van moeflon is te vinden op http://www.wildplaza.com/nl/wildsoorten/moeflon/stoofgerecht-van-moeflon. Meer kooktips zijn te vinden op http://www.wildplaza.com/nl/wildbranche/gastronomie/gastronomie_wildbraad4.html.

De moeflon valt onder wild; en jachtgegevens zijn te vinden op https://www.jagdverband.de/content/mufflon-ovis-ammon-musimon ; zie ook http://www.wildtier-kataster.uni-kiel.de/pages/tierarten/saeugetiere/mufflon.php. Niet iedereen is blij: http://www.faz.net/aktuell/gesellschaft/tiere/beim-muffelwild-knallt-es-in-der-brunftzeit-14494655.html. Maar de jacht is legaal (http://www.aachener-zeitung.de/lokales/eifel/mufflons-sind-zum-abschuss-freigegeben-1.901742). In een bericht uit 2017 wordt gemeld, dat er zo’n 20.000 moeflons (in jagerstaal ‘muffel’ genaamd) in Duitsland leven, vooral in de wouden, waar ze zich hoofdzakelijk met eikels, grassen en loof voeden. “In gebieden als Saksen is het bestand door de wolf echter sterk gedecimeerd,” zegt Reinwald. Moeflons mogen in Duitsland geschoten worden. (Uit https://www.bild.de/news/inland/mufflon/wir-haben-ein-problem-mufflon-im-garten-50661576.bild.html; zie ook https://stadt.winterthur.ch/themen/leben-in-winterthur/freizeit-und-sport/ausflugsziele-freiraeume/wildpark-bruderhaus/mufflon-ovis-orientalis-musimon. Uiteraard brengt de jacht problemen met zich mee en is niet iedereen het ermee eens (http://www.wn.de/NRW/2014/08/1672054-Tiere-Streit-um-Jagd-auf-Mufflons-im-Teutoburger-Wald).

Op Tenerife werden moeflons opgepakt als ongewenste vreemdelingen (http://eldia.es/sucesos/2017-10-19/12-Policia-Canaria-encuentra-cuatro-muflones-instalaciones-ganaderas-Tenerife.htm), terwijl ze in Spanje door de politie met drones worden afgeschoten (https://revistajaraysedal.es/extermina-policia-navarra-muflones/). Ze zijn echter welkom in het Nationaal Park (https://www.eldiario.es/canariasahora/canariasopina/Teide-solicita-premiar-introductor-muflones_6_629997032.html, evenals https://www.tripadvisor.es/LocationPhotoDirectLink-g1087617-d11788886-i245282319-Parque_Cinegetico_Collado_del_Almendral-Hornos_Province_of_Jaen_Andalu.html). Ook in Spanje is er sprake van illegale jacht (https://pacma.es/acciones-legales-contra-la-masacre-de-ciervos-y-muflones-de-huelva).

Voor de legale jacht worden speciale reizen georganiseerd, in Polen bijvoorbeeld (http://chasspol.pl/polowania/polska/muflon/?lang=de), maar ook in andere landen (https://www.diana-jagdreisen.de/wildarten/mufflon-europa evenals http://www.jagdreisen-fabrig.de/mufflonjagd-jagdreisen-fabrig.html).

De moeflon is opgenomen in het standaardwerk van De Buffon (https://nl.wikipedia.org/wiki/Georges-Louis_Leclerc_de_Buffon ) in de Italiaanse versie uit 1773 (p. 173f) in deel 23 van de ‘Storia naturale, generale, e particolare’ onder de titel ‘Storia Naturale di Mufone’, volgens wie de ‘mufione’, zoals de Italiaanse naam luidt, op drie plekken voorkomt, in Griekenland in de bergen van Macedonië en Servië, op Cyprus en als derde op Sardinië en Corsica, waarvoor Strabo (Lib. V) wordt geciteerd: ‘His in insulis [Sardinia & Corsica] nascuntur arietes qui pro lana pilum caprinum producunt, quos musmones vocitant.’ [Op deze eilanden worden rammen geboren die i.p.v. wol een bokkenhuid produceren, die ‘musmones’ worden genoemd.]

Voor Cyprus citeert De Buffon Olfert Dapper, die in zijn beschrijving van het eiland Cyprus zegt (‘Description exacte des iles de l’Archipel…’ 1703, 50; zie https://books.google.nl/books?id=CrVOAAAAcAAJ), dat op dit eiland [hier geen naam!], volgens Strabo [die we net zagen], rammen zijn genaamd ‘Mousmones’ door de oude Grieken of ‘Muscriones’, volgens de getuigenis van Plinius, die de Italianen thans ‘Mufione’ noemen. In plaats van wol hebben ze een vel als dat van bokken of eerder een leer en een vel dat niet verschilt van dat van het hert, en met hoorns als andere schapen, behalve dat ze naar achter zijn gedraaid. De oude bewoners van dit eiland [geen naam!] maken ‘bufles’ [leren vesten] van de huid van deze dieren; maar thans wordt er ‘cordouan’ [Corduaans leer = fijn glanzig leer met gladkorrelige oppervlakte van geite- of bokkevellen, genoemd naar de stad Cordova, Cordua (v. Dale 1984, 537a)] van gemaakt, dat men naar Italië stuurt, waar men het Cordoani of Corduani noemt. Uit wat er staat, kunnen we opmaken, dat Dapper het verhaal van Sardinië hier onder Cyprus vermeldt. Door De Buffon is dit onverkort overgenomen. Niet dat er op Cyprus geen moeflons zijn, ze zijn alleen van een ander ras.

