Thomas Blondeau – Interview met Thomas Rosenboom: ‘In het ware genot zit gevaar’
Bij Thomas Rosenboom ontaardde totale vrijheid in een isolement
Hij zou het niet erg vinden als er geen nieuw boek meer van zijn hand verschijnt. Maar wat moet Thomas Rosenboom anders de hele dag? Volgende week geeft de Leidse gastschrijver de Albert Verwey-lezing. ‘Ik ben te oud om nog een ander vak te leren.’
U heeft zich wel eens laatdunkend uitgelaten over de Nederlandse jeugd. U geeft nu colleges creatief schrijven aan Leidse studenten. Bevalt het contact?
‘Jazeker. Nou is dit natuurlijk niet de gemiddelde jeugd. Na afloop kan ik geen bier met ze drinken, want ik word gelijk naar huis gebracht. Erg vriendschappelijk zal het wel niet worden.’
Hebben ze u gelezen?
‘(gniffelt) Dat heb ik ze niet gevraagd.’
Heeft u ooit schrijfcursussen gevolgd?
‘In mijn tijd bestond dat nog niet. Toen ik nog moest debuteren heb ik ooit gepraat met schrijver Dirk Ayelt Kooiman die toen commentaar gaf op een manuscript van mij. Maar ik denk dat het wel nuttig is om creatief schrijven te volgen. Iedereen heeft een bepaald, natuurlijk, maximaal schrijfniveau. Dankzij zo’n cursus kun je dat niveau eerder bereiken. Maar ik denk niet dat iemands schrijfniveau hoger kan worden.’
Talent heb je of niet.
‘Ja, zo’n cursus is tijdsbesparing. Of je komt erachter dat het schrijven helemaal niets voor je is. De studenten die nu gestopt zijn met mijn vak te volgen, die hebben ook iets geleerd.’
Zou u ooit iemand aanraden om schrijver te worden?
‘Nee, behalve een heel groot talent, maar die heeft zo’n aansporing niet nodig. Kijk, als je ongelukkig wil worden in het leven, dan moet je met een matig talent het kunstvak in gaan. Dat zie je heel vaak gebeuren. Dan kun je nog wel een heel leuke tijd hebben op de kunst-, of toneelacademie. Maar dan… ja, dan is het feest voorbij. Ik heb jongens in mijn vriendenkring gehad – toen ik nog studeerde – die kwamen van de Rietveld af. Hadden ze nog ergens een expositie maar niet in de vooraanstaande galeries. En ze werden niet aangekocht door musea.
‘Rob Scholte, een generatiegenoot van ze, maakte dat wel mee. En dan gaan ze zich afvragen hoe dat toch komt (lacht). Dan komen ze al gauw op ideeën dat wie succes heeft, commerciëler is of beter netwerkt. Ze zoeken oorzaken buiten zichzelf om zichzelf te sparen. Dat leidt natuurlijk tot rancune en paranoia. Je kan heel makkelijk verzuren.
‘Dan kun je maar beter met liefde een normaal beroep uitoefenen, en niet die enorme offers brengen zoals kleinere talenten zo vaak doen. Die blijven maar doorgaan. Gaan ze iedere dag naar hun atelier waar ze zijn omringd door vierhonderd onverkochte schilderijen. En dan beginnen ze aan schilderij vierhonderd en één. Vaak brengen ze ook het offer van de kinderloosheid.’
U heeft ook geen kinderen.
‘(Lacht) Nee, maar voor mij is dat ook geen offer. Ik heb nooit een kinderwens gehad.’
Geeft u vuistregels aan uw studenten?
‘Wat kun je anders? Je kunt schrijvers in twee groepen indelen. Schrijvers die voor zichzelf schrijven en zij die gelezen willen worden door derden. Ik richt me op die laatste groep. Aan die mensen kun je bijbrengen dat er wat op het spel moet staan in een roman. Dat je personage wat te winnen dan wel te verliezen heeft.
‘Dat klinkt voor de hand liggend, maar toen ik jong was heb ik zelf jaren lang geschreven zonder hieraan te denken. Ik dacht literatuur te maken had met diepte, met stijl. Als iemand me had verteld dat ik me moest richten op een conflict dan had me dat jaren gescheeld. Dan was ik geen betere schrijver geworden, maar dan was ik eerder op mijn niveau terechtgekomen.
‘Verder zijn er in de literatuur deugden zoals die ook in het gewone leven gelden: doelgerichtheid, spaarzaamheid, duidelijkheid.’
