Susan Legêne – Tegenlicht Meet Up #61 | Onderhandelaar in oorlogstijd: Een oproep tot een gezamenlijk historisch besef in de regio
Goedenavond,
In de discussies over het vluchtelingenvraagstuk zoals we die vanavond ook voeren spreek ik hier als historicus die weet dat geschiedenis de problemen van het heden niet kan oplossen. Toch, het bleek ook voortdurend in de discussie voor de pauze, toch is geschiedenis belangrijk. We hebben meer gevoel nodig voor de historische gelaagdheid van de huidige vluchtelingencrisis. We hebben dat nodig om te begrijpen wie met wie in conflict is en waarom – dat is evident; maar ook is historische kennis een noodzakelijke voorwaarde om onze eigen betrokkenheid bij het conflict te begrijpen. En dienaangaande luidt de voornaamste stelling van mijn lezing als volgt:
Omdat in het EU-beleid de Europese geschiedenis met betrekking tot het conflict onvoldoende onder ogen wordt gezien en nauwelijks kenbaar wordt gemaakt, dreigt de polarisatie binnen de EU zèlf steeds meer onderdeel te worden van het conflict.
We zagen Sigrid Kaag als VN diplomaat daarover een krachtig statement afgeven toen ze stelde dat de dimensies van deze crisis de regio ver te buiten gaan en Europa direct aangaan. Ook benadrukte ze in gesprek met Libanese politici dat de VN zelf meer zou moeten doen, maar dan wel uitgaande van Libanees initiatief. Ik interpreteer haar terughoudendheid ten aanzien van pro actief VN optreden mede in het licht van het falen in het Interbellum van de Volkenbond – voorloper van de VN; een falen dat mede ten grondslag ligt aan de zo complexe hedendaagse verhoudingen in de regio. We hebben het er al over gehad voor de pauze, en ik kom daar straks op terug.
Waarom moeten we de geschiedenis kennen en hoe ver terug in de tijd moeten we dan gaan? Historische kennis betreft geen droge feiten over wat er aan het conflict vooraf is gegaan, geen en toen en toen verhaal. Geschiedenis schrijft zich steeds opnieuw. De vluchtelingenstroom naar Europa, naar ons eigen land, zet vele geschiedenissen die we dachten te kennen in een ander licht en geeft ze een nieuwe actualiteit. Zo geeft het prikkeldraad en de grenscontrole het verdrag van Schengen een nieuwe actualiteit en denken we opnieuw na over de optimistische dynamiek van het uitdijende Europa van na de val van de muur. De geblokkeerde grensstreken en de beelden van de vluchtelingen brengen de Joegoslavië oorlog terug, en de val van de enclave Srebenica; de aanslagen in naam van IS worden gekoppeld aan 9/11. Ook zullen velen vérder terug denken in de tijd: aan de migratie, misschien een persoonlijke migratie- en vestigingsgeschiedenis, in het kader van dekolonisatie, aan de genocide op de joden in Europa, noem maar op: Ieder zal in de afgelopen maanden in gedachten zijn teruggegaan naar beelden en ervaringen uit het verleden omdat ze zich opdringen. En voor velen zal daarbij ook de eigen positie in de Nederlandse samenleving in een nieuw licht zijn komen te staan. Zo is de vluchtelingencrisis een breuk ervaring, met grote invloed op ons historisch besef.
Wat we nodig hebben is: te zoeken naar een collectief, een gedeeld historisch besef. Inzake Libanon maakt Sigrid Kaag haast terloopse verwijzingen: naar de Libanese burgeroorlog die van 1975 tot 1990 woedde en die begon als een strijd tussen de falangisten en de PLO; het bloedige geweld in de semi permanente kampen Sabra en Shatila in 1982, de oorlogen met Israël in 1982 en 2006. Het is een tipje van de sluier. Libanon is sinds 1943 een onafhankelijk land. Wat voor land is het eigenlijk? De documentaire van Tegenlicht is een aanmoediging om onze kennis op te halen: te willen weten wat daar gebeurde en hoe verschillende perspectieven op die gebeurtenissen doorspelen in de spanningen van vandaag.
