Tessa van Veen – Je kunst of je leven (7): De Stichting en de ontdekking Pieter van Goudzwaard (1929-1983)
Er was sprake van een commerciële kant, maar aan Edwin zat, na de detentie en de scheiding, zeker ook een idealistische kant. Het was zijn idealistische kant die, hem bijna direct deed besluiten zijn ontdekking, de Pieter van Goudzwaard collectie, onder te brengen in een stichting. De “trigger” hiervoor was een Duitse galeriehouder, die als “aan de grond genageld” stond te kijken naar, toen slechts drieëntwintig schilderijen van Pieter van Goudzwaard, die uithingen in de winkel aan de Vos in Tuinstraat. Hij bood zonder enige aarzeling één miljoen gulden. Dit bod werd door hem met alle denkbare zekerheden omkleed. Het was dus absoluut geen bluf. De galeriehouder gaf al zijn persoonlijke en zakelijke gegevens blijmoedig prijs. Hij vermoedde, dat de hoogte van zijn bod een niet af te slaan voorstel zou zijn. Edwin dacht er wel één slapeloos nachtje over na, maar toen was hij volledig overtuigd geraakt van de stap, die hij zou gaan zetten. De volgende ochtend stond de Duitser al vroeg voor de deur om het besluit van Edwin te vernemen. Helaas. Edwin moet hem teleurstellen, het gaat niet door. Edwin loopt in één moeite door naar een notaris op het Lange Voorhout. Hij gaat direct een stichting in het leven roepen, en de schenking van de Pieter van Goudzwaard schilderijen in orde maken. Deze collectie vindt hij zo bijzonder en belangrijk, dat die voor het nageslacht bewaard en het liefst als geheel bijeen moet blijven. Op 20 augustus 1997 is het een feit. De notaris waarschuwde Edwin met de woorden: “Na deze actie bent u de schilderijen wel kwijt”.
“Er bestaat niet zoiets als een probleem zonder een geschenk in de hand. U zoekt problemen omdat u hun geschenken nodig hebt.”
Uit Richard Bach’s “Illusies”.
Voor Edwin was het een serieus en weloverwogen besluit en een belangrijke stap in zijn leven. Het maakt voor hem niets uit of je nu zegt ik bezit of ik beheer. Hij wil iets terug doen voor de maatschappij, die hij eerder schade heeft berokkend met zijn gedrag. Dat klinkt gewichtig en dat is het voor hem ook. Een bedrag met zes nullen, zo maar ineens, dat vond hij toch iets te gemakkelijk. De stichting is een nieuw doel in zijn leven en hij legt er zijn ziel en zaligheid in. We koesteren samen de Pieters en Edwin verzamelt verder bijzondere aanvullende werken voor de stichting. Werken, die het verdienen om ook bewaard en bewonderd te worden. De Haagse antiek- en boekenmarkt op het Lange Voorhout wordt een soort hofleverancier. Iedere donderdag en zondag is Edwin er als één van de eersten bij. Hij koopt veel in voor de winkel om te verhandelen, maar ook werken voor de stichting om te bewaren. Hij doet er belangrijke ontdekkingen. Hij volgt daarbij vooral zijn intuïtie, want de handelaren op de markt weten vaak helemaal niets van de handel, die ze aanbieden. Meerdere keren per dag maakt Edwin zijn rondje om niets te missen of om nog een keer te onderhandelen over de prijs. De markt leeft en bruist. Het is een leuke tijd. Er staan markante figuren op de markt. Ieder met zijn eigen “one-liners”. Zoals Bennie bijvoorbeeld. Steevast. Als jij vraagt: “Bennie, hoe gaat ie?” Roept hij: “Rustig an, dan breek ut lijntje niet!”. Kunst- en antiekhandelaren zijn een slag apart. Een ieder heeft zijn nukken en eigenaardigheden.
