Lennaert Koorman – Interview Cor Groenenberg: ‘Met verf kun je toveren’
De schilderijen van Cor Groenenberg, (Giessen 1968) gaan vooral over ‘huid’.
Niet alleen huid van mensen, maar huid van wat dan ook. Alles wat hij schildert heeft een verbazingwekkende, haarfijn uitgevoerde stofuitdrukking in acrylverf. Al tijdens zijn afstudeer-expositie op de masteropleiding van het Frank Mohr Instituut in 1989 keken museumdirecteuren nauwlettend mee naar zijn werk. Later was hij een jaar lang assistent bij Rob Scholte in Tenerife, die op dat moment het hoogtepunt van zijn roem beleefde. Cor exposeert veel in binnen en buitenland in galeries en musea. Sinds 2006 is hij naast kunstschilder tevens coördinator aan de Minerva Academie in Groningen. In zijn atelier in het voormalig biologisch centrum geeft Cor me op heel ontspannen wijze, onomwonden antwoord op al mijn vragen.
Was je als kind al veel aan het tekenen en schilderen?
Ja! Ik kwam er op mijn vijfde al achter dat er zoiets bestond als ‘de kunstenaar’. Ik dacht: ‘Ja da’s mooi, dat is wat ik moet doen’. Daarna heb ik eigenlijk ook nooit meer aan iets anders gedacht. Mijn eerste olieverf schilderijtje heb ik op mijn twaalfde gemaakt; een monnikspij. Ik had een setje olieverf gekregen en daar ben ik mee gaan pielen. Ik begon gewoon te schilderen op een klein stukje karton. Het eerste wat daar uit kwam was die monnikspij. Dat was mijn eerste echte poging. Toen was het zaadje gelegd. Wat vonden je ouders ervan dat je kunstenaar wilde worden? Ik had wel tegenstand verwacht, maar die was er niet… Ik ging voor de eerste keer naar de open dag op de kunstacademie in Arnhem, aan de hand van mijn vader. Hij vond dat prachtig, die academie met al die werkplaatsen. ‘Alles draait om perceptie’.
Wie waren toen jouw grote voorbeelden in de kunst?
(Lacht) Dali en Magritte, dus ja, de surrealisten en zo. Al was ik al wel erg gebiologeerd door Munch. Maar daar zat het ergens tussen in, tussen dat expressionisme en dat surrealisme. Mijn neus was nog niet zo lang en ik keek daar nog niet voorbij. Ik had eigenlijk nog geen idee van kunst.
Wat zocht je daar dan op zo’n kunstacademie?
Aanvankelijk was het alleen maar een manier om te doen wat ik het liefst deed. Dat was met die spullen in de weer zijn. En dingen maken die je zelf verbazen; Dat vond ik zo’n magie, dat vind ik nog steeds. Dat je een soort vermoeden hebt van een beeld, maar dat je dan niet helemaal precies weet hoe dat moet of hoe dat uitpakt. En dan verrast worden door wat je gemaakt hebt. Die academietijd was voor mij echt een soort ontdekkingstocht van wat mijn eigen rol binnen die beeldende kunst zou kunnen zijn. Alles werd daar ook gereset. Dus alles waar ik zekerheid aan ontleende dat verdween daar. Dus ik vond het ook heel moeilijk. Heel zwaar. Het was niet alleen maar leuk.
Wat is het belangrijkste dat je in Arnhem hebt geleerd?
Dat de kunstacademie je niet leert wat kunst is, maar wat kunst zou kunnen zijn. Dat is denk ik het allerbelangrijkste. Omdat ik dacht dat ik daar zou leren wat ik zou moeten doen of zo. Dat ik zou leren wat kunst is. En ik kwam er achter dat het precies andersom was. Dat het alleen maar over mogelijkheden gaat.
‘Je moet je eigen positie voortdurend bezien en niet voor waar aannemen’.
Het tweede is dat alles draait om perceptie. Dat de kunstenaar zich onderscheid van de burger, als ik dat zo mag noemen, door een eigen gefor- muleerde perceptie op de dingen die wij met zijn allen als ‘normaal’ bezien. Ik weet nog goed dat een docent daar een kartonnen koffiebekertje op zijn kop op tafel zette en aan de klas vroeg: ‘Kunnen jullie me vertellen wat je hier ziet?’ Nou iedereen antwoordde natuurlijk: ‘Dat is een leeg koffiebekertje’. Maar hij liet ons toen zien dat je eigenlijk helemaal geen koffiebekertje ziet, dat is interpretatie. Je ziet alleen maar vorm, in dit geval een conische vorm. Hij liet ons zien dat alles perceptie is. Dat trof me toen heel erg.