Gedeeld historisch besef betekent niet dat we tot één geschiedverhaal moeten komen – dat is onmogelijk en onwenselijk. Maar het is een opdracht aan de politiek net zo goed als aan de wetenschap en het onderwijs om te bespreken welke gebeurtenissen en ontwikkelingen in het verleden een rol spelen in de hedendaagse breuk ervaring die de vluchtelingencrisis in onze samenleving veroorzaakt. De politiek loopt daar te gemakkelijk omheen. We zien in de discussie over oplossing van de crisis allerlei groepen van de bevolking in de verschillende landen van Europa tegenover elkaar staan. Schengen fungeert als aanjager van verdeeldheid en ook interne uitsluiting, die verdeeldheid zit diep en gaat over de toekomst van Europa, zoals Merkel en andere prominente politici, maar ook Sigrid Kaag stellen. Schengen is geworteld in een geschiedenis van staatsvorming waarin we grenzen ‘absoluut’ zagen worden; een geschiedenis van expansie waarin grensgebieden irrelevant werden, of op zijn werden best het smalle stroken land met een strategische betekenis als blauwe ‘bufferzones’. Met de vorige sprekers begrijp ook ik dan ook niet dat politici in een adem kunnen zeggen dat als de landen van Europa nu maar hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de opvang van asielzoekers, dat de EU dan zal werken aan de instandhouding van de buitengrenzen van Europa en versterking van ‘de opvang in de regio’. Zo zal het niet zijn, al was het maar omdat Europa, en zeker Midden-Europa zelf onderdeel uitmaakt van die regio: met als historische as Berlijn, Wenen, Budapest, Praag, Istanbul, Beiroet, Cairo.
U heeft al een tijdje kunnen kijken naar een werk van Rob Scholte, getiteld De Vrede van Munster (https://robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2016/11/Rob-Scholte-Vrede-van-Munster.jpg). In een eerder debat hier heb ik het ook laten zien. Het is namelijk een treffend beeld van de gelaagdheid van de geschiedenis van ons statensysteem. Rob Scholte maakte het in opdracht van Museum het Prinsenhof in Delft, in 1998, ter gelegenheid van de herdenking van de vredesverdragen die in 1648 het einde betekenden van de 30jarige oorlog binnen het Heilige Roomse Rijk, en van de 80jarige oorlog tussen Nederland en Spanje. 1648 geldt als het begin van het Europese statensysteem, en van ons eigen land, met alle noties van soevereiniteit die daaraan verbonden zijn geraakt. Toen Rob Scholte in 1998 dit historiestuk maakte, was Schengen een feit. De landen van de Europese gemeenschappen hadden sinds 1992 – het verdrag van Maastricht – een interne markt en met de daarop volgende gestage uitbreiding van het aantal Schengen landen verschoof Europa haar zogeheten buitengrens. In 1998 speelde al, in de discussie over die buitengrenzen, het begrip Fort Europa. Rob Scholte gaf met het open hangslot op de voorgrond uitdrukking aan twijfel over de toekomst. Zou het Fort open blijven of op slot gaan? Schengen, zo suggereert dit schilderij, bouwde een Europese ruimte op de ruïnes van het proces van natievorming in en buiten Europa, dat eraan vooraf was gegaan.
Het is natuurlijk de vraag, of we om het heden te begrijpen wel zo ver terug in de tijd moeten gaan, maar 1648 ìs relevant omdat het onze aandacht richt op natievorming en soevereiniteit, en dat was precies de reden waarom in 1998 werd stilgestaan bij de Vrede van Münster. De belangrijkste frictie binnen de EU is immers die tussen nationale soevereiniteit en supranationale politiek en beslismacht. De discussie over de quota bij de spreiding van vluchtelingen of het al dan niet eenzijdig loslaten van de Dublin afspraken is daar een voorbeeld van. Ook de omgang met vraagstukken van staatloosheid hoort erbij. Achter die spanning tussen nationale soevereiniteit en supranationale politiek schuilt echter de grote vraag wat Europa is: is de EU een langzaam groter wordende optelsom van – in de geschiedenis gevormde – nationale gemeenschappen? Of is het de Europese geschiedenis die de bevolking van de lidstaten, van welke komaf ze ook zijn, met elkaar verbindt? De druk die de vluchtelingencrisis op Schengen zet, maakt het mijns inziens absoluut noodzakelijk om dit debat, over de Europese dimensie van onze nationale geschiedenissen, te versterken. Daarbij hoeven we niet terug te gaan tot 1648, maar naar 1918 – het einde van de Eerste Wereldoorlog; 1945, het einde van de Tweede Wereldoorlog, en 1991, het uiteenvallen van de SU.
1918 ligt eigenlijk dichter bij de Schengen crisis dan de Tweede Wereldoorlog. De Eerste Wereldoorlog was een imperialistisch conflict, in de kern voortvloeiend uit het verlies van evenwicht binnen het Europese statensysteem. De landen van Europa hadden onderling de concurrentie ongekend hard opgevoerd. Evenwicht kon alleen bewaard worden door de koloniale expansie buiten Europa, waar heel Europa profijt van had. Daar, buiten Europa, hadden de Europese staten elkaar en elkanders bevolking nodig. Daar was men Europeaan, en zo kijkt men vanuit de rest van de wereld tot de dag van vandaag naar ons – als het tenminste niet over voetbal gaat. Europese samenwerking gold natuurlijk voor de koloniale mogendheden – waar Nederland – geholpen door met name Engeland maar evengoed door bijvoorbeeld achterland Duitsland – er eentje van was. Maar het gepantserde evenwichtsspel was ook aan de orde in de Midden-Europese conflicten met betrekking tot de Balkan, de Russische expansie in Centraal Azië, ‘the great game’ in Afghanistan of de permanente druk die werd uitgeoefend op het Ottomaanse Rijk, tot het na 1918 uiteen viel.