Tijdens één van onze eerste verkennende wandelingetjes door de buurt, zagen we om de hoek van de Vos in Tuinstraat, in de Jagerstraat, in een pakhuis een groot schilderij tegen de achterwand staan. Bij het zien ervan kreeg Edwin meteen een stoot in zijn maag. Ik was ook direct diep onder de indruk. Het werk was twee bij twee meter. Een imposante maat. Het werk had een lichte achtergrond met grote zwarte vegen. Een primitieve oerkracht straalde je tegemoet. Abstract expressionisme in zijn puurste vorm. Wat een lekker schilderij. On-Nederlands goed. Er stonden nog veel meer schilderijen tegen de wand in dit pakhuis, maar die kon je helaas niet goed zien. Verder stonden er allerlei meubelen en allerhande snuisterijen opgeslagen. Drie prangende vragen dienden zich aan, wie is de eigenaar van dit pakhuis, van de schilderijen, en wie heeft deze kunst gemaakt? Daar kwamen we gelukkig vlot achter. Een buurman van een paar panden verderop sprak ons aan. Gewoon om kennis te maken met de nieuwkomers. We kletsten wat weg en toen stelde Edwin de vraag: “Weet jij toevallig van wie dat pakhuis is hier om de hoek?”. Arie, zo had hij zich voorgesteld, begon te lachen. “jazeker weet ik dat. Dat is mijn pakhuis, hoezo?”. “Nou, we hebben daar achterin een groot schilderij zien staan”. “Oh dat, dat is een Pieter, ken je die niet dan? Pieter. Pieter van Goudzwaard”, zei Arie. “Nee, sorry, nooit van gehoord” zei Edwin. “Ik heb er wel meer hoor”, ging Arie verder. “Kom op, dan gaan we kijken” stelde Edwin voor. De volgende dag kwam het er pas van. We hadden geen rustige nacht gehad. We baanden ons een weg door het pakhuis en zagen steeds meer Pieters staan. Edwin begon te vissen naar prijzen. Arie hield af. Hij was er niet klaar voor. Hij legde uit, dat zijn overleden echtgenote Fatima een zeer spirituele band had met Pieter. Hijzelf en zijn echtgenote waren bevangen geraakt door het werk van Pieter, maar Fatima was echt bezeten. Net als wij, vanaf de eerste aanblik. Toen Arie doorkreeg, dat wij de zelfde bevlogenheid hadden, was hij genegen een paar Pieters aan ons te verkopen. In “plukkies”, zoals hij dat noemde, van tien of twaalf stuks verkocht hij de werken aan Edwin. Eigenlijk kwam het erop neer, dat wanneer Arie geld nodig had, kon er wat gekocht worden, anders niet. Toen alle Pieters uit het pakhuis waren overgedragen dachten we “compleet” te zijn. Niets was minder waar. Arie nam ons op een goeie dag mee naar zijn kelder. Dat was schrikken. Helemaal afgeladen vol met Pieters, maar ooit erin ingesmeten zo te zien. Hoewel er wel een poging leek te zijn gedaan om de werken netjes op pallets te plaatsen, was ermee niet voorkomen, dat er toch aanzienlijke waterschade was ontstaan aan een aantal werken. De schimmel tierde er welig. Sommige schilderijen waren al deels vergaan door vocht en spocht.
“Je kunt Pieters wel uit de kelder halen, maar de kelder haal je niet meer uit de Pieters”.
Een Pieter ruik je. Altijd.