’Ik wil iets laten zien. Ik ben geen verhalen verteller’.
Daarna heb je ook nog twee jaar een master opleiding aan het Frank Mohr Instituut gedaan, de huidige masteropleiding van Minerva. Was dat nodig?
Ja! Ik ben beeldend kunstenaar vanaf het moment dat ik daar begon. Ik heb een BTW nummer aangevraagd en vanaf dat moment is er geen andere focus meer geweest. Dus de beeldende kunst was mijn leven. Daar was ik snel achter. Het was ontzettend moeilijk want wederom werden alle stoelpoten onder mijn bibs weggezaagd. Mijn werk werd met de grond gelijk gemaakt. Ook door mijzelf trouwens. Dus ik moest volledig opnieuw beginnen.
Wat leer je daarvan, als je eerdere keuzes zo worden afgepakt?
Tja, wat je daarvan leert is dat er geen dingen zijn die vanzelfsprekend zijn. Volgens mij is dat het belangrijkste. Je moet je eigen positie voortdurend bezien en niet voor waar aannemen. Dat is nu nog steeds zo. Was het moeilijk om een eigen stijl te vinden? Het is nooit mijn streven geweest om een eigen stijl te vinden. Wel een eigen positie. En ja, natuurlijk is dat moeilijk omdat het mede je identiteit als kunstenaar bepaalt…. dat was mijn zoektocht. Eigenlijk is de zoektocht van dit werk meer het overboord zetten van zekerheden of beperkingen dan iets anders, dan het verwerven van iets. Want het leren schilderen dat ging vanzelf. Daar heb je techniek voor nodig, en hoe doe je dat, nou gewoon door te proberen. Met schilders te praten en fouten te maken. Heel veel fouten te maken. En dan op een gegeven moment verwerf je dat, maar het schilderen, dat heb ik niet op die academie geleerd. Daar vond ik mijn positie en dat vind ik ook veel belangrijker.
Hoeveel dieper gaat die positie dan de wens ‘ik wil schilderen’?
Nou dat blijkt dus veel dieper te gaan omdat ik klaarblijkelijk ook nog iets wilde laten zien. Iets waarvan ik denk dat het van belang is dat het gezien wordt. Omdat het mij heel veel geeft. Maar ik denk dat daar elementen in zitten die een ander ook iets kunnen geven. Dus ik wil iets laten zien. Ik ben geen verhalen verteller. Ik gebruik foto’s als aanleiding om dingen te maken. Als modellen zeg maar. Zo gebruik ik ook geen verhalende foto’s. Ik wil dat dat ene moment van één zestigste seconde genoeg is om zo’n beeld te dragen. En genoeg aanleiding geeft tot denken, voelen en ervaren; om dat schilderij waarde te geven.
Waarom kies je juist voor verf als middel om iets te laten zien?
Omdat je met verf kunt toveren. Ik vind het nog steeds wonderbaarlijk dat je met wat gekleurd spul een wereld kunt maken die veel verder gaat dan de som der delen. Dat vind ik ongelooflijk. Het is volledig te manipuleren. Dus als je technische vaardigheid bezit, om macht over dat spul te krijgen, ja dan zijn de mogelijkheden volstrekt eindeloos.
‘Bij elk nieuw schilderij denk ik: ‘Mijn god hoe moet ik dit nu weer doen?’.
Er is een tijd geweest dat mijn werk beperkt werd door mijn technische vaardigheden, maar tegenwoordig kan ik me geen beeld meer voorstellen dat ik niet zou kunnen schilderen. Hoewel ik bij elk nieuw schilderij opnieuw denk van ‘Mijn god hoe moet ik dit nu weer doen?’
Zou je vuur kunnen schilderen?
(brede glimlach) Dat is één van die dingen… Ja ik denk dat ik dat kan! Ondanks dat het zulke tegenstrijdige eigenschappen heeft; Vuur geeft licht terwijl een schilderij juist een deel van het licht absorbeert. Ik kan geen warmte of beweging schilderen, maar toch, als je het goed kunt fotograferen, dan denk ik dat ik het ook kan schilderen. ‘Kijk nou eens jongen!’
