Rob Exfield – De Russische Invasie
Tien onafgebroken werkdagen achter de rug, negen voetbalwedstrijden en een interview met Olmert, de plaatsvervanger van Sharon, de minister-president in coma.
Vier voetbalwedstrijden waren bijzonder: het vriendschappelijke tournooi tussen vier teams, twee uit Rusland en twee uit Oekraine. In Moskou heerst minus 25 graden, de organisatie besloot uit te wijken. Zo kwam de hele boel in Tel Aviv terecht en verzorgen wij de live-uitzending naar het moederland.
Onze winter staat gelijk aan de zomer in Moskou, wist ie me te vertellen, de Russische geluidsman met het koele petje en z’n afgebrokkelde tanden (drie woorden Duits, een enkel woord Engels, lange zoekende pauzes, de zin uiteindelijk onaf gelaten, z’n lach, meer een gegniffel, waarin duidelijk de ‘vries-huivering’ hoorbaar is). ‘Dat komt, omdat ze daar stenen eten’ voegde m’n collega toe. We zitten met z’n zessen omgeven door een veertig man sterke Russische crew op de tribune voor de ‘briefing’. Het ochtendzonnetje voert haar verleidelijke massage uit. Onder onze jassen beginnen we een beetje op te warmen maar kijk !: de veertig spierballen gaan al met het borstje bloot ! Ze hebben de tijd van hun leven, een betaalde vakantie, daar kan de Zwarte Zee niet tegenop !
Diezelfde dag gaat het toernooi van start. De Russen hebben nog wat extra camera’s meegebracht, zware Cannons, die de spierballen met gemak optillen, vervoeren en installeren.
Ik kijk de hele wedstrijd tegen de rug van de Russische commentator op, in een rode sportjas gestoken met het opschrift ‘Russia’ en rood-witte sportschoenen, idem dito tekst op de hielen. Ik maak een plan om tijdens de uitzending de tekst ongemerkt uit z’n jas te snijden, ware het alleen maar voor de sport. In de cabine naast ons zit de verslaggever uit Oekraine, minder goed bij kas en dus alleen voorzien van één microfoon, een doos met een knop, een telefoon voor coördinatie, een direkte ‘uplink’ en zonder vaste technicus. Zijn team doet het beter dan Chiska uit Moskou. De Russen, drie man sterk, in de commentaar-positie koekeloeren afgunstig in de richting van de Oekrainische reporter, die slechts vergezeld wordt door een manke assistent, die voor de koffie zorgt.
De tweede dag van het toernooi en de tweede wedstrijd lijkt sterk op de eerste. Politiek correct voetbal zonder de overtredingen, die we gewend zijn uit de Israelische competitie. Ons werk verloopt met een klinische eenvoud. De spierballen komen pas twee uur voor de uitzending opdagen. Zij hebben het te druk met het opdoen van een zonnetintje en Tel Aviv af te stropen voor iets, wat wel betaalbaar blijkt. De festiviteiten rondom de wedstrijden herhalen zich. Net als op de eerste dag komen de VIP’s aanzetten in limousines, stroomt het stadion vol met Russen uit heinde en verre in het land, demonstreren tijdens de pauze een paar Russische blondines op het veld grote kartonnen cheques, waarop de prijzentallen uitgeschreven staan, en is alles wat we oms ons heen zien en horen Russisch. Het stadion lijkt ineens op een reusachtige vliegende schotel, bemand door vreemde wezens. Gelukkig weet ik beter, ze zullen me niet ontvoeren.
Scheve tanden verveelt zich en probeert weer eens een gesprek met me aan te gaan. Met nog drie dagen te gaan besluit ik, dat het beter is voorlopig mee te werken en diep m’n Duits op, voor zover ik kan. Hij is in Jeruzalem geweest, zegt ie. Ik ook, dat schept een band. ‘Niets voor mij’, antwoord ik hem, ‘een stad zo saai als een grafmonument’. ‘Da’s waar’, zegt ie, ‘maar wel een mooie. Doet me aan St.Petersburg denken, daar kom ik weleens’. De Hermitage, de streek rond St. Petersburg is heel bijzonder, je kunt er het werk van Kandinsky zien, een grote schilder’. Even sta ik op het punt te zeggen, dat ik ook schilder – ‘wat een toeval’ -, maar de gedachte aan z’n onvermijdelijke volgende vraag ‘Was mahlst du dann ?’ en onze gebrekkige middelen om zelfs maar een redelijke conversatie over ons werk of zelfs over voetbal op touw te zetten, nopen me hem aan te kijken als een zwart gat. Over twee dagen is het toernooi voorbij, hij terug in Rusland en ons hele samenzijn is tot een te verwaarlozen gebeurtenis teruggebracht.
De derde dag is een rustdag, voor de Russen, ik moet vroeg op voor dat interview met de ingevallen minister-president. Om twaalf uur ‘s-middags kom ik thuis, doodmoe, de Russen en hun Oekrainische vijanden hebben de hele dag op het strand liggen bakken. Hun bezoek werd gezegend door de mooiste winterdag die men zich maar kan wensen.
De voorlaatste wedstrijddag verschilt in niets van de eerste, de VIP’s (het enige niet-Russische ‘woord’, dat de organisatie bezigt buiten al het andere, dat ter sprake komt bij het toernooi, inclusief alle technische TV-aspekten) rijden weer aan voor het buffet. De spierballen, de supporters, alles is hetzelfde (R.E.P.E.T.I.T.I.O.N.), alleen het weer zit niet mee. We kijken op naar de grijze stormachtige atmosfeer, de zon staat als een 60 watt lampebolletje boven de dakrand van de tribune. ‘Dat is wat de dinosaurus zag toen het hem daagde dat z’n dagen geteld waren’, zegt m’n collega. Samen plaatsen we de microfoons rond het veld.
Ook de laatste dag van het toernooi gaat gebukt onder zand- (uit Libië) en regenstormen, ‘eine schmutzige Situation’, zou men in Duitsland zeggen. Met de scheve tanden communiceer ik niet langer, ik heb m’n top reeds bereikt, anderen hebben het overgenomen. Ik hoor hem in de intercom vertellen over de ‘Ulysses’ van Joyce, die hij gelezen heeft, de ‘Apocalypse Now’, die hij gezien heeft en ik hoor, dat niemand weet wat te zeggen.
Het toernooi gaat uit als een nachtkaars, er is nog vuurwerk, de blondines dragen de kartonnen cheque naar de Oekrainische overwinnaars, de Russische commentatoren nemen waardig afscheid, de VIP’s druipen af in hun gelakte sleeën en de sneeuw keert terug naar Rusland.
Aan het eind van het toernooi, als het stadion al leeg is, maak ik het vaandel van het overwinnende team buit. Diezelfde nacht, op het overmoedige hoogtepunt van de viering van mijn overwinning op een week van Russen, hang ik het vaandel aan de muur van de woonkamer. De Russische lettertekens zijn me even abstrakt als de Hebreeuwse, mooie vormen, nietszeggende boodschappen. De volgende dag honen Amit en de kinderen het van de muur: genoeg met het Russische avontuur !
Goed geschreven.