René Zwaap – Een gevluchte moraalridder: ‘Mijn kunst bestaat in feite uit het aan de orde stellen van het fenomeen eigendom’
Degene, die hem heeft opgeblazen, deed dat op morele gronden. Daar is Rob Scholte van overtuigd. ‘Men vindt mij een dief, omdat ik het eigendomsrecht in de kunst aan de orde stel.’ Een gesprek over postmodernisme, moraal, kunst en vrouwen.
Tenerife – ‘Het zal je hier bevallen’, zegt Rob Scholte met een sardonische grijns. ‘Het stikt hier van de oud nazi’s, overgebleven leden van de Orde van de Zonnetempel, UFO’s, duizend jaar oude offerplaatsen in de bergen. Kortom: alles wat je hartje begeert.’
Scholte is veel kwijtgeraakt sinds 24 november 1994, maar zijn gevoel voor humor zeker niet. Met een straffe wind in zijn haren duwt hij de wielen van zijn rolstoel in onwaarschijnlijk hoog tempo voort over de boulevard van het Canarische eiland, dat sinds zijn vlucht uit Amsterdam zijn vaste verblijfplaats is. Hoge golven slaan stuk tegen de kliffen. Landinwaarts ballen grijze wolken zich samen boven Anaga, het vulkanische gebergte waar de Guanches, de autochtoon Indiaanse bevolking van het eiland, via een uitputtende guerrilla een eeuwenlange autonomie handhaafden. In 1492 verklaarden Christoffel Colombus en de conquistadores, in de veronderstelling, dat zij Japan hadden bereikt, het eiland tot Spaans grondgebied. Maar het noordelijke gedeelte wisten zij nooit probaat te onderwerpen. Vandaar dat het na een bloedige slag in 1494 tot een akkoord kwam. De Guanches behielden in het noorden van Tenerife de ‘Buena parte’, met recht op zelfbeschikking.
‘In feite bestaat die situatie tot op de dag van vandaag’, vertelt Scholte, terwijl we in een plaatselijk café neerstrijken. ‘Hier ontstond een fusie tussen Indiaans heidense rituelen en het katholicisme, een soort scharnierpunt van culturen, die elkaar wederzijds beïnvloedden. Door de ligging tussen Afrika en Europa enerzijds en de Amerika’s anderzijds is Tenerife een vrijhaven voor alles wat je je bedenken kunt: drugs, wapens, sekten van buitenissige aard. Zo ongeveer als Amsterdam, maar dan warmer. Kortom: dit is home on the ranch, mijn nieuwe thuis.’
Scholte is een van de meest prominente inwoners van het eiland. De ene na de andere uitbundige begroeting valt hem ten deel. Toen Scholte enige weken na de aanslag terugkwam op het eiland, ging het verhaal, dat hij slachtoffer was geworden van de IRA, zo vertelt Fenella, zijn lieftallige Britse assistente op Tenerife: ‘De mensen zochten naar een verklaring, en dat was blijkbaar het beste wat ze konden bedenken.’
De oplossing van het misdrijf lijkt nog even ver weg als twee jaar geleden. Scholte houdt staande, dat hij het slachtoffer is geworden van de Amsterdamse kunstwereld en de penoze, die in een bizarre fusie kwamen tot een soort ritueel offer als daad van ‘taboeloze kunst’. De Britse Esquire journalist Anthony Haden-Guest komt in zijn net verschenen boek True Colors tot dezelfde conclusie. In dat boek worden diverse aanslagen op bekende kunstenaars behandeld, van die op Andy Warhol tot op Scholte. In zijn eigen onderzoek stuitte Scholte op raakvlakken met de IRT kwestie. De man, die volgens hem de dader is, beheert al jarenlang een loods in het Amsterdamse havengebied, die onder meer diende als opslagplaats voor de drugsvoorraad van ‘Sapman’, de inmiddels legendarische politie infiltrant in het drugsmilieu. De inkijkoperatie in die loods door de Utrechtse politie was indertijd de directe aanleiding van de IRT affaire.