Schrijvers praten vaak over hun vak alsof het een manie is. Als ze niet zouden schrijven, zouden ze gek worden. U ook?
‘Nee, dat heb ik niet. Ik kan niet zeggen dat schrijven me gelukkig maakt. Het geeft me wel voldoening. Maar ik voel me beter tussen twee boeken in dan tijdens het schrijven. Of wat opener in ieder geval, meer geïnteresseerd in andere mensen en in de wereld. Ik zou er best mee kunnen leven als er nu voor de rest van mijn leven geen boek meer zou verschijnen. Ik heb me wel bewezen. Maar wat moet je dan doen de hele dag? Ik ben te oud om nog een ander vak te leren.’
Uw personages zijn monomaan. Ze willen maar één ding en dat dan heel fanatiek.
‘Ja, zo hoort dat in goede boeken. Zie je ook bij Dostojevski, Hermans… Daar hebben romans ook vaak iets kunstmatigs. Je vindt meer realistische personages in de lectuur. In die boeken ontmoet je personages zoals in het echte leven. Dan zijn mensen met een heleboel bezig: een ander kapsel, een gezin, werk, belastingen betalen, vriendschappen, de maatschappij. Misschien ben ik daarom ook wel jaloers op literaire personages.’
En dat terwijl een schrijver ook behoorlijk monomaan kan zijn.
‘Ja, dat betekent ook dat je tegenover heel veel dingen onverschillig bent. Ik woon nu al veertien jaar hier (kijkt rond in zijn Amsterdamse flatje) zonder ooit iets aan het huis te hebben gedaan. Ik zit altijd hier (klopt met zijn hakken op het parket) dus die lak is weg en als je dan een beetje wijn morst, trekt dat erin. In de keuken en waar ik de douche uit kom, is het hout helemaal zwart. Ik kom helemaal niet op het idee om dat er iets aan te doen. Niet belangrijk. Net als eten. Ik eet iedere dag hetzelfde. Ik heb een half jaar zalm gegeten met roggebrood, met gekookt ei en peterselie. Vind ik lekker.’
Voor uw nieuwste roman had u een werkkamer op de uitgeverij. Geen gebruikelijke situatie.
‘Ik heb nooit normaal werk in de maatschappij gehad of een gezin die me wat structuur gaf. Ik leef al een jaar of vijfentwintig in totale vrijheid. Dat kan je ook te veel worden. Altijd uit jezelf in beweging moeten komen. Nooit een vanzelfsprekendheid hebben om op te staan of naar bed te gaan…
‘Ja, op een gegeven moment ontaardde dat bij mij. Ik stond zo laat op en begon zo laat met schrijven dat ik al moe was als ik begon. En dan werkte ik tot middernacht, wat me dan weer in een isolement bracht. Met zo’n werkkamer moest je er om halfzeven uit omdat het gebouw dan werd afgesloten.’
Literatuur is voor u een manier van leven. En voor de lezer? Vermaak?
‘Nee. Literatuur is het belangrijkste wat er is in mijn leven. Naast de liefde natuurlijk. En vooruit, ook de medemenselijkheid. Als ik schrijf, dan denk ik er niet aan om de ander te “amuseren”. Dat vind ik een veel te klein woord. Ik wil mensen iets laten beleven wat zo heftig is dat het niet meer aangenaam is. In het ware genot zit een element van gevaar.
‘Daarnaast is een boek een oefening in het verplaatsen in anderen. Je oefent je medelijden.’
Curriculum vitae
Thomas Rosenboom
1956 Geboren in Doetinchem
1983 Studeert cum laude af in Nederlands en debuteert in dezelfde week met de verhalenbundel De mensen thuis en wint daarmee de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs
1985 Publiceert de roman Vriend van Verdienste
1995 Wint de Libris Literatuurprijs en de Dirk Martensprijs voor de roman Gewassen vlees
2000 Wint de Libris Literatuurprijs voor de roman Publieke werken
2004 Schrijft het Boekenweekgeschenk Spitzen
2009 De roman Zoete mond verschijnt
Steekwoorden: voornamelijk historische romans – stijl aangepast aan het tijdvak waarin het speelt – bestsellerauteur – Amsterdammer – dierenvriend – romans waarin toeval geen rol speelt
Leids Universitair Weekblad Mare, Nr. 9, 11 november 2010
Plaats een reactie