Marianne Vermeijden – Groninger Museum: Grillig, elegant als mediterraan Utopia
Groningen – Het Groninger Museum, dat de koningin morgen openstelt, is al gedoodverfd als een monument voor de jaren tachtig. Een decennium, waarin de grenzen tussen architectuur, design en beeldende kunst werden geslecht. Of het tot mausoleum zal vervallen is van later zorg, voorlopig fungeert het als een trekpleister van de eerste orde. Het is ‘een Utopia van het noorden‘, volgens de Italiaanse hoofdarchitect Alessandro Mendini, maar dan wel een mediterraan Utopia; speels, vitaal, grillig en ook nog elegant.
De Groningse notabelen, die zich in het verleden herhaaldelijk smalend kantten tegen het karig tentoonstellen van hun geschiedenis, hebben niets meer te klagen. Exact honderd jaar na de oprichting van het Groningsch Museum voor Oudheden etaleert de Italiaanse architect Michele de Lucchi in zijn roest rode labyrinth, verstopt in een bunker van Groninger baksteen, de archeologische vondsten uit wierden, borgen en beerputten, ooit verzameld door lokale dokters en dominees.
Elke pot kreeg zijn eigen spot. Wanden vol nissen bieden een chronologisch overzicht van eeuwen oud aardewerk, van industriële vormgeving, zoals bijlen, mantelspelden en benen kammen, van puntvormige weefgewichten uit de ijzertijd, die voor moderne vormgeving kunnen doorgaan, en van eigenaardigheden als een in Groningen verdwaalde, bergkristallen, zegelring uit de Romeinse tijd of een halssnoer met een bonk barnsteen, dat drieduizend jaar geleden diende als offerande.
Grote en kleinere deelcollecties uit latere eeuwen, zoals gilde en kerkelijk zilver, een laat middeleeuwse goudschat, kostuums, prenten en pelgrimstekens bracht De Lucchi onder in open, zwaar wandige paviljoentjes; een legertent, een kerkkapel, een slaapkamerhoekje, bestaande uit een palissander kastwand met bedstede. Een bezoeker zwerft hier van hoornen inktpotjes naar het 17de eeuwse portret van twee chique aangeklede jonkertjes, die ooit de Ewsumborg onveilig maakten, van een praalgraf naar een treurende marmeren engel, van het net verworven 16de eeuwse portret van de rijke borgvrouwe Beetke van Rasquet en haar hondje naar een 18de eeuws feest op de Grote Markt van Groningen, geschilderd toen op een van de daken nog een piepklein schoorsteenvegertje viool speelde. Het paviljoen Gisteren, dat deze afdeling afsluit, zal straks films en video’s vertonen over alle mogelijke facetten van de moderne geschiedenis, en daar valt ook Wim T. Schippers onder.
Een etage hoger, in zijn aluminium rotonde, boog Philippe Starck zich over de afdeling Kunstnijverheid met honderden stukken Delfts, Japans en Chinees porselein, voornamelijk geschonken door particulieren, die gememoreerd worden in een vloersteen. De bont gedetailleerde vazen van de Qing dynastie en de blauwe sierschalen, waarop een reiger arrogant over puntige bergen scheert, staan opgesteld in een bijna complete cirkel van verticale glasplaten. De ellenlange witte vitrages, waarachter deze cirkelwand schuilgaat, geven de zaal, zowel een huiselijk als voornaam karakter. En ook hier belichten de spots puntig enkele curieuze stukken, dit keer uit het porseleinen dierenrijk, zoals dansende karpers en slapend vee.
Liggen deze afdelingen links van de entreehal, gedomineerd door een neerwaarts golvende trap van overwegend blauwe mozaïek, rechts treden we Mendini’s domein van de eigentijdse kunst binnen, ook hier via een ovale zaal, waarin het museum met snel wisselende werken wil inspelen op de actualiteit. Maar eerst kom je in het centrale deel het auditorium van rood fluweel en lellebellerige stoeltjes tegen, een museumwinkel met uiteraard Italiaans design in de schappen, en pastel getinte zaaltjes, waar zich cursussen en workshops voor kinderen zullen afspelen.
