Martijn Lucas Smit – 3 x Johan Rudolph Thorbecke: (I) Thorbecke in spagaat + (II) Thorbecke overboord + (III) Thorbecke eruit
(I)
Thorbecke in spagaat
‘De regering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst’ en ‘Kunst is geen regeringszaak’. Deze uitspraken, die dit jaar hun 150e verjaardag mogen vieren, werden gedaan door de liberaal politicus Thorbecke tijdens een parlementaire verhandeling in de Tweede Kamer. Het is zijn belangrijkste bijdrage aan het Nederlandse kunstbeleid. Alhoewel de uitspraken onmiddellijk leidden tot discussie en een veelvoud aan interpretaties –in zijn tijd al stond Thorbecke niet bekend als een politicus, die erg helder communiceerde over zijn standpunten- valt er een rechtstreekse lijn te trekken van dit adagium naar de situatie waarin de verhouding tussen kunst en politiek nu verkeert.
Een situatie, waarin de staatsman zich maar ten dele zou kunnen vinden. Thorbecke droeg de kunst (en de wetenschap overigens, die volgens vroeg 19e eeuwse traditie in elkaars verlengde lagen) beslist een warm hart toe. Hij vond ook, dat de staat kunst en wetenschap moest ondersteunen. Maar bij voorkeur niet met geld, niet eens uit overweging van zuinigheid, maar eerder betwiste hij de werkzaamheid ervan: in zijn optiek leidde het verstrekken van subsidies zelden tot een goede ontwikkeling van wetenschap en kunst. De mate, waarin nu nog in Nederland kunst (en wetenschap) wordt gesubsidieerd, zal Thorbecke’s goedkeuring zeker niet hebben kunnen wegdragen. Overigens was hij ook een fervent tegenstander van Monumentenzorg.
De manier, waarop heden ten dage wordt beslist over subsidies, het systeem van selectie, dat wordt gehanteerd, vloeit wél voort uit zijn geestelijk erfgoed. ‘De regering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst.’. Enerzijds, omdat ze daar de expertise niet voor in huis heeft, anderzijds, omdat dat zou leiden tot de aantasting van autonomie van de kunst en dat deze zo zou verworden tot een soort staatskunst. Het beoordelen van subsidie aanvragen wordt dus veelal overgelaten aan fondsen, die op enige afstand van de overheid zijn gezet. Deze fondsen laten zich adviseren door expertise uit het veld, waardoor het veld dus over zichzelf oordeelt.
Een vreemde spagaat: Thorbecke was tegen kunstsubsidie, maar het nu gehanteerde selectiesysteem vloeit wel voort uit zijn gedachtegoed.
Nog vreemder wordt het wanneer deze situatie nu een draai van 180 graden lijkt te gaan maken.
Want enerzijds heerst er een sterke politieke tendens. die terugkeert naar Thorbecke’s argwaan jegens de heil en werkzaamheid van een subsidiesysteem voor de kunst. Met als gevolg het per direct wegsnijden van enorme subsidie budgetten, in sommige sectoren van de kunst oplopend tot kortingspercentages van meer dan 40%. Thorbecke zou er alleen maar blij mee zijn.
Anderzijds liggen nu ook de selectiemethodes onder vuur. Dat het veld achter gesloten deuren over zichzelf oordeelt wordt nu onder de loep genomen. Volgens velen is het een incestueus en elitair systeem, dat de kloof tussen kunst aan de ene kant en politiek en samenleving aan de andere kant kunstmatig in stand houdt. Om dit in te dammen zal het bestuur de banden met de kunsten aanhalen en een grotere invloed voor zichzelf opeisen. En Thorbecke draait zich weer om in zijn graf.
Het gedachtegoed van Thorbecke bevond zich in een pijnlijke spagaat die nu wordt behandeld door de benen kruiselings de andere kant op te vouwen, klaarblijkelijk.
Het lijkt mij alleen maar pijnlijker.
(II)
Thorbecke overboord
Alhoewel een groot deel van het kunstenveld zelf Thorbecke’s adagium ‘De regering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst’ te pas en te onpas heeft aangehaald en omarmt, om zo de autonomie en onafhankelijkheid ten opzichte van de boze overheid te beschermen, heeft dit alles ook de kunst uiteindelijk meer kwaad dan goed gebracht. Het veroorzaakte een vervreemding en vertroebeling van de verhouding tussen kunst aan de ene en samenleving en politiek aan de andere kant.
Dus lijkt dit me een mooi moment voor een radicale koerswijziging. Klaarblijkelijk heeft het adagium uit 1862 na 150 jaar zijn houdbaarheidsdatum flink overschreden. Thorbecke kan – wat betreft de kunst althans – overboord. Sterker nog: Thorbecke moet overboord.