De bedenkelijke rol van de Amsterdamse politie is volgens de kunstenaar de ware reden, dat het politie onderzoek naar de aanslag nooit enige vruchten afwierp: ‘De politie weigert zelfs de bewijzen, die ik heb verzameld in ontvangst te nemen, met als argument, dat zij zich in dat geval schuldig zou maken aan heling. Tijdens mijn laatste verblijf in Amsterdam werd ik ontboden bij burgemeester Patijn. Die gaf me luid en duidelijk te verstaan, dat ik er zeker van kon zijn, dat als mijn zaak enig verband met de IRT affaire had, de behandeling ervan in de onderste la zou verdwijnen. Dat zei hij letterlijk. De Amsterdamse politie was volgens hem brand en brandschoon.‘
‘Die ontmoeting heeft op mij zo’n nare indruk gemaakt dat ik heb besloten om voorlopig niet meer in Amsterdam terug te komen. Ik vrees dat ik de afgelopen twee jaar zo’n krankzinnige relatie met Nederland heb gekregen dat het nooit meer goed komt.’
Aanvankelijk was je na de aanslag vastbesloten om je in de Nederlandse politiek te manifesteren. Je kondigde de oprichting van een politieke partij aan, Pomo 2000, samen met Felix Rottenberg werkte je aan de heroprichting van het Comité van Waakzaamheid…
‘Met die ene knal heb ik veel nieuwe inzichten verworven. Ik kwam tot de overtuiging, dat er iets rot was in de Staat der Nederlanden. Toen ik eenmaal wakker was, dacht ik, dat het mogelijk zou zijn om de algehele verontwaardiging over de aanslag op mijn leven om te buigen tot een soort moreel reveil. Ik was heilig overtuigd van de mogelijkheid, dat de aanslag kon worden gebruikt om een breder rottingsproces aan de kaak te stellen. Dat moest gebeuren via Pomo 2000, die zich zou bezighouden met de totale hervorming van het staatsbestel. Pomo 2000 moest voort borduren op de lijn van De Angst!, een collectief, dat ik begin jaren tachtig oprichtte met Martin Bril en Dirk van Weelden. De Angst! was een tijdschrift, waar literatuur, beeldende kunst en politiek samenkwamen. De energie, die daarin zat, moest door Pomo 2000 worden omgebogen naar een hervorming van het systeem in alle opzichten.
De grondgedachte was dat macht corrumpeert, en dat er een hervorming noodzakelijk is van het Nederlandse politieke systeem. Een instituut als de Tweede Kamer bijvoorbeeld is hopeloos verouderd. De stromingen, waardoor zo’n parlement wordt gevormd, bestaan in feite helemaal niet meer. Socialisme, confessionalisme, liberalisme, noem maar op, het zijn lege hulzen geworden. Het zijn slechts uithangborden, die schijntegenstellingen in stand moeten houden. Met de werkelijke macht heeft het allemaal niets te maken. Daarover moest Pomo 2000 gaan.
Maar het kwam er niet van. Bij de mensen in mijn directe omgeving bestonden er ongelooflijk veel weerstanden tegen. Ze vonden, dat ik de aanslag op die manier politiek zou misbruiken. Er kwam uiteindelijk niets van terecht. Maar ik hou nog steeds vol, dat het een goed begin had kunnen zijn, Pomo 2000. Zoiets als Forza Italia van Berlusconi. Niet dat ik nu zo’n Berlusconi fan ben – sinds die greep naar de macht samen met de neofascisten en zijn bemoeienissen met RAI mag je vraagtekens zetten bij zijn gevoel voor democratie – maar het model, dat hij hanteerde, zou in Nederland ook mogelijk moeten zijn. Tenminste, als je de zwijgende meerderheid aan je zijde krijgt.’
‘In 1990 vertegenwoordigde ik Nederland bij de Biënnale van Venetië. Het was de tijd van No Expo, de grote protesten tegen de wanstaltige renovatie plannen voor Venetië. Voor mijn paviljoen vonden arrestaties plaats. Toen was Giulio Andreotti nog de grote man. Ik zie hem nog lopen, met zo’n heel leger geheime politie en Guardia Civil. Uit alles straalde toen nog zijn absolute macht. Berlusconi heeft die in een klap weggevaagd, in een tempo, dat niemand voor mogelijk had gehouden.