Het verhaal is dus van Sardinië, zoals we kunnen lezen in de ‘Cosmographie’ van Peter Heylyn uit 1652, die over Sardinië zegt: “Here is also the Beast called ‘Mufrones’, or ‘Muscriones’, found in Corsica also, but in no other part of Europe, somewhat resembling a Stag, but of so strong an hide, that it is used by the Italians in stead of Armour: Of the skins of which carried to Cordova in Spain, and there dressed, is made the right Cordovan Leather.” (Zie http://tei.it.ox.ac.uk/tcp/Texts-HTML/free/A43/A43514.html, p. 75; ook http://tei.it.ox.ac.uk/tcp/Texts-HTML/free/A41/A41248.html, p. 19)

Volgens Heynlyn worden de huiden naar Spanje gebracht, waar in Cordova het speciale hooggewaardeerde Corduaanse leer ervan wordt gemaakt, maar volgens Dapper wordt het leer naar Italië gebracht, iets wat wordt bevestigd door Arias Montano Benito; Salazar, Ambrocio de, ‘Aforismos de Tácito. Tesoro de diversa lección’, waar wordt gezegd over Sardinië: “Hay muscriones, que llevan a Italia [gebracht worden naar].” (https://vdocuments.site/arias-montano-benito-salazar-ambrocio-de-aforismos-de-tacito-tesoro.html)

De Buffon heeft in een voetnoot nog een verhaal opgenomen van Gesner (Hist. quad., p. 823), die van een belezen Sardiniër (vir non illiteratus Sardiniam) hoorde over het dier dat het gewone volk ‘muflon’ noemt, waarvan de huid lijkt op die van een hert, de hoorns naar achter zijn gedraaid, etc.

Johann Friedrich Brandt heeft in zijn ‘Medizinische Zoologie oder getreue Darstellung und Beschreibung …’ (Volume 1, 1829, p. 56) opgenomen, dat de darmen worden gebruikt ter bereiding van de beroemde ‘corda’ en de vellen benut voor kleding.’ Hierbij zegt hij in een voetnoot: “Die ‘Mastruca Sardorum’ (Cic. ‘pro Aemil. Scauro’), wovon die, welche sie trugen, ‘Mastrucati’ hiessen (Cic. ‘de prov. Consul cap. 6), soll eine Kleidung aus Muflonsfellen gewesen sein.” Het vlees wordt gegeten en zou nog lekkerder zijn dan wild en ook de melk is prima. Brandt geeft ook de diverse namen voor dit schaap: Duits Muflon[, ook Mufflon, Muffel, Muffeltier]; Frans mouflon[, Nederlands moeflon; ook muffeldier, wild steenschaap], Engels wild sheep; Sardiens musione, Corsicaans muffoli; Italiaans mufione (verder: ovis musimon; musmon; muflon; mufione, bubalis, bubalus; ovis fera; aries ferus; ophion; mousmoon (Strabo); etc.

De namen van de moeflon op Sardinië zijn onderzocht door Max Léopold Wagner, die ook de namen van het lieveheersbeestje op Sardinië had onderzocht (zie daarvoor de PDF https://robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2017/06/Cor-Hendriks-The-Folklore-of-the-Ladybird-4.pdf). Hij begint met de opmerking, dat het algemeen Frans woordenboek bij het artikel ‘Mouflon’ opmerkt: ‘Schijnt geleend van het dialect van Sardinië: cf. het Italiaanse ‘mofola’ in Oudin en het Oud-Frans ‘muifle, muifleron’ in Cotgrave.’ Dit bracht Wagner ertoe de huidige namen van de moeflon op Sardinië te bestuderen, waar Strabo reeds de aanwezigheid van dit dier signaleerde, dat hij μούσμων noemde en dat Plinius net als hem ‘musmo’ of ‘musimo’ noemde. Spano en Porru geven als naam voor de vrouwtjesmoeflon ‘murva’ en voor het mannetje ‘murvoni, murone’, welke vormen teruggaan op een gemeenschappelijk type *mufrone, waarin we de ‘mufron’ zien, door M. Thomas gesignaleerd in de ‘Laterculus’ van Polemius Silvius. […] In het gewoonlijke Italiaans wordt ‘mufione’ gezegd, maar Petròcchi registreerde de concurrerende vormen ‘muffolo’ en ‘mufrone’, en hij signaleert ‘mufo’ in de 15e eeuw bij Luca Pulci (‘Cirisso Calvaneo’, II:44) en bij zijn broer Luigi (‘Morgante’, XIV:80). Hieraan voegt Wagner bij wijze van curiositeit toe dat in de beschrijving van Sardinië van Sigismond Arquer, die figureert, vertaald in het Duits, in de ‘Cosmographie’ van Sebastiaan Münster, de moeflon ‘mueffltier’ wordt genoemd: deze naam is waarschijnlijk gecontamineerd door ‘muffel’ = snoet (museau), of door ‘muffeln’ = stinken (waarvan ons woord ‘muf’). Tot zover Wagner (‘Les noms sardes du mouflon’. In: Romania, tome 35 n°138, 1906. pp. 291-293).

