Cor Hendriks – Anneke Tanneke Toverheks in Suriname

Een van de populairste spelen in Nederland in het begin van de twintigste eeuw was het spel van Anneke Tanneke Toverheks. Thans is dit spel geheel uit het collectieve geheugen verdwenen. Op het internet is Anneke Tanneke alleen nog bekend van een zesregelig versje over haar hond, die haar gooit op de grond. In de door mij onderzochte collectie Boekenoogen van het Meertens Instituut trof ik 57 versies van het spel aan, allen daterend van het eind van de 19e eeuw. Ook in de dertiger jaren van de twintigste eeuw is onderzoek naar dit spel gedaan. In totaal betreft het ruim 90 versies.

Ook in Suriname was het spel bekend en één versie werd bij een enquête uit 1958 opgetekend en in 1963 gepubliceerd. De beschrijving is als volgt:

Dit is een spel dat meestal door meisjes gespeeld wordt. Men tekent dan op gelijke afstand van elkaar drie cirkels. De middelste stelt een huisje voor en de twee anderen ‘hemel en hel’. Daarna wordt er bepaald wie de toverheks zal zijn. De overigen gaan in de middelste cirkel staan. Ze stellen een moeder met haar kinderen voor. Wanneer bepaald is wie de moeder zal zijn, geeft deze aan al haar kindertjes bloemennamen. Dan komt de heks en doet alsof ze aanklopt, waarna het volgende gesprek begint tussen haar en de moeder:

Heks: Ko-ko-ko-ko-ko.
Moeder: Ja, wie is daar?
Heks: Anneke, Tanneke Toverheks.
Moeder: Wat moet je hebben?
Heks: Een beetje vuur.
Moeder: Er is geen vuur.
Heks: Een beetje as.
Moeder: Er is geen as.
Heks: Maar ik zie de schoorsteen roken.
Moeder: Dat is die van mijn buurman.
Heks: Mag ik binnen?
Moeder: Neen.
Heks: Met mijn schoenen?
Moeder: Neen.
Heks: Met mijn zilveren schoenen?
Moeder: Neen.
Heks: Met mijn gouden schoenen?
Moeder: Neen.
Heks: Met mijn hemelse schoenen?
Moeder: Ja.
De heks gaat in de ronde cirkel waarna het gesprek doorgaat.
Heks: Oh, wat is de vloer toch vuil!
Moeder: Neem je tong en lik het af!
Heks: Oh, wat heb je toch mooie kinderen, mag ik er één van hebben?
Moeder: Als je de naam kent.
Dan begint de heks verschillende bloemennamen te noemen. Hoort een van de kinderen haar naam, dan moet ze vlug naar de ‘hemel’ rennen. De heks moet n.l. proberen haar te pakken en naar de ‘hel’ te brengen. Als het kind eenmaal in een van deze cirkels is, gaat de heks door met het noemen van bloemennamen tot alle kinderen uit het ‘huisje’ zijn.[1]

Er zijn een aantal verschillen met de in Nederland opgetekende versies. De hemel en hel worden in geen enkele versie genoemd en cirkels worden er niet getrokken. Wel wordt soms een vierkant gezet om een ‘huisje’ te markeren. Dit kan uiteraard alleen op tegels. Ook het geven van namen aan de kinderen komt in geen enkele Nederlandse versie voor; ik kom hier verderop op terug. Dan begint het spel met ‘ko-ko-ko-ko-ko’, hetgeen overeenkomt met ‘klop, klop, klop’, het geluid van Anneke Tanneke, die op de deur klopt (in enige gevallen belt ze aan: ‘Tingeling’), waarop de moeder vraagt: ‘Wie is daar?’ (of: Wie klopt daar?), waarop Anneke antwoordt met het zeggen van haar naam, waarna de moeder vraagt: ‘Wat moet je (hebben)?’ Anneke komt met een smoesje: ze vraagt om ‘een kooltje vuur’. De moeder zegt: ‘Ik heb geen vuur.’ In een aantal versies vraagt Anneke dan om (hete) as. Meestal wordt dit echter overgeslagen en ontstaat een twistgesprek tussen Anneke en de moeder, omdat Anneke haar niet gelooft: ‘Ik heb je schoorsteen zien roken!’ De moeder zegt, dat het bij de buurman (of buurvrouw) was. Dan vraagt Anneke of ze binnen mag komen. Dit wordt geweigerd, soms met het motief, dat Anneke vuile schoenen aanheeft. Anneke zegt haar glazen muiltjes aan te zullen doen; en als dat niet goed is haar zilveren muiltjes, tenslotte haar gouden muiltjes en mag dan naar binnen. Over ‘hemelse schoenen’ wordt niet gesproken. Vaak zijn de glazen muiltjes al voldoende om naar binnen te mogen. Dat Anneke zegt, dat de vloer vuil is, komt in geen enkele Nederlandse versie voor; daarentegen is het Anneke die vuil is; in één versie zegt de moeder: ‘Veeg je voeten, kam je haren uit, schud de vlooien uit je hemd, was je!’ Slechts in één versie uit Anneke commentaar: ‘Hé, wat is het hier glad!’ Waarop de moeder zegt wat zout te zullen strooien. Dat Anneke met haar tong het vuil moet weglikken, komt dus niet voor. Dan merkt Anneke op, dat de moeder mooie kinderen heeft, en vraagt of ze er een mag hebben. Dit wordt over het algemeen geweigerd en Anneke vraagt of ze er een mag kopen en als dat ook wordt geweigerd of ze er een mag stelen. Ook dat wordt geweigerd. Anneke belooft dat de kinderen het goed bij haar zullen hebben: ze zal ze taarten en pasteien te eten geven of ze meenemen naar Luilekkerland, waar de gebraden varkens met het mes in de rug rondlopen en het water chocolade(melk) is. Of ze zal ze leren naaien en breien. Of ze zullen slapen in donzen bedjes. Dan geeft de moeder toestemming en Anneke probeert er een te pakken of Anneke rooft een kind, dat dan voor heks moet spelen. Meestal echter komt Anneke, met het geroofde kind achter haar rug, als een soort bochel, voor een tweede keer om een kind, rooft ook dit kind, dat ook achter haar aanloopt tot alle kinderen achter haar aan lopen. Die neemt ze dan mee naar haar ‘hol’ en geeft ze nieuwe namen. De moeder moet dan de nieuwe namen raden en krijgt alleen die kinderen terug wier naam ze weet te raden. Dat de heks de namen moet raden, komt in Nederlandse versies slechts eenmaal voor, maar er zijn versies, genaamd ‘kousenbedek’, waarin de heks de kleur van de kousen van een kind moet raden (de meisjes dragen allemaal lange rokken en zitten zo, dat ze met hun rokken hun kousen bedekken, vanwaar de titel). Als ze juist raadt, mag ze het kind meenemen. Als alternatief voor het raden van de kousenkleur wordt bij één versie gemeld: men geeft namen: peperhuisje, asschepoester, enz. en als de heks het raadt mag ze het kind meenemen.