Nederland is ook toe aan zo’n machtswisseling. Als je toch nagaat hoe lang Lubbers de absolute macht heeft gehad, hoe ongelooflijk veel grote schandalen onder het tapijt zijn geveegd. Maar in Nederland gaat het proces van afbrokkeling van de macht veel langzamer dan bijvoorbeeld in België. Daar is die erosie al begin jaren tachtig begonnen, met de schandalen rond Vanden Boeynants, de Rijkswacht en de Bende van Nijvel. Toen is er bij veel mensen al een grondig wantrouwen jegens de autoriteiten ontstaan, puur omdat ze zich niet meer veilig voelden.
In Nederland begint dat besef nu pas te groeien. Dat zal te maken hebben met het feit, dat politiek geweld nauwelijks voorkwam. De echte oorlogen om de macht in Nederland bleven beperkt tot het milieu van de maffia, met al die afrekeningen over en weer in het imperium van Klaas Bruinsma en zijn opvolgers. In Nederland had je lange tijd geen politiek van de instabiliteit, zoals die in Italië en België werd gevoerd.
Nou ja, bij de Nieuwmarkt rellen in de jaren zeventig had je natuurlijk al een bomaanslag, die werd gepleegd met het oogmerk om de andere partij in diskrediet te brengen, maar dat was nog een incident. In de jaren tachtig kreeg je RARA, dat volgens mij een project is geweest van een hele selecte groep overheidsfunctionarissen ter criminalisering van de kraakbeweging. Die aanslag op het huis van Kosto was het keerpunt. In de jaren negentig krijg je dan die bom onder mijn auto, dat was volgens mij de eerste autobom in de Nederlandse geschiedenis. Daarna had je nog die aanslag op de Banque Paribas in Arnhem, die dan geclaimd wordt door een groep, die zich de A.N.G.S.T. noemt, dus ongeveer zoals die groep van Bril, Van Weelden en mijzelf. Toeval misschien. Maar ik geloof niet meer zo in toeval.’
Hoe ontstond het idee om het Comité van Waakzaamheid op te richten?
‘Dat kwam op de avond voor de persconferentie, die ik zou geven op Schiphol, mijn eerste publieke optreden na de aanslag. Die avond kreeg ik bezoek van Felix Rottenberg. Die had allemaal manifesten en andere geschriften bij zich van het Comité van Waakzaamheid, dat Ter Braak en Du Perron in de jaren dertig hadden opgericht. Het waren verhandelingen over de rancune leer van de nazi’s, over de ontstaansgrond van het racisme. Dat gaf me het idee om een zelfde comité voor deze tijd op te richten, omdat we nu te kampen hebben met dezelfde gevaren, al willen de meeste mensen, dat niet zien, zoals ze het in de jaren dertig natuurlijk ook niet wilden zien. Omdat Pomo 2000 op onoverkomelijke bezwaren was gestuit, leek me dat een goed alternatief.
Ik dacht aan een comité, waar mensen puur op basis van hun persoonlijke verdiensten zitting in hadden, voorbij links en rechts. Er zouden mensen in moeten zitten van de meest diverse signatuur, van Paul Kuypers tot Pim Fortuyn. De grondgedachte zou moeten zijn, dat de scheidingen tussen links en rechts, tussen confessionalisme en marxisme, in realiteit al lang verdwenen zijn en hebben plaatsgemaakt voor en heel andersoortige constellatie van machtsverbanden en genootschappen, die dwars door alle partijen opereert. Het comité zou een soort beschrijving moeten leveren van de onzichtbare machten, het algehele rottingsproces in kaart moeten brengen, dat achter die schijntegenstellingen voort woekert.
Het waren allemaal plannen, die direct na die grote knal ontstonden. Later heb ik dat opgegeven. Ik verwacht nu geen heil meer van Nederland en kan me op dit moment niet voorstellen, dat ik ooit nog een poging zal doen om me politiek te manifesteren. Als ik ooit mijn gelijk zal kunnen halen, dan zal dat langs internationale weg moeten gebeuren. Politiek speelt zich überhaupt niet meer af op landelijk niveau. Het probleem is mondiaal.’
Hoe verhoudt het postmodernisme zich tot de moraal?