Over hoe die -fi- of -fl- zijn ontstaan, heb ik de volgende theorie: in origine waren dit twee essen, die werden geschreven als de Duitse ß, maar los van elkaar. Het verschil tussen de s en f in de oude vorm is moeilijk te zien en de verwarring is daarom groot; i.p.v. die twee essen kunnen fi, fl of fr worden gelezen.

De vorm Müffeltier komt voor in Duitse vertalingen van Plinius, al vanaf 1565. In Nederlandse vertalingen wordt het woord muffeldier gebruikt ten minste vanaf 1650 (p. 418). In het Zweeds is het Museldiwr (in: Novum Lexicon Sueco-Germanico-Latinum oder neues schwedisch-teutsch und …’, 1716, p. 468 = Nytt Dictionarium På Latin Swenska och Tyska, Som och Swenska och Latin …, 1700 door Gottfried Liebezeit). Dit musel- lijkt veel op het Middelnederlandse ‘museel’ = snuit, snoet (Verdam 372a), vgl. Frans ‘museau’. In het Duits is Muffel hetzelfde als Müffeltier, maar in het Middelnederlands is muffel hetzelfde als moffel, wat weer hetzelfde is als mof(fe), een want, grove handschoen of mof, wat dus hetzelfde is als ‘moffel, moffelkijn, muffelkijn’, wat samenhangt met het werkwoord ‘moffen’ = wegsteken, wegmoffelen (van de handen in een mof). (Verdam 366b) Een ander woord bij Verdam is ‘moffelaar’, ook ‘moefelaar’, wat ‘blaaskaak, vraat’ betekent, waarschijnlijk gebaseerd op hetzelfde idee van wegstoppen, van eten. Het werkwoord ‘moffelen’ wil zeggen: een grote mond opzetten. Het stinken genoemd door Wagner vinden we in het werkwoord ‘muffen’ (Verdam 371a), waarvan afgeleid ‘mufferie’ (stank) en ‘muffich’. Skeat heeft de mof als ‘muff’, een Scandinavisch woord, vgl. (Oud) Zweeds ‘muff’, Deens ‘muffe’ (of ‘muffer’, terwijl muf = ‘muggen’ en schimmel = ‘mug’), wat als oudste betekenis ‘mouw’ heeft, dat hij zelfs noemt, evenals het MHD ‘mowe’, een wijdhangende mouw. Het samenhangende werkwoord is ‘muffle’, van het Oud Frans ‘mofle, moufle’, een soort mof of want, Oud Nederlands ‘moffel’, verkleinwoord van ‘mof’. [Skeat 296b-297a] Maar Skeat heeft ook een ongerelateerd ‘Muff’, een ‘simpleton’, kortom een ‘druiloor’, zoals Verdam geeft als betekenis van ‘musaert’ (371b, afgeleid van muis?), letterlijk ‘een mompelaar’, iemand die onduidelijk spreekt, vanwaar een stommerik (dom persoon). Het komt dus van middelengels ‘muffle, moffle, maffle’ = mompelen, wat hij vergelijkt met Nederlands ‘muffen’ = duf zijn (to dote), vgl. Duits ‘muffen’ = sloom zijn (to be sulky). [297a] Maar in het Duits is ‘muffen’ hetzelfde als in het Nederlands, d.w.z. muf ruiken, i.e. stinken, hoewel ‘muffig’ zowel muf als duf betekent. Er zijn drie werkwoorden ‘muffeln’ opgenomen in mijn Duits woordenboek (1983:902b): de eerste met de betekenis ‘mopperen, knorren’ of ‘mummelen, mompelen’, de tweede met de betekenis ‘voortdurend kauwen’ (wat me wel toepasselijk lijkt voor de Muffel), en de derde ‘muf ruiken, muffen’. Het bekende scheldwoord ‘mof’ voor Duitsers zit ook in dit complex. Volgens Verdam (366b) is het een scheldwoord voor vreemdelingen. Volgens De Vries (1971:450b) is het sinds de 16e eeuw een scheldnaam voor Duitser, waarschijnlijk uit de Duitse soldatentaal, waarin ‘muff’ knorrepot, ongemanierd persoon betekent, evenals nog Zuidned. ‘moef’. Intussen betekent het NHD ‘muff’ eigenlijk ‘schimmel, muffe kelderlucht’ en in deze betekenis is het ontleend aan het Nederlandse ‘muf’. In het nieuwe Duits zijn er drie verschillende woorden ‘Muff’: 1. Muffe lucht; 2. Mof (kledingstuk); 3. Brom-, mopperpot. Voor de mof of sok als technisch begrip (voor de loodgieter, etc.) is er het Duitse ‘Muffe’, dat vulgair ‘kut’ betekent; ook kun je ‘Muffe’ hebben, d.w.z. angst, misschien omdat angst en stinken met elkaar samenhangen, zoals blijkt uit ‘Muffensausen’, wat ‘het scheten laten’ betekent, evenals ‘angst, schrik’. Dus ‘Muffensausen haben’ is in je broek schijten, wat meestal van angst is. In het Frans is ‘mufle’ zowel ‘snoet, snuit’, als ‘lomperd, schoft’; in de 16e eeuw was dit ‘moufle’, waarvan ‘mouflard’ = ‘joufflu’ (bolwangig) (DAF 423b). Ook in OF bestaat ‘musart’ (12e-16e eeuw), 1. Zot; 2. Bedrieger; 3. Losbol; 4. Lafaard; van het werkwoord ‘muser’, wat letterlijk ‘de ‘museau’ (snoet) in de lucht houden’ betekent, vanwaar: 1. Flaneren, zijn tijd verdoen met bagatellen; 2. Zich amuseren; 3. Amuseren, bedriegen. Dit is weer van het woord ‘muse’ of ‘mus’ wat dus ‘snuit’ betekent en waarvan de herkomst onduidelijk is. (DAF 425f)