Ook de kelder voorraad sneuvelde en kwam in ons beheer. Arie, een handelsman in hart en nieren, vond het wel een beetje gek, maar respecteerde natuurlijk onze keuze. Hij was zeer benieuwd hoe een en ander zou aflopen. Pieter werd postuum “een oude bekende” voor mij. Alles uit Pieters atelier, dat verder bewaard was gebleven, brieven, foto’s, affiches, krantenartikelen, pamfletten en schilderdoos, kwam bij ons terecht. En daarmee in goede handen. Toen was het aantal Pieters ongeveer 350 stuks. Voor ons een feest van 25 jaar kunstenaarsproductiviteit. Een heel traject van kunstenaarschap trekt aan je voorbij. Van zeer sterk en geladen werk tot “zwakke broeders”. Stuk voor stuk zeer uiteenlopend werk, maar allemaal met een eigen zeer herkenbaar “handschrift”. In letterlijke zin ook met allerlei verschillende signaturen. Van eenvoudig monogram tot voluit in schuine schrijfletters. Op de voorkant, gewoon rechtsonder, maar ook verso of uitsluitend op het spieraam. Zoveel werken, zoveel handtekeningen. Het mooiste, dat Pieter over zijn werk zei, was: “het is aanvaardbaar voor andere planeten”. En dat is nu juist het allermooiste van abstract expressionistisch werk. Een universele beeldtaal, waarbij je niemand voor de kop stoot. Andersom is het zo (zo erg is het) dat ik het eigenlijk als een persoonlijke belediging ervaar als iemand het werk van Pieter niet op waarde weet te schatten. Met waarde bedoel ik dan het feit, dat we bereid waren ons leven in het teken te stellen van het werk van Pieter van Goudzwaard. Volkomen onterecht natuurlijk van mijn kant om dat als een belediging te ervaren. Maar het is van mij een instinctieve reactie. Als je het niet ziet, dan vind ik jou een arm mens. Dat kan denigrerend worden uitgelegd en dat is per definitie fout. Maar dat is wat ik voel, dat is mijn emotie. De Pieters staan als een brandmerk op mijn netvlies. Geen Pieter blijft veronachtzaamd. De volgende 18 jaren komen er meer dan honderd Pieters bij. Houden van is ook loslaten. In juni 2015 moeten de Pieters op eigen benen gaan staan. Het is net een puber, die je los moet laten. Of een kleuter, die zonder zijwieltjes moet gaan fietsen. De wijde wereld in. Ze moeten hun urgentie in de kunstgeschiedenis nu zelf gaan bewijzen. Een heel bewuste keuze. In tegenstelling tot wat men dacht. Maar nu zal de kunsthistorie plaats moeten maken voor dit werk. Het is een essentieel onderdeel van het abstract expressionisme in Nederland. Vele kaarsjes doven, maar dit kaarsje zal blijven branden als een waakvlammetje. Pieters zijn voor de eeuwigheid. Vita Brevis Ars Longa. Ik zal bij dit heel bewust genomen besluit later nog een kanttekening maken. Willen en willen is twee. Een weloverwogen besluit nemen is iets echt willen. De vraag is, waardoor deze wil, dit besluit, tot stand is gekomen. Wellicht gedwongen door omstandigheden.
Pieter was hermafrodiet. Nu gebruikt men de term interseksueel, omdat hermafrodiet qua begrip, biologisch gezien, niet correct zou zijn. Maar sowieso vind ik hermafrodiet een veel mooier woord. Ik kwam erachter door een goede vriendin van Pieter: Marianne Dommisse, een fotografe (1927-2014). Haar man was de beeldhouwer Theo van der Nahmer. Haar portretten werden gepubliceerd in De Groene Amsterdammer en de Vrij Nederland en in het ’huisblad’ van de kunstenaarssociëteit Pulchri. Een aantal jaren volgde ze schrijver en schilder Jan Cremer en maakte enkele imponerende foto’s van de jonge wereldbestormer. Bij haar thuis in Den Haag hebben we uitgebreid gesproken over Pieter. Ze maakte meerdere indringende portretten van Pieter. Mijmerend in zijn atelier, zijn uitdossing, lang haar, lange gelakte nagels, gouden glitterbandje om zijn hoofd en met make-up. Het was een heel persoonlijk en best beladen gesprek. Marianne twijfelde om het ons te vertellen, het was immers Pieter zijn intiemste geheim. Ik ben blij, dat ze het ons toch toevertrouwde. Het verklaarde direct de tweeslachtigheid, die ik in het werk van Pieter zag. Even dacht ik, is het mijn “dirty-mind” en zie ik alleen die fallus symbolen en eicel-achtige vormen? Nee dus. Sowieso had ik door zijn publicaties wel begrepen, dat hij een voorvechter was van de gelijkheid tussen man en vrouw en wie kan dat nu beter uitdragen dan iemand, die beide is.