‘Toen Jan Kuitenbrouwer en later Joost Zwagerman mij postmodern gingen noemen, was dat bedoeld als een scheldwoord. Ik beschouw het inmiddels als een geuzennaam, en ik draag hem met trots. De aanslag op mijn leven moet je zien als een aanval op het postmodernisme. Een muur van vuur. Degene, die mij heeft opgeblazen, deed dat ook op morele gronden. Hij vond, dat ik een dief was, dat ik in de onderste kringen van de hel van Dante thuishoorde, dat ik alle zeven doodzonden had begaan.
Ik moet je zeggen dat het postmoderne gedachten goed in mijn ogen alleen maar in waarde is gestegen. Het postmodernisme is het besef, dat de ideeën geschiedenis, waarmee wij nog zijn opgevoed in feite bestaat uit concepten, die steeds leger werden tot er uiteindelijk helemaal niets meer van de betekenis overbleef. Postmodernisme is het besef, dat “nieuw” niet meer de enige kwaliteit is, dat alles publiek domein is. Copyright bestaat niet in het postmodernisme, er bestaat alleen het recht om alles te reproduceren. Alles is van iedereen.
Dat wil niet zeggen, dat alles daardoor gratuit is geworden, dat is een denkfout, die veel mensen maken. Mensen maken nog steeds dingen voor de eerste keer mee, de echtheid blijft bestaan, bepaalde beelden behouden hun zeggingskracht. Als postmodernist bestrijd ik echter de idee van oorspronkelijkheid, van het geestelijk eigendom, kortom het copyright. En daarmee heb ik me de woede op de hals gehaald van heel veel mensen, die rondlopen met heel gemankeerde ideeën over zaken als oorspronkelijkheid en eigendom. In hun ogen was ik gewoon een dief.
Vergelijk het met de kraakbeweging. De krakers werden ook altijd als dieven gezien. Ik vind, dat kraken mag als er sprake is van chronisch ruimtegebrek enerzijds en speculatie met leegstaande ruimtes anderzijds. Dan moet er gewoon het breekijzer in. Het opeenstapelen van rijkdom en goederen is ook een vorm van misdaad, bezit en diefstal zijn daarom heel betrekkelijke normen. Diefstal kan heel erg gerechtvaardigd zijn.
Mijn kunst bestaat in feite uit het aan de orde stellen van het fenomeen eigendom. Copyright is het godsbegrip, waar het allemaal om draait vandaag de dag. Ik ben voor het vrije recht om alles af te beelden.’
En daarmee maakte je je gehaat?
‘Ja, de consequentie van dat alles is geweest, dat mijn kunst de afgelopen tien jaar in Nederland is gecriminaliseerd. Ik werd beschouwd als een dief, als het symbool van alles wat vies en voos is, ik was dat varken van Koons. Dat mijn boodschap in feite een heel humanistische was, konden de critici gewoon niet doorgronden. Het postmodernisme werd totaal verkeerd begrepen.
Een foute interpretatie van het postmodernisme maakte, dat een groot deel van de kunstwereld een moraal begon aan te hangen, die stelde dat goed en slecht inwisselbare begrippen waren. Men verbond zich moedwillig met het kwaad. De kunst sloot een verdrag met de slang, zoals Mario Praz dat noemt. Die foto van Robert Mapplethorpe ,waarop hij met een zweep in zijn reet poseert als een duiveltje, die zegt eigenlijk alles. Er kwam een stroming op gang, die zich heel bewust verbond aan het kwaad. Dat ging met drugs en rituelen, die appelleerden aan de verruiming van de seksuele ervaring, vormen van satanisme, duivelsverering. Het kwaad werd vergoelijkt, er werd zelfs een pact mee aangegaan. De gangster werd als een positieve held verafgood, de criminele kunstenaar werd in de jaren tachtig een nieuw ideaalbeeld. In café het Paleis in Amsterdam ontstond een ware symbiose van gangsters en kunstenaars. Daar liepen mensen als Bruinsma en Etienne Urka rond, plus de hele Amsterdamse avant garde, die dan fraaie huizen als studio’s kregen toebedeeld, wagonladingen dope. Maar uiteindelijk bleek de prijs hoog. De integriteit was weg.
Misschien praat ik te algemeen, maar ik denk het eigenlijk niet. Laat iedereen, die zich ten onrechte aangesproken voelt, zijn hand maar opsteken.’