Mendini’s paviljoen opent met een hoerig spiegelwerk van Jeff Koons, overwoekerd door vergulde Rococo krullen. Dankzij de Vereniging Rembrandt kon het recentelijk worden verworven. Deze museumvleugel beslaat twee vierkante, boven elkaar gelegen, verdiepingen, elk verdeeld in vierkante of rechthoekige zalen, die zich als een rond tracé laten aflopen. De openingstentoonstelling van Mendini’s recente productie – van stoelen tot Swatch horloges – was deze week nog niet officieel te bezichtigen, maar de daarboven gelegen selectie moderne kunst ten bewijze van een lef gozerig verzamelbeleid, want museumdirecteur Frans Haks toonde en kocht vaak werk van jonge, nog onbekende en matig geprijsde, kunstenaars, is afwisselend genoeg. Dankzij dat alom bekritiseerde aankoopgedrag kan men hier nu opscheppen met een omvangrijke installatie van Francesco Clemente en de bijna wand grote tekening Montage Miracolate van Enzo Cucchi, die twee machtige handen een net zo machtig gebergte laat dirigeren.
De andere zalen, die naar regie van Peter Struycken steeds sterk in kleur wisselen en uiterst donker of juist licht ogen, zodat ze even aan Italiaanse arcades doen denken, zijn gewijd aan de geënsceneerde fotografie van Gérald van der Kaap, Henk Tas en Milan Kunc, dit keer op science fiction tour; aan niet westerse moderne kunst, zoals vroege zeemeerminnen van schilder Chéri Samba en de prachtvolle papieren bouwwerken van de Zairees Bodys Isek Kingelez; aan de ‘architectonische’, zilveren theeserviezen van Charles Jencks, Michael Graves en Ettore Sottsass. Een felroze, sprietig, insect van Joost van den Toorn houdt deze afdeling als een argwanende suppoost in de gaten.
De hyper rode ‘kinderkamer’, zo genoemd door de 29 mannen en vrouwen tellende vaste museumstaf, brengt onder meer werken van Keith Haring, een Barbie portret van het schildersbedrijf Mark Kostabi en een Mens erger je niet vloerkleed van Rob Scholte. En de zwarte zaal met het puntjes en streepjes tapijt van Roy Lichtenstein is een eerbetoon aan het vrolijkste meubilair ter wereld, dat van Memphis vormgevers.
Pas op 1 januari komt het meest omstreden paviljoen van Coop Himmelb(l)au – bijgenaamd ‘de ravage‘, ‘de scheepsramp‘ of ‘de parkeergarage‘ – gereed. Dit deel, het enige, dat daglicht toelaat, biedt dan onderdak aan drie eeuwen beeldende kunst, van 1650 tot 1950, met accenten op de 1.300 werken tellende collectie van De Ploeg en op de veelal landschappelijke collectie Veendorp. Maar ook een Rubens, Gauguin, Breitner of Daubigny zullen hier opduiken. Voorlopig fungeert het als uitkijkpost, waar glazen uitsparingen tussen de roestrode ‘scheepswanden‘ uitzicht bieden op het bruinige water van Mendini’s slotgracht.
De anderhalf miljoen passanten tussen stad en station, die de stenen brug over diezelfde slotgracht nu jaarlijks moet gaan torsen, kunnen straks om de drie, vier, maanden in bijna alle zalen een andere opstelling verwachten. Steeds weer andere fotografie, ander design, andere Italianen, de ‘Figuration Libre‘ met Boisrond, Combas en Di Rosa, die nu nagenoeg ontbreekt, maar ook werken van Carel Visser, Peter Struycken, Ger van Elk, Kiefer, Baselitz, Stella en zo vele anderen.
Onlangs schreef Mendini in een interview vijftig procent van zijn Utopia toe aan de ideeën van Frans Haks. Dat zal geen gevlei zijn. Even dacht ik bij vertrek Haks te horen schaterlachen, diezelfde klaterende lach, die hij ook onder minder fortuinlijke omstandigheden wist te produceren. Ja, een museum als een langgerekte schaterlach, zonder spot of leedvermaak, maar wèl vol pret en relativering.
Geopend: di. t/m za. 10-17 uur, zo. 13-17 uur. Voor aanstaande zondag, de eerste ‘werkdag‘ zijn duizenden kaarten verstrekt aan inwoners van Groningen.
NRC Handelsblad, 28 oktober 1994
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Frans+Haks
https://robscholtemuseum.nl/?s=Groninger+Museum
https://robscholtemuseum.nl/?s=Groningen
Plaats een reactie