Over die ‘musmons’ van Sardinië en Corsica zegt Georges Cuvier in zijn ‘The Animal Kingdom: Arranged in Conformity with Its Organization’ (Volume 4, 1827, 324): “Hun huiden worden gebruikt voor diverse doeleinden en in [Corsica] en Sardinië maken de bergbeklimmers er nog steeds vesten van en een soort mantels, die wel eens de huidige representanten van de ‘Mastruca Sardorum’ kunnen zijn, opgemerkt in de commentaren op Cicero, als zijnde gemaakt van de huiden van de Mufro: deze kledij werd in het bijzonder gedragen door de struikrovers uit het binnenland, de ‘Mastruci Latrunculi’.”

In zijn ‘History of Quadrupeds’ (1781, Vol. I, 41; https://books.google.nl/books?id=gelEAQAAMAAJ) zegt Thomas Pennant van de Sardiniërs, dat zij de huiden dragen onder hun hemden, met het idee dat het hen beschermt tegen de slechte lucht. Ze dragen ook een ‘surtout’ (“overal”) zonder mouwen, gemaakt van hetzelfde materiaal, dat neervalt tot onder de knie en die ze strak om hun lichaam wikkelen. De huid is heel dik en kan bestand zijn geweest tegen pijlen, toen die projectielen in gebruik waren. Thans worden deze surtouts gedragen om hen te beschermen tegen doornen en takken als ze door bosjes dringen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze dat kledingstuk bekend als de ‘mastruca Sardorum’, die de commentatoren op Cicero veronderstellen te zijn gemaakt geweest van de huiden van de Mufro: en zijn de Mastrucati Latrunculi degenen die ze droegen. Dit is in zekere zin bevestigd, aangezien ze nog steeds gebruikt worden door de ‘latre’ of bandieten van het eiland; die er het nut van inzien in hun onstuimige aanvallen vanuit de bosjes op de objecten van hun roof.