‘Ik denk, dat de wortel van het Nederlandse probleem toch de drugs zijn. Drugs hebben als gunstig effect, dat ze je perceptie veranderen, waardoor je in staat bent andere waarnemingen te doen, dingen in een ander perspectief te zien. Je komt er achter, dat jouw perspectief begrensd is, dat je als mens in principe in staat bent om alles waar te nemen, alles te voelen wat er ooit is gebeurd en ooit nog zal gebeuren. Dat je deel uitmaakt van een grote geest, een groot bewustzijn.
Het slechte ervan is, dat het effect daarvan op veel mensen een soort ongelimiteerde grootheidswaan is. Ze verliezen de menselijke maat. Er komt een normloosheid, een behoefte aan excessen, die steeds verder gaat, over the top. Kijk naar die excessen in de SM wereld, in de house cultuur. Dat heeft allemaal erg te maken met drugs. Je wordt gewoon hartstikke geil van XTC en cocaïne. Je kan je ook afvragen wat de relatie is tussen drugs en die subculturen. De XTC handel heeft de eerste house parties georganiseerd. Die pillen zijn zowel een cultureel als een economisch vehikel. Net zoals de psychedelica in de jaren zestig ook een commercieel motief hadden. De verspreiding van drugs gaat samen met bepaalde subculturele vormen, zoals house parties. Het is allemaal niet zo spontaan als sommige mensen denken.
Nederland is nu de belangrijkste producent van XTC in de wereld, de meest gewilde drug van het moment. Dan kun je niet anders concluderen, dan dat Nederland het Suriname van Europa is geworden. Wij vinden, dat ook helemaal niet erg. De Nederlanders zijn kooplui, en het maakt ze niet echt uit, of ze nu handelen in slaven, goud, olie of dope. Zo’n enquête van Van Traa was alleen maar bedoeld als een rituele schijnzuivering. Straks verwisselen de heren politiecommissarissen allemaal van stoel en dan hebben we het gehad.
Misschien ben ik een moraalridder, maar dan zeg ik: ik neem het niet! De Belgen pikken het toch ook niet als blijkt, dat de Rijkswacht een hele waslijst aan justitiële onderzoeken blijkt te saboteren?’
‘Voor mij persoonlijk is de tijd aangebroken mijn gelijk los te laten. Menselijkheid, humanisme, liefde, respect, daar gaat het om in het leven. John Lennon is mijn grote voorbeeld. Hij had gelijk: woman is the nigger of the world. Nu ik een glimp van de macht achter de macht heb kunnen zien – dus de macht achter Lubbers, achter Andreotti – dan zie ik een soort mannenbroeder gemeenschap, waar ik geen deel van wil uitmaken.
Ik zal nooit meer een man kunnen vertrouwen. Vrouwen zijn als enigen niet gecorrumpeerd door deze samenzwering van het zwijgen, en dat is gelijk ook de reden, dat ze in de geschiedenis van de afgelopen vijfhonderd jaar geen enkele rol spelen. Dat is altijd uitgelegd met een verklaring, die doet alsof vrouwen op een of andere manier tekort zijn geschoten. Na de vestiging van de heidens katholieke moraal is het dominante machtspatroon een mannencultuur, die gebaseerd is op geheimhouding. Vrouwen zijn daarbij stelselmatig gediscrimineerd, en daarom zijn het de vrouwen, die de hoop voor de toekomst vertegenwoordigen.
Ik bedoel, iedere kroeg in Amsterdam, die geen Surinamers toelaat krijgt een boete, maar de grootste machtsinstituten van deze wereld kunnen gewoon de helft van de wereldbevolking ongestraft iedere vorm van participatie ontzeggen. Daarom wil ik alleen nog maar met vrouwen werken. Het liefst had ik zo’n legertje vrouwelijke lijfwachten als Khadaffi.
Daarbij komt: sinds ik zelf zo klein ben geworden, ben ik nog veel meer geïnteresseerd in lange benen. Schoonheid is nu nog belangrijker voor me geworden. Misschien omdat ik nu meer dan ooit tevoren de vergankelijkheid zie.’
De Groene Amsterdammer, 18 december 1996
Plaats een reactie