De afloop van die Eerste Wereldoorlog tekende de verhoudingen binnen Europa, in het Midden-Oosten en Noord Afrika. Kijk alleen maar naar deze tekentafel schets van de verdeling van de Franse en Engelse mandaatgebieden van Syrië, Jordanië, Palestina – het zogeheten Sykes-Picot verdrag waarover we het hier ook eerder hadden – De afloop van de oorlog gaf ook ruim baan aan de Frans/Engels/Italiaanse rivaliteit om invloedssferen in Noord Afrika. De gelijktíjdige ontmanteling van het Ottomaanse Rijk ging gepaard aan geweld en grootscheepse volksverhuizingen – een staatkundige, etnische en religieuze geschiedenis die zowel in Turkije als elders in de regio tot in Griekenland en de Balkan zeer goed gekend wordt en die wij ook hier moeten kennen. Anders weten we niet wat we eigenlijk zeggen, tegen landen als Libanon, Jordanië, Irak en Koerdistan of Turkije, wanneer we stellen dat de vluchtelingen in de regio opgevangen moeten worden.
En evenmin kennen we dan de historische dimensies van het huidige beleid om de Europese buitengrens van Europa te verstevigen. Neem Hongarije: dat land, dat ooit centraal lag in Europa, kreeg bij het verdrag van Trianon na de eerste wereldoorlog nieuwe grenzen. In hedendaags Slowakije, Roemenië, Servië en Oekraïne leven nu Hongaarse minderheden, die Hongarije, onder meer via zijn nationaliteiten wetgeving uit 2010, doelgericht uitnodigt zich nationaal Hongaars te voelen. De moraliteit van grensbeleid waarover Henk van Hoputum sprak, is hier behoorlijk in de war aan het raken. Terwijl de huidige Hongaarse politiek aldus enerzijds zijn grensstreken in cultuur-historische zin annexeert, wordt anderzijds om dat land – althans op de Balkan route – een hekwerk opgetrokken, als daadwerkelijke buitengrens van Europa. In deze rücksichtslose toepassing van het begrip buitengrens van Europa schuilt mijns inziens een woede die niet louter gaat over de mensen die als vluchteling de grens willen passeren, maar die betrekking heeft op het gemankeerde debat over de geschiedenis van Centraal Europa. Berlijn richt zich op Parijs, Brussel en Londen. Wat voor de Eerste Wereldoorlog centraal was, is nu buitengrens, en dat zal Europa weten, zo lijkt het.
Ondertussen lijken de vluchtelingen van die geschiedenis geen deel uit te maken – ze staan zonder bagage aan de grens of zijn opgenomen in de anonieme cijfers van de massale vluchtelingenkampen rondom Syrië en de beoogde hot spots in Europa. Maar dat beeld klopt niet. De historische bagage van deze mensen is dezelfde als die van ons – het consigne om hen op te vangen in de regio, betekent dan ook net zo goed opvang in Europa, als opvang in landen als Turkije, Jordanië of Libanon. Europa maakt historisch deel uit van de regio.
In januari is Nederland zes maanden voorzitter van de EU. Ik hoop vurig dat het wordt gebruikt om kansen te creëren voor vernieuwing van de gezamenlijke basis van Europa, en dat de geschiedenis daar te hulp wordt geroepen.
Daar zou ik, als laatste opmerking, willen onderstrepen wat hiervoor ook al werd gezegd door Esseline van de Sande, namelijk dat de EU meer werk moet maken van het verzekeren van de rechten van vluchtelingenkinderen. Bijdragen aan een systeem van controle en regulering dat mensen dwingt te blijven in landen waar voor steeds meer burgers staatloosheid ontstaat, impliceert bijdragen aan een onrecht dat in strijd is met elementaire mensenrechten. Nederland werkt aan een wet die staatlozen in Nederland versneld toegang geeft tot Nederlanderschap. Dat is heel goed. Maar dan mag niet tegelijkertijd EU beleid leiden tot toename van staatloosheid buiten Europa. Ook dat gaat over de toekomst van de regio waarvan wij een integraal onderdeel zijn.
Susan Legêne, hoogleraar politieke geschiedenis, Vrije Universiteit Amsterdam, s.legene@vu.nl.
NB. Dit is een bewerking en uitbreiding van een eerdere bijdrage aan avond over de vluchtelingencrisis .d.d. 24-9- 2015 in Pakhuis de Zwijger – in het kader van ‘De Oplossers Live‘.
Plaats een reactie