In de Nederlandse versies komen diverse episoden voor, die in de Surinaamse versie niet terugkomen. Zo wordt vaak door de heks gezegd, dat het eten aanbrandt, waarop de moeder gaat kijken en de heks maakt van de gelegenheid gebruik om een kind te stelen. Iets anders is, dat de moeder aan de kinderen vraagt hoe ze zijn behandeld door de heks (die had beloofd goed voor hen te zullen zorgen). De kinderen zeggen dat ze ratten en muizen moesten eten of naalden en spelden en moesten slapen op rottend stro. De episode van de vuile schoenen is vaak anders vormgegeven: Anneke zegt haar schoenen uit te zullen trekken. Ze heeft vuile kousen; die zal ze ook uittrekken. Ze heeft vuile voeten; dan zal ze het vel afstropen. Dan komt alles onder het bloed. Deze episode komt ook in Engelse versies voor. Hier is het echter niet de heks maar de moeder, die om haar kinderen te mogen zien van de heks niet binnen mag komen omdat ze vuile schoenen heeft. Ze zal ze uittrekken, net als de vuile kousen. De vuile voeten zal ze afhakken, waarop de heks klaagt over bloed op de vloer. Deze episode is te zien in het spel ‘The Witch’, evenals in ‘Mother, mother, the pot boils over’ en in het spel ‘Shepherd and Sheep’, waarin de wolf de kinderen steelt en de herder niet wil binnen laten vanwege zijn vuile schoenen.

Het spel wordt besproken door William W. Newell in een artikel genaamd: ‘Game of the child-stealing witch’. Dat het spel eeuwenoud is, is zeer onwaarschijnlijk. De oudste Nederlandse versie is de Belgische opgetekend door Wolf en gepubliceerd in Wodana in 1843. Het heeft als titel ‘De manke heks’ en de dialoog omvat slechts weinig regels.

Volgens M. Zwaagdijk komt het spel voor op het bekende schilderij van Pieter Bruegel.[2] ‘Bruegel beeldt het uit op de pui van een gebouw op ‘t middenplan van zijn schilderstuk. Er is een moeder (op de pui), kinderen (op de trappen) en A[nneke] t[anneke] tovenaar met een kind op de rug (daar voor staande).’ Dit is spel 66 (of 65) in het overzicht van de 80 kinderspelen met de uitleg: Zakdragen. Het is dus niet Anneke Tanneke met een geroofd kind, maar een veel eenvoudiger spel. Een spel met een heks in de hoofdrol is ook ondenkbaar in de tijd van de heksenvervolgingen. Pas in de 19e eeuw wordt de heks tot de fantasiefiguur, die in sprookjes, in kinderspelen en in maskerades (met Carnaval en Halloween) voorkomt.

Bijgevoegd zijn 2 PDFs; de ene, ‘Kinderspel in Suriname’, is de tekst uit het boekje van de Stichting Etnologische Kring Suriname uit 1963. De andere, ‘Anneke Tanneke Toverheks’, is een onderdeel van het Werkbestand voor ‘Boekje Open Twee’. De code, zoals aldaar ontwikkeld, luidt voor de Surinaamse versie: A124 – B12345 – C123 – D123 – cf. E6, kortom heel normaal.

[Ps. Engelse versies van het spel worden ook besproken door Iona en Peter Opie in ‘Children’s Games in Street and Playground’ (Oxford 1970 = 1969), 317ff: ‘Mother, the cake is burning’, vooral 323f, waar de moeder de kinderen wil zien, maar vuile schoenen heeft, dan vuile kousen, vuile voeten, die ze zal afsnijden, wat weer bloed op het tapijt zal geven, etc.]
[1] Stichting Ethnologische Kring Suriname, Kinderspel in Suriname, Paramaribo 1963, 35f.

[2] M. Zwaagdijk, ‘Kinderspelen uit West-Friesland (1934) en die op het schilderij van Pieter Bruegel (1525-1569) afgebeeld’, in: West-Friesland Oud & Nieuw 20, 1953, 60-69.

PDF’s:
Kinderspel in Suriname
Anneke Tanneke Toverheks