Ziet een kunstenaar de wereld echt zo anders?
Ieder mens heeft natuurlijk een eigen perceptie van de wereld, laat dat voorop staan. Alleen niet iedereen hecht daar waarde aan of doet daar iets mee. Een kunstenaar voelt daartoe wel de noodzaak en heeft een vorm gevonden om met die perceptie iets te doen. Dus ja, je zou kun-nen zeggen dat een kunstenaar per definitie een andere perceptie heeft dan een ‘gewoon’ mens.
Kun je onder woorden brengen waarin jouw perceptie uniek is?
(Lacht) Ja dat is heel moeilijk. Ik heb een bijzondere gevoeligheid voor huid. Niet per se de huid van een mens maar gewoon de oppervlakte van spullen, de textuur, de temperatuur. Dat zorgt ervoor dat ik het dagelijks leven ervaar op een manier die heel intens is. Dat levert schoonheid op. Het levert een intensiteit op die ik probeer om te zetten in de beelden die ik maak. Waar- door ik mensen aan de hand mee kan nemen in die perceptie. In die wereld van ‘Kijk nou eens jongen’.
Zijn je beelden daarom vaak zo intiem en in close up?
Ja! Ik wil dat het heel dichtbij is. Ik ben geïnteresseerd in wat die dingen echt ‘zijn’. Niet zo zeer waar ze voor staan of wat ze betekenen. Onze waarneming wordt voortdurend beïnvloed door wat wij weten over wat wij zien. Als we een mens zien denken we meteen: ‘Ken ik die of niet, wil ik ermee naar bed of niet, enz’. Dat zijn allemaal waardeoordelen. Dus ik zie het als een taak om de wereld te ontdoen van al die opgelegde betekenissen. Om met een soort open blik naar die wereld te kijken en daar dan zelf een betekenis aan te geven.
Hoe was het om assistent te zijn bij Rob Scholte?
Dat was tof! Veel geleerd. Een belangrijk ding was het afleggen van het kunstenaars-ego. Je maakt iets waar je naam niet onder komt te staan. Je maakt ook nog eens een keer iets waar je artistiek niet noodzakelijkerwijs achter staat.
Want jij voerde zijn ontwerpen uit?
Ja, hij leverde steeds een print aan en die moest je dan maken. En raakte hij dat schilderij dan helemaal niet meer aan als jij er klaar mee was? Nee. Nou alleen nog voor zijn signatuur.
‘Het mooiste is als ik zelf wordt verrast door mijn eigen schilderij’.
Dus eigenlijk gingen er Groenenbergs over de toonbank als echte Rob Scholtes?
Ja; en Fenella Sticklands en van… hoe heetten ze allemaal… Dat vond ik ook wel een soort verademing omdat het paradoxaal genoeg, schilderkunstig wel een heleboel vrijheid oplevert. Je hoeft niet meer te betwijfelen wat je maakt. Het is zuiver en alleen een ambachtelijk stuk werk. Hij had ook heel duidelijke richtlijnen waar je je aan diende te houden. Zoals? Bijvoorbeeld geen kleuren mengen op het doek. Eerst drie lagen in één kleur; de meeste kleur in middentoon. Daarna drie lagen in de hoofdkleuren. Dus dan had je al zes lagen. En daarna werd dan pas in een glaceertechniek steeds één kleur toegevoegd. Daarmee werd dan pas de juiste kleur en toon bereikt.
Wat is voor jou het mooiste dat je met een schilderij kunt bereiken?
Dat is voor elk schilderij opnieuw weer een strijd. Ik ben heel blij als een schilderij een stap verder gaat dan het vermoeden dat ik er van had voordat ik er aan begon. Dus het mooiste is voor mij, als ik zelf wordt verrast door mijn eigen schilderij. Dat gebeurt eigenlijk bijna altijd, en als dat niet gebeurt is dat blijkbaar niet zo’n goed schilderij.
Hoe zet je een schilderij op?