Van de wieg tot het graf wordt er iets van je verwacht. Bij de geboorte verwacht je moeder een jongen of een meisje. Maar niets is wat het lijkt, Pieter was noch een jongen noch een meisje; hij was een mens. Tijdens het opgroeien verwacht je iets te leren, een baan te vinden, geld te verdienen en in een huis te gaan wonen. Je verwacht niet iets te zien, want kijken kan je al. De kunstenaar verwachtte de baan, maar bleek de baan zelf te zijn. Hij verwachtte ooit geld te gaan verdienen, maar bleef arm. Althans, dat verwachtte men. Gaandeweg in zijn leven vergaarde hij kennis en inzichten. Het verrijkte zijn leven, en dat van ons allemaal. Het onverwachte maakte veel stuk en bracht ons aan het twijfelen, want als je iets ziet, wat anderen niet zien, dan ben je verschrikkelijk eenzaam. Het leven op aarde was te kort om al je beelden in je hoofd, in je eigen doka, te ontwikkelen. Je werkte maar door zonder verwachtingen, anders raakte je maar teleurgesteld. Het voelde zwaar, maar je was verlicht. Verschillen vervaagden. Een ziener verwacht niet, hij weet.
Je moet kiezen: melk of puur, zwart of wit, kat of hond, hartig of zoet, vlees of vis, een Rembrandt of een Pieter, wat kies je?
Flauwe kul zei mijnheer Van Rijn voor een abstract schilderij.
“Surreëel bovenwerkelijk is deze wereld, die niet zomaar voor de eerste de beste toerist toegankelijk en zichtbaar is, maar die overtuigend is voor die geen, die de schilder wil volgen op zijn ontdekkingsreis door de ruimte.” Haagse Courant 15 mei 1961, door R.E. Penning.
“Ik vind dit vrij juist gezegd, temeer daar ikzelf het gevoel heb dat ik aan het graven ben in het onderbewustzijn, een groot nauwelijks ontgonnen gebied. De zichtbare wereld is volgens mij schijn, hoewel soms erg mooi. Het is een prachtig beschilderd toneelgordijn. De tijd van nu is bezig dit gordijn open te trekken. Het is niet nodig dat dit helemaal gebeurd, integendeel, een meter is al voldoende. ” aldus Pieter van Goudzwaard zelf.
Het begon bij de oorsprong, de bron. De oerknal verwachtte niemand, die was er gewoon. Een eitje, een chemische reactie, een samensmelting? Wat was er, voor er iets was? Verwachtte iets het niets? Een vierde dimensie? De derde is er gewoon in het werk van Pieter van Goudzwaard. Verwachtte de derde de vierde? En daarna?
Toen wij omkeken was er één weg de andere was alleen nog maar oud en gebroken te laat zagen we de derde.
De dualiteit in het leven, man vrouw, zwart wit. Het boeit ons. Zonder het één bestaat het ander niet. Zonder wereld geen heelal. Zonder licht geen donker. Zonder oorlog geen vrede. Zonder moeder geen kind. Pieter van Goudzwaard zoekt naar de derde dimensie en vindt deze ook, maar had de vierde al gezien. Het lichtpuntje, het ontsnappingspunt, het verdwijnpunt in het algehele niets, de rust in de chaos. De magische moeder der dingen. Was de verbintenis met zijn eigen bron, zijn ultieme oorsprong, daarom zo sterk? Zijn eigen moeder was zijn anker in het leven. Het hiernamaals was immers reeds vastgelegd in zijn werk. Zonder dood geen leven. Het eeuwige niet zonder het tijdelijke. De tijd is een mooie vijand, die houdt je wakker.
Een kunstenaar is een product van zijn tijd. De roerige jaren zestig en zeventig brengen roerige kunstenaars voort. Het is een tijd van grote veranderingen. De hang naar vrijheid en gelijkheid stak de kop op. Om dat te bereiken was eigenlijk alles geoorloofd. Er waren nog nooit zo veel protesten, demonstraties en acties geweest als toen. Pieter deed uitbundig mee. Hij offerde aardig wat kunst op voor de goede zaak. Wantoestanden in de wereld, maar ook misstanden dichter bij huis, moesten aan de kaak gesteld worden. Mede gedreven door zijn persoonlijke leef- en werkomstandigheden stelde hij een daad en zette hij zijn werk bij de vuilnisbak, stak het in brand, liet het door twee auto’s uit elkaar trekken, gooide het in het water en zocht hij een dief om het te stelen. Een schreeuw om aandacht die hem veel publiciteit opleverde.
