Tessa van Veen – Je kunst of je leven (1): De Villa
Een zaterdagochtend, een klein jongetje, Edwin, loopt het pad af naar de Villa. Villa Betty, aan de Overtoom te Amsterdam, we tekenen op het jaar 1970. Het Vondelpark, een smeltkroes van creatievellingen en minder goedbedoelende lieden in die tijd, lag er vlak achter. Edwin zijn speelterrein. Het was weer tijd om de krant af te leveren bij mevrouw. Mevrouw de barones, Ariëns-.Kappers von Hunteln om precies te zijn. Een lange statige dame, die het enthousiasme van Edwin voor kunst aanwakkerde. Haar “Villa Betty” was een huwelijksgeschenk geweest, van haar eerste echtgenoot, en mag gerust een mini-Rijksmuseum worden genoemd. In het “echte” Rijksmuseum was Edwin bijna iedere middag te vinden, afgewisseld met bezoekjes aan het Stedelijk en later het Van Gogh, allemaal op loop afstand. Het waren twee heel verschillende werelden. Buiten, het Vondelpark, waar eerst de hippies en niet veel later de drugsdealers vrijspel hadden, en binnen, waar de rustige, magische sfeer rond de kunst heerste. De butler was zaterdags vrij, en daarom bracht Edwin die dag de krant. Edwin’s vader was de chauffeur van de barones, alleen door haar genoemd: Bert. De twee hadden een zeer goede band, formeel maar warm. Zeker toen Bert met zijn voortreffelijke rijstijl en verkeersinzicht een ongeluk had weten te voorkomen. De lange ritten naar Duitsland en Zwitserland werden zo een stuk aangenamer. Het gezin Hopster, bestaande uit nog twee broers en een zus (Edwin was de benjamin) woonde in het koetshuis. De eerste echtgenoot van de barones was Eduard Lehmann, een puisant rijke tabakhandelaar, familie van Henry Lehman, een van de oprichters van het latere Lehman Brothers in de VS, de financiële dienstverlener die in 2008 failliet ging. Een historie van 158 jaar achter zich latende. Hij kocht de Villa in een buurt die werd bevolkt door de notabelen van de stad. De villa was, om redenen, een vrijplaats geweest in de oorlog. De tweede echtgenoot van de barones, Cornelius Ubbo Ariëns Kappers (in 1908 werd hij de eerste directeur van het Nederlandsch Centraal Instituut voor Hersenonderzoek) hielp tijdens de bezetting naar schatting 200 Joden aan vervolging te ontkomen. In die tijd probeerden veel Joden deportatie te voorkomen door een schriftelijk bewijs te laten maken dat ze niet als Joods gezien konden worden. Die papieren werden alleen als aannemelijk beschouwd als er een antropologische verklaring bij zat dat die persoon geen joodse kenmerken had. Arts en antropoloog Arie de Froe onderzocht dit en liet iedereen nakijken door Ariëns Kappers, die de verklaringen ook ondertekende. Ariëns Kappers’ krabbel bleek op basis van zijn goede reputatie overtuigend genoeg voor de bezetters. Hij stierf in 1946.
Een pronkstuk in Villa Betty was “Palet Betty”. Er kwamen al decennia lang regelmatig kunstenaars over de vloer, en wat was er mooier dan de barones een beschilderd palet te schenken. Het palet werd door verschillende vertegenwoordigers van de Haagse school beschilderd en ondertekend, waar onder Jozef Israëls, Hendrik Willem Mesdag en Jacob en Willem Maris. Niet vaak, en niet graag zetten kunstenaars samen hun handtekening onder een werk. Het palet werd een uniek, afwijkend en zeer persoonlijk kunstwerk. Het stond prominent opgesteld op een schildersezel. Een “conversation piece” pur sang. Het is voor een kind van een jaar of tien geen gebruikelijke omgeving, zeker niet als je bent geboren in een “gewoon” gezin. Dat Edwin geen gewoon kind was, wordt pijnlijk duidelijk. Op school gaat het niet zo goed. Concentratieproblemen zijn de belangrijkste oorzaak. Later is hij de absolute pispaal van de klas. Getreiterd en gepest tot en met, zoekt Edwin zijn heil in de kunst. Voor hem even wat anders, een vlucht uit de dagelijkse kwelling van die rot school. De barones vertelt hem mooie verhalen over de kunst in haar huis, die Edwin ook mag aanraken, dit in tegenstelling tot al het moois in het museum. Het maakt het tastbaar, bereikbaar, eigenlijk heel gewoon en voor iedereen. Ze maakt er wel af en toe een overhoring van: en Edwin, wat heb je allemaal gezien? Wat zegt je dat? Wat zou de kunstenaar hebben bedoeld? Soms krijgt Edwin een beloning in de vorm van een kunst kleinood uit de Villa. Spijbelen is ondertussen Edwin’s specialiteit geworden. Waar hij wel enig plezier aan beleefd als hij op school is, is zijn koekhandel. Hij verdient er een leuk zakcentje mee. Zijn handelsinstinct wordt door de pesterijen op school extra gestimuleerd: want wat is er leuker dan geld verdienen. Dan kan je ook die hippe schoenen kopen. Misschien hoor je er dan wel bij. Maar helaas, zo werkt het natuurlijk niet. Daar komt Edwin ook achter. Hij blijft het mikpunt van de pestkoppen en wordt keer op keer flink in elkaar geslagen. Als zijn koeken op een dag door een etterbak vertrapt zijn, gaat hij het anders aanpakken. Hij raapt al zijn moed bij elkaar en pakt de etterbak goed aan, niet zachtzinnig, de maat was vol. Het komt hem wel duur te staan. Edwin realiseert zich dat het veel leuker is om zijn geld te stoppen in kunst in plaats van in koeken. Als hij een goed handeltje heeft kan hij het stukje dat hij het liefst heeft overhouden. De rest verkoopt hij. Zijn vader heeft er ook lol in en steunt hem d.m.v. een kunstknipkaart. Een aantal keer autowassen levert zo een knipkaart vol op en vervolgens een bedrag. Het Spiegelkwartier en het Waterlooplein zijn de vaste plekken in de stad geworden voor Edwin’s kunsthandel “in de kinderschoenen”. Pa heeft ook een bescheiden collectie aangelegd, deels afkomstig van de barones uit dankbaarheid. Pa geeft met een briefje toestemming dat Edwin zaken doet. Ook door ruilhandel weet Edwin zich steeds een beetje te verbeteren. Alleen op zijn kamertje geniet hij dan al volop van zijn nieuwe aanwinsten.