Dat is vrij eenvoudig. Ik begin met beelden, met foto’s. Ik haal eerst zo’n 10 foto’s door de computer heen. Dan ga ik op zoek naar uitsnedes en bewerk ik die foto op kleur en toonwaarde. Dan hang ik een doek op een zwarte muur en projecteer ik die bewerkte foto’s om de beurt op het doek. Dat is zoeken. Dat kiezen van het juiste beeld duurt vaak wel twee of drie dagen, kijken, twijfelen, kijken, twijfelen. Maar als ik dan eenmaal gekozen heb, teken ik met een potloodje de outlines op een wit doek. Dat fotografische karakter wil ik daarbij behouden. Want het mooie daarvan is dat het informatie geeft die je zelf nooit zou kunnen bedenken. Vanaf het moment dat ik dat heb staan, vlak ik de betekenis van die afbeelding helemaal uit. Dus dan is het alleen nog maar beeld. Vlakverdeling, kleur, vorm etc. Dus bij een portret wordt dan een onscherpe lichtvlek net zo belangrijk als bijvoorbeeld een neusgat. Dan gaat het doek op de ezel, bepaal ik drie of vier hoofdkleuren en moet er zo snel mogelijk op het hele doek verf staan. Om het wit van het doek kwijt te zijn. Dat is dan een dunne transparante laag. Vanaf dat moment gaan er heel veel dunne lagen verf op. Net zo lang totdat ik denk van, Ja nou is ‘ie goed.
Hoe lang werk je gemiddeld aan een doek?
Dat kan wel twee maanden zijn. Dus er zitten wel behoorlijk wat uren in.
Werk je alleen maar met acrylverf?
Ja dat klopt. Met acrylverf kan ik echt alles doen wat ik wil. Ik word niet gehinderd door technische beperkingen of regels die olieverf wel kent. Vet over mager en dat soort zaken. Daar heb je bij acrylverf totaal niet mee te maken. Ik heb geen enkel ander middel nodig dan water. Ik gebruik maar zelden een medium, soms een retarder. Vooral in de zomer als het erg warm is en de verf nóg sneller droogt. Ik maak veel zachte overgangen, en door de snelle droogtijd van acryl is dat soms lastig. Maar ja, dat betekent gewoon snel werken. En heel erg gelaagd werken.
Witte acrylverf is veel minder transparant dan witte olieverf, zit dat je dan niet in de weg bij die gelaagde manier van werken?
Nee hoor want als ik hele lichte partijen heb geschilderd, waar natuurlijk wit doorheen zit, geef ik die daarna weer kleur met een dunne, transparante laag zonder wit. Daar kun je een lichte partij echt mee laten gloeien. En één van de allergrootste voordelen van acryl is de geurloosheid.
Er staan bijna geen voorgemengde kleuren op je werkplek, gebruik je die niet?
Nee nauwelijks, dat vind ik zo’n onzin. Zoiets als Napels Geel of voorgemengde huidskleur, dat is toch kolder. Die kan ik zelf ook wel mengen. Omdat ik mijn verf zo enorm verdun wil ik het zo zuiver mogelijk hebben. Dus ik gebruik bijna alleen maar single pigments.
Wat is het grote verschil tussen een foto en een fotografisch schilderij?
Ik geniet buitensporig van de activiteit van het schilderen. En door het feit dat ik daar zo’n lol in heb, of dat ik daar zo van ga zweten of wat dan ook, weet je, gaat die fysieke ervaring van dat schilderen natuurlijk ook in dat schilderij zitten. En die energie die ik erin gestopt heb, die doet natuurlijk iets met degene die ernaar kijkt. Dat is meteen ook het grote verschil met een foto. Ik maak gebruik van die fotografische informatie vanwege het vermoede realiteitsgehalte. Het lijkt over realiteit te gaan, maar het is er een echo van. Dus als je een foto ziet is de eerste gedachte: wat zie ik, of wie zie ik, wat is die aan het doen, waar of wanneer is die foto gemaakt, wie heeft hem gemaakt. En al die vragen hebben eigenlijk maar weinig van doen met dat wat je in wezen ziet.
Waarom wordt het gebruik van foto’s en de projector nog zo vaak als ‘fout’ gezien denk je?
Dat is meer bij een bepaald publiek dan bij kunstenaars zelf. Voor iedereen die zich echt serieus met beeldende kunst bezighoud geldt dat niet meer. Ik vind het eerder opmerkelijk als je het niet doet. Maar ik weet natuurlijk wel wat je bedoelt en waar het vandaan komt. Dat komt nog van het idiote idee dat de kwaliteit van kunst zou worden bepaald door de handvaardigheid van de maker. Dat is natuurlijk gek. Tenminste ik vind dat gek. Sinds er in 1913 door Duchamp een urinoir aan de muur van een museum is geschroefd, is dat gek.