Het kunstenveld zal niet langer over zichzelf mogen oordelen. Kunstenaars en kunst bobo’s zullen niet langer elkaar de hand boven het hoofd kunnen houden en elkaar continu bundeltjes geld toeschuiven. Of in ieder geval zal elke schijn worden weggenomen, dat zoiets nu nog mogelijk is.
Een frisse wind moet door het veld worden gejaagd. Er wordt niet langer geaccepteerd, dat de kunst met de rug naar het publiek staat.
Vandaag de dag gaat het toenemend populisme de kloof tussen burger en politiek te lijf. Ook de kloof tussen politiek en kunst verdient een dergelijke revolutie. Ik pleit hier voor een geheel gepolitiseerde kunstwereld. De politiek moet nu zijn verantwoordelijkheid nemen en bestuurders moeten zich ontpoppen tot beoordelaars van de kunsten. En niet alleen tot beoordelaars, maar ook tot aanjagers van cultuur, tot kunstverzamelaars en mecenassen. In partijprogramma’s komen paragrafen te staan over de wenselijkheid van bepaalde ontwikkelingen in de hedendaagse kunst, en de onwenselijkheid van andere. Politieke partijen adopteren kunstenaars: stem op ons, dan krijgt Rob Scholte eindelijk zijn verdiende solotentoonstelling in Het Stedelijk! Bij ons alleen reeds gestorven componisten uitgevoerd in de concertgebouwen! Eigen erfgoed eerst, ook op de radio! Ministers van cultuur mogen (nee: moeten!) zelf tentoonstellingen samenstellen in de rijksmusea. Samen met de minister president gaan zij over het nationaal kunstaankoopbeleid. Bestuurders laten ook na hun vertrek diepe sporen achter in het culturele landschap. Hun namen zullen voor eeuwig verbonden blijven aan door hun opgerichte orkesten en concertzalen, monumenten en musea, bibliotheken en theaters.
Wel lijkt het me raadzaam, dat politici en bestuurders zich dan flink in de materie zullen gaan verdiepen. Zo wordt belezenheid weer een belangrijke status verhogende factor voor notabelen van een hoog ambt. Tijdens verkiezingsdebatten kunnen vragen gesteld worden over de betekenis van het werk van Multatuli voor ons nationaal zelfbeeld, over de exportwaarde van het hedendaags danstheater of over de beeldende kwaliteit van studenten aan de Rijksacademie (als die dan nog bestaat) bezien vanuit een internationaal perspectief. Binnen de partijkaders worden ambitieuze leden klaargestoomd voor hun zware functies en worden ware kenners, specialist culturele economie bijvoorbeeld, of woordvoerder hedendaagse beeldende kunst (met als sub specialisatie experimentele poëzie ten tijde van het interbellum). Politiek en bestuur zal zijn klassieken moeten kennen en zijn huiswerk moeten doen.
Maar als hij daarin slaagt is een prachtig wederzijds commitment geboren: als zowel de kunst als de politiek na precies 150 jaar wordt bevrijd van het keurslijf, dat Thorbecke’s aloude adagium is geworden, zie ik voor beiden een gouden toekomst in het verschiet!
(III)
Thorbecke eruit
Graziella Curreli – Kenau Simonsdochter Hasselaer tezamen met Wigbolt Ripperda
In Haarlem, de stad waarin ik woon en van waaruit ik werk, begrijpen ze wel hoe het moet. Daar wordt het post Thorbecke tijdperk sinds enige tijd al kordaat vormgegeven. Dat dat gebeurt onder aanvoering van twee achtereenvolgende wethouders van juist liberale huize is beslist stijlvol te noemen. Chris van Velzen (VVD, wethouder financiën en cultuur 2006-2010) en Pieter Heiliegers (VVD, wethouder financiën en cultuur 2010-heden) zijn politiek verantwoordelijk voor de plaatsing van een drie meter hoge bronzen sculptuur van de hand van Graziella Curreli. Het betreft een figuratieve voorstelling van Kenau Simonsdochter Hasselaer tezamen met Wigbolt Ripperda. Deze Ripperda gaf leiding aan de verdediging van Haarlem tijdens het Spaanse beleg van de stad in 1572, terwijl Kenau volgens de overlevering als een kijvend manwijf met blote handen kokende pek over de Spanjaarden heen goot. Een echte Kenau aldus, voor wie tot dusverre nog geen monument bestond in Haarlem. Dat was dan ook de directe aanleiding voor het sculptuur, dat binnenkort geplaatst zal worden op een een meter hoge sokkel op het stationsplein.
Het heeft nog een vermeldenswaardige voorgeschiedenis. Het ontwerp was ingediend voor een openbare opdracht voor een werk in de publieke ruimte, te plaatsen voor het gebouw van de oude Ripperda kazerne, eveneens in Haarlem. De oude kazerne was her ontwikkeld tot appartementencomplex door woningcorporatie Ymere. Deze had een commissie van deskundigen ingesteld ter beoordeling van de ingediende ontwerpen. Het voorstel van Henk Visch, ‘Het Been’, werd uiteindelijk geselecteerd. Boze tongen beweren, dat deze commissie ronduit negatief was over de inzending van Curreli. Het woord lelijk schijnt te zijn gevallen.