Cicero stelde de Sardinische mantel van huiden tegenover het koninklijk purper (Quem purpura regalis non commovit, eum Sardorum mastruca mutavit [inruilen voor]). In het Middelnederlands Woordenboek wordt bij het woord ‘ruw’ gezegd: ‘eyn cleit van wilden dieren, dat ruwe uytwart angetaigen, mastruca (bij Duc.: “Sardorum vestis pellita” (Cic.) en “mastruca, vestis Germanica, ex pelliculis ferarum”).’ Dus een mantel of jas van wilde dieren, waarbij het ruwe aan de buitenkant wordt gedragen, en dat kennelijk zowel op Sardinië als in Duitsland wordt gedragen. Ook anderen bevestigen dit. Zo zegt Wilhelm Friedrich Pistorius (‘Amoenitates historico-ivridicæ. Oder allerhand die historien …’, Volume 1, 1731, p. 27, n. aa, bij ‘Mastruca, tunica ex ferinis pellibus’): “Isidorus (…) giebt es vor eine teutsche Tracht aus; Vossius meynet zwar, es stehe dieser Meynung Cicero im Wege, welcher pro Scauro schreibet: Quem purpura regalis non commovit, eum Sardorum mastruca mutavit. [Zie http://www.ae-lib.org.ua/texts-c/cicero__pro_scauro__lt.htm, 45h] Und in der Oration de provinciis Consularibus gedencket er der Mastrucatorum Sardiniae latrunculorum, add. Plautus (…). Allein, ausser dem, daß Paudentius (…) diese Tracht expressè denen Gothen zuschreibet: Matrucis proceres vestire togatos; so scheinet auch die termination dieses Worts, mit dem noch bey uns üblichen Wort: Rock, übereinzukommen.” [Met dit ‘Rock’ wordt een soort jas bedoeld, zoals bij Verdam 499a: Roc, rock: a) Een bovenkledingstuk, rok, overkleed, opperkleed (etc.), vgl. wapenrok.]

Volgens het Glossarium ad scriptores mediæ et infimæ latinitatis, auctore Carolo Dufresne, Tomus 4, 1739, col 556: Mastruca, Sardorum vestis pallita [dit moet zijn: pellita]. Cicero: Res in Sardinia cum Mastrucatis latrunculis gesta. Mastruga 1. Idem quod Mastruca; 2. fortis, aut fortissimus. [Papias: Mastruga, fortis valde, lingua Sardorum.] Dus het woord mastruga komt uit de Sardinische taal en betekent behalve hetzelfde als mastruca dus sterk of zelfs héél sterk, uitermate sterk.

En volgens Latinlexicon.org is mastrūca (mastrūga), ae, f. Sardinian; v. infra, a garment made of skins, a sheepskin, a skin: mastrucam, quod Sardum est, inridens Cicero ex industria dixit, Quint. 1, 5, 8: mastruca vestis Sardonica ex pelliculis ferarum, de qua Cicero pro Scauro: Quem purpura regalis non commovit, eum Sardorum mastruca mutavit? Isid. Orig. 19, 23, 5 (Orell. Cic. Fragm. Scaur. § 45, d, p. 268); so Prud. Symm. 2, 695. (http://latinlexicon.org/definition.php?p1=2034909)

Het betreft dus een mouwloze bontjas, zoals te zien is op een tekening van Mario Perra op de site http://www.capoterra.net/arte_cultura/san_girolamo/sangirolamo_santo.htm, waar ook het gebruik dat Sint Jeroen (St. Hieronymus, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Jerome) ervan maakte in zijn polemiek met de Luciferanen [Altercatio Luciferian et Orthodoxi (“Ruzie tussen Luciferianen en orthodoxen”) van 378], wier leider, de bisschop Lucifero, afkomstig was uit Cagliari op Sardinië. Jeroen verwijst naar de uitspraak van Cicero, die de Sardiniërs ‘mastrucati latrunculi’ noemt, d.w.z. ‘in schapenpels gehulde struikrovers’. (bron https://it.wikipedia.org/wiki/Lucifero_di_Cagliari)

Deze ‘mastruca’ komen we tegenwoordig tegen op het carnaval van Mamoiada, die bestaat uit een gedanste processie die elk jaar plaats heeft vanaf het feest van St. Anthonius te Mamoiada op Sardinië. Het wordt beschouwd als het meest karakteristieke en oudste carnaval van het eiland. De ene groep dansers zijn de mamuthones, die bedekt zijn met huid van zwarte geit (mastruca), terwijl op zijn rug een hele serie klokken (schapenbellen), ‘cariga’ genaamd, zijn bevestigd. Zie hiervoor de volgende foto’s: http://fracademic.com/pictures/frwiki/77/Mamoiada_3.jpg;
http://fracademic.com/pictures/frwiki/77/Mamoiada.jpg.

Mamuthone van voren en van achteren: https://it.wikipedia.org/wiki/Mamuthones; https://www.thecrowdedplanet.com/mamuthones/; https://mysardinianlife.com/2013/11/05/mystical-mamuthones-from-mamoiada/ ; http://www.visitarelasardegna.com/mamoiada-ENG.htm.

De andere groep van dansers zijn de Issohadores, die te zien zijn in het filmpje op deze site: http://www.focusardegna.com/index.php/focus-sardegna/tradizioni/759-i-personaggi-del-carnevale-sardo-mamuthones-e-issohadores, waar na afloop nog veel maar filmpjes te zien zijn, ook met andere halfmythische figuren (bues, o.a.).

