Rob van Gerwen – Rob Scholte: met humor beelden re-animeren
We zijn omringd door beeld. Het beeld van een bus die op ons afkomt, het beeld van de deur die openschuift en waar we doorheen willen en van de mensen die nog voor moeten, voordat wij ook binnen zijn: het beeld van in de bus te zijn en van onze buskaart die we moeten afstempelen, en van de stempel op de buskaart. Zulke beelden hebben we nodig om onze weg te vinden in de wereld. (Ik weet natuurlijk ook wel dat we tegenwoordig een pasje langs een automaat schuiven, maar ook dat is een beeld.) We lopen er ook in, in die beelden. We beleven ze van binnen, en daarom geven we ze als beeld weinig aandacht en vergeten we ze ook weer. Wel maken mensen er soms (zeg maar: vaak) afbeeldingen van. Ook van afbeeldingen is de wereld vol. Rob Scholte maakt volgens mij geen afbeeldingen.
Met humor presenteert Rob Scholte beelden waarvan we nooit beseffen dat we ze zien. Beelden die we doorlopend uit onze handen laten glippen. Wat Rob doet is nog het best te begrijpen als een reanimeren van bestaande beelden. Het werk van Rob Scholte gaat ook over de kunstgeschiedenis, en over politiek en beeldrecht. Ruimschoots! Maar bovenal reanimeert het beelden.
Als een afbeelding een gebeurtenis af-beeldt, dan moet het beeld in die afbeelding dus ook in die gebeurtenis gezeten hebben! Beelden, dat is het uitgangspunt, die zien we om ons heen. Als we iets zien gebeuren, presenteert die gebeurtenis ons een beeld. We zien iemand vallen, en dat is ook: We zien het beeld van iemand die valt. Dit is nogal “logisch”, als u het mij vraagt.
Iedereen weet dit. Maar we staan er niet echt bij stil. Natuurlijk niet, waarom zouden we ook? Het is volstrekt evident: wat er ook ergens gebeurt, het geeft een beeld.(1) Onze waarneming is een aaneenschakeling van beelden.
Kijkt u maar met mij mee: dat daar is een beeld van die mensen, en die ramen, en die delen van huizen aan de overkant van de straat; en dat daar is een beeld van de mensen, en de werken van Rob Scholte, en de architecturale elementen. Die beelden kunnen we zelf maken, lijkt het: door om ons heen te kijken. Maar ze vormen ook een continuüm; ze gaan in elkaar over. Als u naar de straat kijkt en daarna de galerie in, ziet u natuurlijk ook de beelden daartussenin. Beelden zijn processen. Wij veranderen ze door ons te bewegen en de beelden zelf bewegen ook van binnenuit, als het ware. Wat beslist nu waar het ene beeld ophoudt en het andere begint? Niets! Zelfs u als kijker niet. U kunt de beelden alleen echt afbakenen door af te beelden: u maakt een foto van de straat en een van de galerie. Een afbeelding geeft wel een afgebakend beeld, en het doet nog meer. Een afbeelding is minder dynamisch dan het beeld dat we om ons heen zien. Wat we om ons heen zien houdt verband met ons, die het zien. Wie u ziet als u naar de straat kijkt, staat naast u, u kent haar misschien, u kunt zometeen met haar samen naar een Rob Scholte gaan kijken. En zij kan zich omkeren en u aankijken. Prachtig|de wereld van de waarneming. Ze zit boordevol betekenissen voor u. Een afbeelding verwijdert die dynamiek.
Ik zei zojuist dat het beeldrecht een van de thema’s in het werk van Rob Scholte is. Als we het copyright-teken ergens zien staan, weten we wat dat betekent: blijkbaar is hier sprake van iets wat door de wet beschermd is. Je mag het niet namaken. Rob heeft in meerdere werken laten zien dat hij copyright als een probleem ziet. Hij heeft bekende logo’s in zijn werken gebruikt, en niet op een manier die hun “eigenaars” behaagd zal hebben.(2)
Nu heeft Rob ook een uitvergroot copyright-teken geschilderd, het hangt in een van de andere zalen. Dit schilderij lijkt ironisch commentaar op het beeldrecht te leveren. Alsof Rob zegt: “ik maak een beeld van het copyright-teken, een kunstwerk, dat zelf door het beeldrecht wordt beschermd; mag iemand het nu nog gebruiken zonder dat dat een vervalsing is?” Dat is het politieke gebaar in dat werk. Daar wil ik het niet over hebben. Het geschilderde copyright-teken doet namelijk nog iets anders. Het toont ons dat het copyright-teken zelf altijd al een beeld was. Wij vergeten dat, omdat wij onmiddellijk aan zijn juridische betekenis denken, maar een kunstenaar als Rob pikt dat eruit. En wie zich dit eenmaal realiseert|dat dit werk ons laat zien hoe iets allereerst een beeld is|vermag het daarna als een rode draad in heel Robs werk te herkennen.