Na de dood van zijn moeder, waar hij een zeer sterke band mee had, werd Pieter zelf een kunstwerk. Menig bewoner van de buurtschap 2005, waar Pieter woonde kent Pieter van de wandelingen met zijn moeder over het Lange Voorhout. Met zijn lange haren met gouden lok en glitterbandje, nylonkousen, make-up en lange nagels was hij op zijn gouden fiets op zijn zachtst gezegd, een opmerkelijke verschijning. Zeker in de jaren zeventig. De meeste mensen dachten, dat hij homofiel of travestiet moest zijn, maar dit was zeker niet het geval. Hij worstelde met zichzelf en zijn omgeving. Een miskend kunstenaar? Ach, je kunt jezelf promoten of niet, Pieter kon het duidelijk niet. Communiceren met mensen was zeker niet zijn sterkste kant.
Pieter van Goudzwaard wilde kunst zo dicht mogelijk bij de mensen brengen. Het meest letterlijk deed hij dit door middel van zijn “Kultuurraam” oftewel een kunstwerk achter het raam, zonder drempel. De slechte verkoop aan particulieren zette hem vooral in de jaren zeventig aan tot allerlei acties onder het motto “Zet maar bij de asbak”. Zo gooide hij werk in het water en liet het bij de vuilnisbak vandaan stelen. Ook stak hij volgens eigen zeggen één van zijn lievelingsschilderijen in de brand. Dit als een soort zelfverbranding, een offer. De oorlog in Vietnam greep hem erg aan, maar ook dichter bij huis, wilde hij op deze manier aandacht vragen voor de wantoestanden in de Schilderswijk in Den Haag. In een bijzonder geometrisch abstract werk heeft hij letterlijk een deel van zichzelf geofferd. Zijn bijna pikzwarte lokken knipte hij af en plakte die op het werk. Voor zijn lange haar had hij overigens een verklaring. Je kon onmogelijk met een net kort geknipt koppie naar de gruwelen van Vietnam kijken op televisie. Niet zelden haalde hij met zijn acties de kranten, zowel regionaal als landelijk, de artikelen zijn bewaard gebleven. Zelf zag hij dit graag ook internationaal gebeuren blijkens zijn zelf samengestelde en in elkaar geknutselde voorpagina’s van de grote internationale kranten tot China aan toe. Zijn ultieme wens: een tentoonstelling van zijn werk in het Guggenheim museum in New York. Om die droom te verwezenlijken heb ik mijn uiterste best gedaan. Als onderdeel van een kunstproject in Dubai, heb ik een kaartje geschreven en in een grote wensboom opgehangen. Een wens mag je niet hardop uitspreken of opschrijven, dus wat er op dat kaartje precies stond geschreven, ga ik niet onthullen. Meer potentie (maar dat blijft een veronderstelling) had misschien mijn inzet naar de voormalig directeur van de Solomon R. Guggenheim Foundation in New York City, Thomas Krens. Ik ontmoette hem in Dubai tijdens een kunstbeurs, waar besprekingen plaatsvonden over het nieuw te realiseren Guggenheim Museum in Abu Dhabi, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten. Er zijn al Guggenheimmusea op verschillende locaties in de wereld, waaronder het oorspronkelijke Guggenheim Museum in New York. In 2006 werd een overeenkomst gesloten met Abu Dhabi om ook daar een museum te openen. Op 8 juli 2006 ondertekende Abu Dhabi daartoe een overeenkomst met de Solomon R. Guggenhem Foundation. Het gebouw zal het grootste Guggenheim Museum tot nu toe worden. De architect is Frank Gehry. Hij was ook verantwoordelijk voor het design van het Guggenheim in Bilbao. Het is de bedoeling, dat er kunst wordt tentoongesteld, die beïnvloed is door de islamitische cultuur en die van het Midden-Oosten. Het museum zal gevestigd worden op het eiland Saaiyat. Dit eiland is op 500 meter van de kust van de stad Abu Dhabi gelegen. Het eiland wordt het culturele centrum van Abu Dhabi. Men verwacht, dat het eiland tegen 2020 helemaal af zal zijn. Het eiland wordt onderverdeeld in verschillende wijken. Eén van de wijken is een wijk, die volledig voor cultuur gereserveerd wordt. De spanning steeg ten top. Ie-de-reen, echt iedereen in de kunstwereld, wil deze Thomas Krens spreken. Daar was ik ook voor gekomen. Ik had een schitterend fotoboek bij me met een overzicht van het werk van Pieter van Goudzwaard. Mijn missie: het persoonlijk in handen te geven aan Thomas Krens. Hapjes, drankjes, discussieforums, brainstormsessies, alles trok voorbij. Kunstvliegen zwermden massaal om deze man heen. Het was nu of nooit. Brutaal stapte ik uit de dringende menigte op hem af. Ik gaf hem een hand en stelde mij voor, overhandigde mijn kaartje en vervolgens HET BOEK. Het Pieter van Goudzwaard boek. Hij glimlachte en knikte, en “beloofde” mij het boek te bekijken. Mijn hartje sloeg weer in normaal tempo toen ik hem nakeek met alle kunstvliegen achter zich aan. Missie geslaagd. Meer kon ik op dat moment niet doen, behalve wat rondhangen en netwerken (slap kletsen) met andere bezoekers in de witte catering tenten van Nederlandse bodem. Wat niet heel erg was op het witte strand met uitzicht op de Burj al Arab, het enige zevensterrenhotel ter wereld.