Het wordt tijd om de beschrijving, die Strabo van Sardinië geeft, wat beter te bekijken. Ik geef de hele passage, maar bespreek hier alleen het laatste deel ervan. “Het grootste deel van het eiland is ruw en niet vreedzaam, hoewel er veel land is dat welvarend in alles is, vooral graan. Er zijn een stel steden, met name Caralis en Sulchi. Maar de deugden van de plek staan [C225] tegenover een bepaald probleem, want het eiland is ongezond in de zomer, vooral in de vruchtbare gebieden. Deze gebieden worden voortdurend geplunderd door bergbewoners genaamd Diagesbiërs, voorheen genaamd de Iolaërs. Gezegd wordt dat Iolaos hierheen kwam, enige van de kinderen van Herakles meebrengend, en leefde met de barbaren die het eiland bezaten, die Tyrrhenisch waren. Feniciërs van Karchedon [i.e. Carthago] kregen later de overhand over hen en maakten [weer later] met hen oorlog tegen de Romeinen. Toen ze waren verslagen, werd alles onderworpen aan de Romeinen. Er zijn vier volken in de bergen: de Paratiërs, Sossinatiërs, Balariërs en Akonitiërs, die in grotten wonen. Als ze enig ploegbaar land hebben, bewerken ze het niet scrupuleus, maar maken zich meester van wat al bewerkt is, niet alleen wat daar is, maar ze zeilen ook naar die op het vaste land, vooral de Pisatiërs [i.e. bewoners van Pisa]. De [Romeinse] commandanten, die bij tijden naar het eiland worden gezonden, treden op tegen hen, maar slagen daar niet altijd in, want het is niet profijtelijk om kamp te onderhouden in ongezonde plaatsen. Wat hen rest zijn bepaalde slimme strategieën en aangezien ze een bepaalde gewoonte bij de barbaren ontdekten – [n.l.] dat ze enige dagen achtereen feest vierden na hun drieste acties – vielen ze aan op dat moment en versloegen velen van hen. Er zijn daar rammen genaamd ‘mousmones’, die geitenhaar in plaats van wol produceren, en zij [i.e. de Sardiniërs] maken hun borstplaten [i.e. kurassen] met hun huiden. Ze gebruiken ook een licht schild en een dolk.” (Naar: The Geography of Strabo: An English Translation, with Introduction and Notes, 2014 https://books.google.nl/books?isbn=1139952498).

Dus Strabo spreekt niet over mantels maar over borstplaten, lichte schilden en dolken, allemaal zaken die we kunnen waarnemen bij de Noeragische krijgers. Plinius (in de uitgave van 1769:292) neemt het over van Strabo: “:De Inwoonders des Eylands Corsica [bedoeld is Sardinië] gebruiken de vellen (die van de wilde schaapen komen) in plaats van harnassen in den krijg.”

De Noeragische krijgers worden besproken door Pierluigi Montalbano op de pagina http://pierluigimontalbano.blogspot.nl/2010/08/bronze-age-history-civilta-nuragica_05.html met afbeeldingen afkomstig uit het boek ‘Sculptures of Sardinia nuragica’ van Lilliu uit 1966 (zie https://it.wikipedia.org/wiki/Giovanni_Lilliu). De volgende informatie is gebaseerd op een gecorrigeerde automatische vertaling. De technische term voor de bronzen beeldjes is ‘bronzetti’ (enkelvoud: ‘bronzetto’) en er zijn diverse soorten te onderscheiden en dit artikel houdt zich bezig met de krijger-bronzetti, die hun hand niet in saluut (groet) opsteken, daarentegen gaat het om echte tot de tanden bewapende soldaten, die veldslagen oproepen, waarin ze zich onderscheiden door hun heldhaftige daden.

Het eerste beeldje, dat wordt besproken, is nr. 89 uit de catalogus van Lilliu. Het is 16,8 cm hoog en wordt bewaard in het Archeologisch Museum van Florence. De man heeft een soepele stok met een pommel (knop), die een scepter zou kunnen zijn te vergelijken met die van de hoofdman (nr. 4), die in een vorig artikel is besproken. Het is dus vast iemand die tot de hogere officieren behoort en een prestigieuze rol speelt, een leider. Hij draagt een handschoen die de vingers bloot laat en in zijn linkerhand geklemd een dubbel geribbeld mes, genaamd ‘stocco’ [= stootdegen], waarvan het bovenste deel boven de schouder is afgebroken. De helm heeft lange hoorns en een middenkam. Over de tuniek heen wordt de borst beschermd door een wapenuitrusting (kuras) identiek aan die van de ‘Miles Cornutus’ (nr. 96), die hierna wordt beschreven. Ook de scheenplaten zijn hetzelfde. Het gezicht is elegant, met wenkbrauwen en neus, die de gewoonlijke ‘T’ vormen en aan de achterzijde vallen de haren gevlochten in vissengraat op.