Zijn embroideries, niet in deze tentoonstelling te zien, geven ons het beeld dat borduursels zijn. Maar Rob toont de achterkanten. De achterkanten?
Draai die vraag om. Hoezo had hij dat niet moeten doen? Dat is natuurlijk ook ironie en humor. Maar voor de borduurders zelf is de achterkant ook altijd een beeld geweest. De achterzijde is het interessantere beeld en Rob reanimeert het.
Een ander voorbeeld: een portret geeft een afbeelding van een man maar is zelf ook een beeld voor onze waarneming. Wij verhouden ons tot het beeld, niet tot de man. Rob reanimeerde een beeld dat ooit een sprekend portret van Erasmus moet zijn geweest.(3) U kunt het zien op uw rondgang. Iets is een beeld als het voor ons in de waarneming een betekenis heeft. Het beeld zien is die betekenis ervaren. We vergeten de beelden omdat we in de ervaring van hun betekenis opgaan.
Wat doet Rob Scholte? Die geeft ons beelden die betekenisvol zijn, maar die we nooit opmerkten, of die we vergeten zijn.(4) Bij Rob Scholte leeft de kunst als nooit tevoren. Door beeld te zijn. Ik heb het over wat Rob Scholte ziet, en wat hij ons laat zien; over de kern van zijn kunstenaarschap. Niet over zijn maatschappijkritische en kunsthistorische overwegingen. Niet over de rellen en de grote verhalen, maar over de kleine. Niet over het feit dat Rob beelden toont waar de kunstwereld zijn neus voor ophaalt, zoals borduurwerk; maar over het feit dat hun ziel daarmee weer tot leven brengt en de onze.
Knikkers, viltstiften, totempalen. Als je deze woorden zo bij elkaar zet, denk je aan de kinderwereld. Terecht. Knikkers zijn glazen bollen met kleureffecten erin zo zou je ze objectief kunnen beschrijven. Wie het beeld van knikkers wil vatten, zal echter in zijn herinnering te rade moeten gaan, bij de uren dat men knikkerde met vriendjes en vriendinnetjes. Daar zag en ervoer men het beeld in zijn volle straling het beeld van iedere individuele knikker! De onbeduidende en de machtige en meest waardevolle. Het ging niet alleen om winnen bij het knikkeren en om het vergaren van de machtigste knikkers, het ging om de magie van iedere knikker. Dat wisten we niet eens; we beleefden het alleen; we gingen erin op. Zo zagen we het. Het is geen geringe verdienste om dat beeld te reanimeren, zoals Rob dat doet in de serie werken achter u. Ieder daarvan toont een magische rijkdom. Neemt u er de tijd voor.
Ik denk ook aan de panelen met lucifermerkjes, die in een van de andere zalen hangen. Ik verzamelde ze vroeger zelf. En verzamelen is eigenlijk maf gedrag, omdat het voor iedereen (de verzamelaar incluis) lijkt alsof het je om de volledigheid van de verzameling gaat. “Die heb ik nog niet; ruilen?” Maar ondertussen laaf je je aan het beeld dat ieder van die plaatjes voor jou in pacht heeft. Rob reanimeert die beelden.