Maar dit was nu natuurlijk zó Thorbecke, zó niet anno nu. Een commissie, van deskundigen nog wel, die zomaar een beeld opzij schuift? Een beeld, dat zo mooi recht doet aan de historie van Haarlem wegzetten ten faveure van een enorm been? Wethouder van Velzen, naar verluidt een bekende van de kunstenares, was het zodanig oneens met deze beslissing, dat hij het ontwerp van Curreli als het ware adopteerde. Met passie verdedigde hij het werk en uiteindelijk overtuigde hij de Haarlemse gemeenteraad. Zijn opvolger Pieter Heiliegers nam in 2010 het stokje van hem over en ook hij bleef zich vol vuur inzetten voor Kenau en Ripperda. Het beeld moest en zou een nieuwe plek krijgen, en vond die uiteindelijk ook, te weten een prominente plaats op het nieuwe stationsplein. Een toonbeeld van politieke moed.
Nu de datum van plaatsing naderbij komt is het misschien interessant om te kijken hoe het werk er precies uitziet. Men ziet een monter ogende Ripperda, die zo uit een Suske & Wiske album lijkt te zijn weggelopen: hellebaard in de gehandschoende hand, zwierige hoed op modieuze wijze ietwat scheef op het hoofd, laarzen tot aan de knie en een parmantige kraag. De middeleeuwen komen helemaal tot leven. Waar Ripperda’s verschijning aan alle denkbare clichés voldoet zet Curreli de beschouwer met haar interpretatie van Kenau toch nog op het verkeerde been. Waar de historische figuur in de overlevering steevast wordt opgevoerd als een vloekend en tierend manwijf (een Kenau dus) schept de kunstenares alhier een beeld, dat een stuk milder is. Haar Kenau, die in de sculptuur heur haar schikt, toont zich eerder als een wuft nufje dan als een potige vrijheidsstrijder. Zo zie je maar dat de geschiedenis elke keer weer opnieuw wordt geschreven.
Het geheel toont wat houterig en knullig en doet denken aan een aankondigingsposter voor een slotmusical van de basisschool. Ga jij zo staan, dan doe ik zo. Zit mijn haar wel goed? Zelfs Anton Pieck (ook een Haarlemmer die naar mijn weten nog geen monument heeft) zou zich voor zoveel knulligheid in zijn graf omkeren.
Knullig misschien, maar wel knulligheid bigger than life, knulligheid van maar liefst drie meter hoog (met sokkel vier!). Knulligheid, waarvoor een gemiddelde bronsdief s’ nachts graag een provincietje omrijdt!
Beide wethouders hebben in deze geschiedenis het spreekwoordelijke kind met het badwater weggegooid. Ze toonden absoluut politieke moed door een advies van deskundigen naast zich neer te leggen. Zij namen het op voor een kunstwerk en dat is beslist lovenswaardig. Dit deden zij vol overgave, met passie en flair. Hulde aan zoveel nieuwe politiek!
Maar passie an sich maakt nog geen goede kunst. Overgave creëert niet automatisch een meesterwerk. En flair alleen is nog geen garantie voor een goede beslissing.
Weest u zelf een oordeelaar van de kunsten, en bekijk bovenstaand plaatje. Let wel, dit betreft natuurlijk een schetsmodel. En de drie meter moet u er zelf bij denken. Maar toch.
Nu zou in dit betoog kunnen doorklinken dat ik me tegen plaatsing van dit beeld verzet. Niets is minder waar! Ik vind, dat het onmiddellijk geplaatst moet worden. Op een zo prominent mogelijke plek. Ik vind dat beide wethouders bij de onthulling uitvoerig moeten bedankt, bejubeld en geprezen. Vooral vind ik, dat op de sokkel een grote plaquette moet zijn aangebracht met uiteraard de naam van het werk en die van de kunstenaar, maar die ook beide politici vermeld.
dit werk werd geplaatst door
Chris van Velzen en Pieter Heiliegers,
wethouders cultuur van liberale huize
Laatst liep ik achterlangs de Amsterdamse Poort. Mijn oog viel er op een alleraardigst bronzen beeld, van een kleine anderhalve meter hoog. Bij nadere beschouwing bleek het monumentje te verwijzen naar – jawel – Kenau Simonsdochter Hasselaer. Dit moet dan ook ongeveer de plek zijn geweest, waar ze de Spanjaarden te lijf ging.
Volgende keer toch beter opletten.
martijnlucassmit.com, juni 2012
http://www.martijnlucassmit.com/texts/3-x-thorbecke
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Thorbecke
https://robscholtemuseum.nl/?s=Haarlem
Plaats een reactie