Nr. 96 is genaamd ‘Miles cornutus’ [gehoornde soldaat], is 24 cm hoog, komt uit Senorbi en wordt bewaard in Cagliari. Het rust op een voetstuk met vier gaten, die een houten basis suggereren waaraan het beeldje was vastgenageld. In zijn rechterhand houdt hij een lange stocco geklemd met een kling met twee ribben en een gebogen handvat. De linkerhand houdt een schild vast met een niet-gecentreerde ‘umbone’ (knop, zie https://it.wikipedia.org/wiki/Umbone_(arma)). De helm met lange hoorns en het gezicht zijn identiek aan het beeldje nr. 89. Een drievoudige tuniek bekleedt het lichaam en van voren een gegroefde kuras voorzien van een ceintuur waaruit twee omzoomde banden neerhangen. De benen worden beschermd door scheenbeschermers net als nr. 89.

Beeldje nr. 97 is 15 cm hoog, komt van Padria en wordt bewaard in het museum van Cagliari. Het schema is dat van nr. 96, maar de ‘stocco’, uitgerust met twee spijkers die de kling fixeren, rust op de schouder. In het ronde schild met umbone is een prachtige geometrische decoratie te zien en aan de achterkant zijn vier kleine ‘stocchi’ aangebracht, waarvan het gevest te zien is, klaar voor het gebruik in geval van een man-tegen-man-gevecht. De helm met lange hoorns hebben een pommelachtig uiteinde van dubieuze interpretatie. De kuras wordt gedragen over een strakke en korte tuniek die de benen onbedekt laat. Een ‘goliera’ (keelband) beschermt de hals en nek en de schouders hebben een bescherming, waarschijnlijk van gestreept leer. De scheenbeschermers complementeren de defensieve uitrusting en zijn verstevigd door drie verticale lamellen die aan het leer zijn genaaid. De schedel loopt in een eivorm toe en het langwerpige gezicht werkt mee het uiterlijk te ‘oosters te maken’ (orientalizzare).

Bronzetti nr. 104, genaamd ‘Held met vier armen en vier ogen’ is 19 cm hoog, komt uit Abini-Teti en wordt bewaard in Cagliari. Hij is een bekend personage omdat hij vaak wordt gebruikt om het archeologische Sardinië in toeristische gidsen te vertegenwoordigen. Op zijn hoofd draagt ​​hij een helm met een middenkam en twee lange gehoornde hoorns die zich bijna verenigen in het bovenste gedeelte. Het lichaam is strak ingesnoerd in drie tunieken en heeft een borstplaat (kuras) met mouwen gemarkeerd door verticale strepen. Het karakteristieke, dat opvalt aan deze bronzetto, zijn de vier armen, die vier wapens vasthouden. De twee bovenste hebben ‘stocchi’ vast, de onderste twee schilden. Een ander detail dat opvalt is het gezicht met de vier ogen en met de gebruikelijke T-vorm van neus en wenkbrauwen. Het betreft zeker een mythisch personage en de uitrusting van de wapens verhoogt de waarde van de krijger.

De laatste in deze samenvattende serie krijgers, maar niet minder belangrijk, is het beeldje nr. 106, genaamd ‘Demone militare’ (militaire demon), 15 cm hoog, eveneens afkomstig uit Abini-Teti en bewaard in het museum van Cagliari. De helm bestaat uit een halfronde kap met een middenkam en horizontale hoorns. Het lichaam is bedekt met een zwaar leren jasje met halve mouwen en de handen houden dichtbij twee schilden, elk met drie korte dolken aan de binnenkant. Het personage toont een dolk voor de borst opgehangen met een schouderriem. De benen worden beschermd door lange scheenbeschermers versterkt op de knieën. Twee lange vlechten dalen af naar de borst en de massieve algehele vorm geeft de bronzetto de uitstraling van een onoverwinnelijke krijger.

Naast de door Strabo beschreven borstkuras van leer, schild en dolk zagen we de ‘stocco’ als wapen, zoals ook te zien is op de volgende foto van een Noeragische krijger, die een leren gezichtsmasker draagt, bewapend is met schild en stocco, en als kleding kennelijk slechts een leren rokje draagt (https://www.pinterest.ca/pin/847099011134878255/).

Een andere afbeelding van een vierogige, vierarmige krijger is te zien op https://nl.pinterest.com/pin/317433473708173000/. Ook deze krijger is gekleed in de drielagige tuniek, de leren geribbelde scheenbeschermers en dito armbeschermers, die één geheel vormen met de kuras. Het gezicht lijkt bedekt met een masker en op zijn hoofd heeft hij een eivormige helm met kleine hoornknobbels aan weerszijden. Het schild heeft een niet centrale knop.

Je kunt natuurlijk aan een bronzen beeldje niet zien van wat voor materiaal de kledingstukken, die op de beeldjes zijn weergegeven, zijn gemaakt. Maar van sommige dingen is het duidelijk dat ze van leer zijn zoals banden, ceintuurs, scheenbeschermers, foedralen voor dolken, pijlen, etc. Maar ook bepaalde grotere kledingstukken zoals de borstkurassen en ook de rokjes van de vechters lijken me van leer. Eenmaal deze lijn ingezet is de vraag of niet andere zaken ook van leer zijn, zoals de mantel van deze ‘priesteres’ (https://nl.pinterest.com/pin/109775309639079182/).