‘We staan op de schouders van reuzen’.
Dat is alweer honderd jaar geleden. Toch zie je nu ook nog steeds tentoonstellingen waar een kunstenaar een vuilnisbak op de grond leeg gooit en dat dan als ‘moderne’ kunst presenteert.
Jawel maar dan heb je het over clichés in de kunst. Die zijn natuurlijk wijdverbreid, maar die zitten in de figuratieve schilderkunst net zo goed. Sterker nog, ik denk dat het onvermijdelijk is dat je clichés gebruikt. Om de simpele reden dat we op de schouders van reuzen staan. Ik ben daar nu alleen maar blij mee. Maar tijdens mijn studie was dat nog een groeiende reden voor frustratie om te beseffen dat wat je ook doet als zoekend kunstenaar, je komt tot de ontdekking dat alles al gedaan is. En in vele gevallen ook nog beter dan je zelf ooit zou kunnen. Helemaal als je het binnen het domein van de schilderkunst bekijkt. Er werd gewoon al beter geschilderd nog voor- dat we schrift hadden. Dus het beste wat je dan kan doen is te denken ‘mooi, ik mag daar dus gebruik van maken’.
Hoe benader je het publiek met je werk?
Ik heb altijd geweigerd mijn werk te tonen binnen een context van figuratieve schilderkunst. Ik ben vaak benaderd door galeries die zich hadden toegelegd op figuratieve schilderkunst. Dat doe ik niet, dat weiger ik.
Want?
Want ‘figuratief’ is een irrelevante categorisering van beeldende kunst, waardoor mijn werk een bepaalde context binnengetrokken wordt waar ik ‘m niet wil hebben.
Want dan wordt de conische vorm opeens weer een koffiebekertje?
Juust! Ik zal nooit meedoen met een tentoon- stelling met als onderwerp ‘het portret’ of ‘het naakt’, nooit! Dat weiger ik. Zo had ik ooit een schilderij gemaakt van een vrouwenhoofd waar sperma op zat. Daarvan zei iemand dan enthousiast: ‘Oh dat moet bij Yab Yum aan de muur!’ Weet je wel in zo’n sexclub. Nou ik moet er niet aan denken dat dat werk in een dergelijke context komt te hangen waarbij dat schilderij ineens over erotiek gaat. Dus de context van een tentoonstelling is heel belangrijk voor me.
Houd je rekening met wat jouw publiek wil zien?
Nee dat doe ik niet. Je moet niet luisteren naar je potentiële koper. Je moet maken wat je moet maken. Ik weet nog, lang geleden toen ik dat schilderij van die paprika schilderde dat ik dacht: ‘Nou snap ik het! Dit is een schilderij waarin alles samenkomt. Hier komt alles bij elkaar wat ik probeer.’ en ik hoor zelfs nu nog van mensen die dat doek hebben gezien: ‘Ik kan geen paprika meer doorsnijden zonder aan lichaamholtes te denken’. Maar zoiets kan je niet nog een keer doen, dat gaat niet. Dan wordt ik er schijtziek van. Heb ik wel geprobeerd hoor, maar ik kan dat niet. Dat worden gewoon slechte schilderijen. Ik ben wel altijd jaloers geweest op mensen die gewoon 50 schilderijen in een bepaalde serie kunnen maken.
‘Je hebt spul en daar doe je wat mee zodat het waarde krijgt’.
Wat betekent twijfel in jouw werkproces?
Twijfel is de grootste creatieve kracht die er bestaat volgens mij. Maar het is ook wel eens vermoeiend of remmend. Maar ik denk dat iedere zichzelf respecterende kunstenaar dagelijks met twijfel te maken heeft. En dat is goed want anders verbeter je jezelf niet. Het is ons vak om waarde te blijven genereren. Dat is wat een kunstenaar doet, je hebt spul en daar doe je wat mee zodat het waarde krijgt.
Heb je nog een goed advies voor de huidige studenten van de kunstacademie?
Veel zien, veel maken. Vertrouw erop dat wat jij te melden hebt het maken waard is.
Voor meer info: http://www.corgroenenberg.nl
http://www.corgroenenberg.nl/artikelen/afbeeldingen/Interview_Lennaert_Koorman.pdf
Plaats een reactie