Viltstiften. Ik herinner me nog mijn eerste. Eindelijk niet meer die bewerkelijke potloden, maar viltstiften die veel sneller en helderder kleuren. Je voelde je toch ook een beetje schuldig dat je zo smokkelde. Kleurpotloden hadden iets echters, iets authentiekers; ze verraadden de gebreken van de tekenaar (daarom hield ik er niet genoeg van); viltstiften waren bevrijdend, want ze waren technologie: expressie-loos, kil. En Rob confronteert me met nog twee beelden waar ik me toen aan laafde zonder het te beseffen. Ik ging direct voor het doel: tekenen en vergat de dingen die ik in mijn handen had. Ik vergat ook, en dat zie ik nu bij Rob weer terug: dat ze in die plastic hoesjes zaten. Dat beeld zie ik hier in volle glorie. En ik zie weer de klus om de dop op de stift te doen opdat hij niet uitdroogt. Meestal liet je uit luiheid na om de juiste dop bij de juiste stift te zoeken, maar dat gaf dan later weer problemen als een stift leeg raakte en je de dop van een volle stift ermee weggooide. En nu geeft Rob me een beeld dat ik destijds over het hoofd zag: je kunt met reeksen stiften de mooiste kleurcombinaties maken. Ik moet dat beeld ooit gezien hebben, maar het is niet tot me doorgedrongen. Kijkt u rustig naar de stiften en zie hoe de beelden van die dingen versmelten met de kunstgeschiedenis: met de kleur-experimenten van Goethe, Itten, Kandinsky en Peter Struycken. Het zijn ook geen naiele beelden, hoe kwetsbaar ze ook zijn in hun kleinheid. De serie heet “Made in China”, de politiek-economische dimensie is duidelijk, maar dat is niet mijn onderwerp.
Dan totempalen. Magische stapelingen waarvan de magie altijd te groot voor me leek om te doorgronden. Totems en rituele dansen. Ondoorgrondelijk beeld. Maar het zijn ook stapelingen van objecten die ieder zelf beeld zijn. Plantenpotten tot totems gestapeld, aaneengesmeed tot een nieuw beeld, in patronen geverfd die ook weer beeld geven. Deze magie is nog immer te groot voor me, geloof ik, maar het beeld is er en het pakt ook de omgeving in: je kijkt er tussendoor en ziet er mensen achter lopen, op de muren zie je de schaduwen van de lampen in deze ruimte hier. Ook wij dansen om de totems.
Rob Scholte maakt volgens mij dus geen afbeeldingen, maar beelden. Hij maakt geen nieuwe, maar reanimeert bestaande, soms maakt hij ook nieuwe. Een goed kunstenaar leert ons hoe we naar zijn werk moeten kijken. Rob Scholte is een goede kunstenaar. Hij zit niet vast aan een stijl. Zijn stijl is een manier van zien. Rob Scholte ziet beelden en voor ons brengt hij ze weer tot leven.
NOTES
(1) Sommige filosofen doen hier spitsvondig over. De Britse scepticus Berkeley, bijvoorbeeld, vroeg: “Als een boom in de jungle omvalt en er is niemand om dat te horen, maakt dat dan geluid?” Heeft zo’n boom die niemand ziet vallen een beeld? Tja, natuurlijk heeft die een beeld, ook als niemand dat oppikt.
(2) Dat het raar kan lopen met het copyright is trouwens te zien aan Robs sigarettenmerkserie. Maar daar ga ik niet op in.
(3) Wat is een portret? Een afbeelding van iets wat zich expliciet aanbiedt aan degene die het portret maakt en die de schilder ook aankijkt. Rob Scholte schildert bij mijn weten geen portretten. Maar klopt dat wel? Bij Bas Meijer bevindt zich een portret van Erasmus, u herkent het zo: zozeer zit dat beeld in ons geheugen gegrift. Het is een portret maar niet een dat Rob geschilderd heeft. Erasmus kijkt ons aan met gefotografeerde ogen. Scholte heeft geen portret van Erasmus gemaakt; hij heeft het beeld dat het portret van Erasmus voor ons is, gereanimeerd.
(4) Eigenlijk laat hij ook zien dat Duchamps readymades een doodlopend en eenmalig gebaar inhouden, een poging om de kunst te vermoorden.
deze tekst is uitgesproken op 2 maart 2014 ter gelegenheid van de opening van Ultra! bij Kuub, Kunsthandel Meijer en Galerie Wed te Utrecht door Dr. Rob van Gerwen, docent Wijsbegeerte aan de Universiteit van Utrecht
http://www.phil.uu.nl/~rob/
rob.vangerwen@phil.uu.nl
Plaats een reactie