Edwin snuift niet alleen de geur op van de weelderig bloeiende rozenstruiken in de tuin bij de villa, ook de geur van marihuana komt zijn neus binnen. Getooid met bloemenketting mengt Edwin zich tussen de hippies ook aangeduid met “Vondelparkslapers”. Het is er gezellig, er heerst een gemoedelijke sfeer en een grote saamhorigheid. De meiden schaars gekleed, de jongens lekker relaxed, allemaal onder het genot van een blowtje. Het mag niet, en er wordt streng gecontroleerd. Maar een jongen van tien jaar ziet men niet aan voor de tussenhandelaar. Edwin begeeft zich in allerlei kringen, van hoog tot laag. Hij haalt boodschapjes voor de meiden achter het raam en eet yoghurt met suiker bij de barones. School is niet belangrijk meer. De uitslag van de Cito-toets deed de wenkbrauwen van de leraren fronsen. Edwin scoorde tegen alle verwachtingen in, bovengemiddeld goed. Het schooladvies wordt bijgesteld, maar “Streetwise” stapt Edwin de wereld in. Iets te snel leert Edwin dat het leven wel heel erg hard kan zijn. Als hij eindelijk een vriendje heeft, verongelukt hij, dood. De ouders van het kind hoort hij discussiëren over wie het recht heeft op het meeste verdriet. Iets dat indruk heeft gemaakt. Ook zijn schattige zusje, al ruziënd met zijn oudere broer over een snoepje, komt onder een auto terecht. Zij overleeft, maar houdt er een ernstige hersenbeschadiging aan over. Pa wordt na het ongeval vervolgens overnacht grijs. Pa Hopster wordt een wispelturig man met kwalen. Soms kunnen vader en zoon het goed vinden samen, als het gaat om kunst, maar er zijn ook heftige confrontaties en discussies. Moeders probeert zich afzijdig te houden. Niemandsvriend niemandsvijand, die houding zorgt ook weer voor wrijving tussen de uitgesproken karakters van Edwin en zijn vader. Een ander bizar voorval versterkt de band tussen vader en zoon, maar zal niet helpen aan het normaliseren van de gezinssituatie.
Het is 7 juli, Edwin’s oudste broer is jarig. Edwin is met zijn vader onderweg met de donker blauwe Volvo om een cadeautje te kopen. Ze zijn net de snelweg op gedraaid als blijkt dat ze worden gevolgd en opgejaagd. De hen achtervolgende auto dwingt hen de vluchtstrook op. Ze stappen allen uit. Vader Hopster wordt direct aangevallen met een krik en door de worsteling die ontstaat, dreigt hij te worden overreden door het langsrazende verkeer. Edwin ontsteekt in razernij, een oerkracht maakt zich van hem meester en daardoor weet hij zijn vader los te krijgen van de aanvaller, die zwaar gewond achterblijft. Omdat bij louter toeval een agent het voorval op een afstand zag gebeuren, wordt de verklaring van Edwin en zijn vader gevolgd. Het kwam echt uit het niets. De aanvallers, ook vader en zoon, hadden het verkeerde duo te pakken, zo bleek later. Ze waren op zoek naar een vader en zoon in een bepaald type auto. Helaas voldeden Edwin en zijn vader aan deze, ietwat vage, omschrijving. De (verjaar)dag was in ieder geval goed verpest, een cadeautje kopen kwam er niet meer van.
Nog een keer maakt Edwin een surreëel tafereel mee. Samen met zijn vriendje maakt hij een fietstochtje. De waaghalzen rijden een stukje over de vluchtstrook langs de snelweg. Het verkeer is in die jaren nog niet zo intensief, maar er wordt natuurlijk wel hard gereden. Voor zijn ogen rijdt zijn vriendje ineens de snelweg op alsof het een rustig landweggetje is, op zijn dooie akkertje slingert hij over de snelweg. Edwin roept nog: Kijk uit een auto! Hij knikt en wuift……dat was het laatste. De dood is ineens een reëel aanwezig gegeven geworden. Vita brevis ars longa, het leven verdwijnt maar de kunst blijft bestaan of het leven is kort, en de kunst is lang.
Deel 1 trekt in een sneltreinvaart voorbij, zoveel te weten over een jongen en zijn omgeving, en zijn liefde voor Kunst! Ben benieuwd naar de vervolgen, dit verhaal, of boek, wil ik graag lezen!
Dank, Irene, stimuleert en motiveert zo’n mooi commentaar!
Volgens mij valt de appel niet ver van de boom….
Wat schrijf je toch heerlijk soepel en boeiend!! Echt een prachtig talent als je dit kunt. Ik lees graag weer het vervolg.
weet je al ongeveer wanneer het boek klaar is?