“Alleen is ook samen, samen met het leven. Eerst moe zijn en dan aan het werk gaan. Het is uit, en dan begint het pas. Wie er ook wint we gaan door tot het zoete eind. Geloven is niet meer nodig, wij weten nu. Lachen moet gebeuren maar dan geven we elkaar de hand, ernstig en oprecht”. Citaat Pieter.
Zoals Pieter van Goudzwaard wilde in zijn neoïstisch manifest van 1 april 1967. Elkaar de hand reiken en de zuivere geboorte van de mensheid zien. Eén grote gedachte, één geest, ongeacht geslacht, huidskleur of geloof.
“Zelfs de dubbelzinnigheid snappen de meeste niet alleen de meester”. Citaat Pieter.
De verf en de materialen lijken door natuurgeweld als door een vulkaanuitbarsting tot stand gekomen en achtergebleven. Metamorfoseren als oneindige ontwikkeling van (levens)vormen. Zij doen denken aan het lot, dat menig kunstenaar treft. Een leven dat door eenzaamheid en drankzucht wordt verscheurd, als wisselgeld voor creativiteit en genialiteit. Materialistische waarden verwaarlozend.
Het verleden loopt over het heden de toekomst in en het zelfgenoegzaam gezicht at zijn Indisch eten boven de struiken
Pieter werd in de Jagerstraat dood aangetroffen, met twee stokjes saté in de hand.
Avonden hebben we met Arie Doorduin doorgebracht. Onder het genot van een drankje of wat, te veel soms. Anekdotes over Pieter, zoals die keer, dat Pieter zijn ongenoegen wilde laten blijken aan iemand, die een slechte recensie schreef over zijn werk. Pieter stuurde hem een pakketje. De man bleek op het bezorgmoment met vakantie. Bij terugkomst op het werk wachtte hem een grote onaangename verrassing: een pakket met een dikke hondendrol. Of die keer, dat hij bij een tentoonstelling van zijn eigen werk zich als ober had aangekleed. Hij begaf zich vervolgens ook als zodanig tussen de bezoekers. Hij praatte niet graag over zijn werk en een verkooppraatje houden zat er al helemaal niet in. Deels uit verlegenheid, deels uit opstandigheid.
Wie of wat Pieter van Goudzwaard nu werkelijk was. zal wel nooit iemand weten. Wie of wat hij wilde zijn blijkt enigszins uit zijn pamfletteksten en uit zijn bundeltje “Korte kreten en lange halen”. Of uit zijn “Neoïstisch Manifest”. Neoïstisch is een verzonnen woord voortgekomen uit zijn anti neo houding. Hij had iets tegen de toevoeging neo voor oude instellingen en groeperingen. Pieter noemde zichzelf een kunstenaar, maar ook publicist en filosoof. Bovendien vond hij, dat hij goede schilderijen maakte, en ik ben het met hem eens.
Pieter’s citaten komen uit ‘Korte Kreten en Lange Halen’.
Plaats een reactie