Afbeeldingen van Noegarische strijders (Nugaric Warrior) zijn te vinden op de fraaie pagina http://picssr.com/tags/bronzetti/page8 (zie ook de andere pagina’s eromheen). Ook op de wikipagina https://en.wikipedia.org/wiki/Nuragic_bronze_statuettes zijn fraaie afbeeldingen te vinden.

Een uitgebreide studie van de Noeragische krijgers aan de hand ook van opgegraven schedels is gedaan door Alessandro Atzeni en hij doet ervan verslag in een artikel genaamd ‘Nuragic Warriors from prehistoric Sardinia: an osteological and experimental analysis’ (29-5-2017; http://sardinianwarrior.blogspot.nl/2017/05/nuragic-warriors-from-prehistoric.html). Deze studie bevat veel interessante observaties, maar daar kan ik hier niet uitgebreid op in gaan. Eén detail lijkt me hier wel interessant en dat betreft de bovengenoemde back-up dolken, die achter het schild gestoken zitten. Hierover zegt hij: “Het idee was dat de krijger deze extra zwaarden kon gebruiken om te vechten zodra het hoofdwapen gebogen [gebroken lijkt me meer toepasselijk] is geraakt. Maar bij het reconstrueren van de schilden hebben we gezien dat gewoonlijk de zwaarden in het midden van het schild passen, waar het handvat vastzit. Dit betekent dat de krijger de hand gebruikte voor het hanteren van zowel het schild als de zwaarden. Er zit geen schede achter het schild om deze zwaarden in te dragen. Het andere interessante iets is dat de handvaten van deze back-up zwaarden identiek zijn aan dat van het hoofdwapen gebruikt door het figuurtje; en het handvat is voorzeker dat van een wijzwaard (votive sword). Dit is belangrijk, aangezien lang gedacht is dat de back-up zwaarden werpzwaarden, dolken of enorme bronzen pinnen waren.”

Alzeti merkt nog een ander interessant feit op betreffende de wapens die de bronzetti dragen en dit betreft de identiteit van de zogenaamde ‘Noeragische boemerang’. “Dit idee is gebaseerd op een bepaalde bronzetto, die een wijzwaard en een lange gebogen stok draagt (d.i. nr. 89 hierboven). Maar als we nauwgezetter kijken naar het heft van de stok, zien we een detail dat ook te zien is bij andere stokken van deze bronzetti. Deze stokken zijn de zogenaamde ‘commandostok’ of scepter, gedragen door de beeldjes van leiders. Na de veronderstelde boemerang gereconstrueerd te hebben en bemerkt te hebben dat met deze typische vorm en deling het wapen niet goed werkt, neem ik (i.e. Alzetti) aan dat we over hetzelfde ding spreken. Deze krijger dus (i.e. nr. 89) moet een leider in wapenuitrusting zijn, met de bevelvoorwerpen: het wijzwaard en de scepter. Merk op dat deze krijger vrijwel identiek is met een van de stelletjes genaamd ‘the fellow soldiers’. In de representatie zien we een gehoornde krijger bewapend met een wijzwaard en de andere met een stok rustend op zijn schouder.”
Dit is de bovengenoemde ‘stocco’, waarin Alzeti ook een scepter wil zien en waaraan hij vergaande conclusies wil verbinden over de aard van de Noeragische samenleving, waarin ik hem niet volg, want volgens mij is het geen scepter maar een of ander wapen.

Een Pinterest-pagina met Noeragische krijgers en andere bronzetti is te vinden op https://nl.pinterest.com/pin/109775309638988768/?lp=true.

Op diverse sites (http://www.wikiwand.com/en/Sherden evenals http://ironlithium.tumblr.com/post/49261140018/the-sherden-also-known-as-serden-or-shardana-are) is te lezen dat wapens en wapenuitrusting gelijk aan die van de Sjerden zijn gevonden op Sardinië, die echter dateren van diverse eeuwen na de periode van de Zeevolken. Ik heb daar nog geen goede afbeeldingen van kunnen vinden, maar ik neem aan dat deze wapens, gevonden op Sardinië, primitiever zijn dan de wapens van de Sjerden, die ook een ontwikkelder schild hanteren, weliswaar nog steeds rond maar met twee handvaten aan de binnenkant, één voor de hand en één voor de elleboog, terwijl de onhandige extra dolken zijn verdwenen (evenals de umbone).

Lees ook het vervolg: Sardinië en de Sjerden (3): De naam van het eiland Sardinië

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-sardinie-en-de-sjerden-1-introductie/