Koen Kleijn – Engagement
Vandaag loopt de tentoonstelling Sluijters’ Grote Oorlog in De Fundatie in Zwolle af. De politieke oorlogsprenten van Johan Sluijter voor De Nieuwe Amsterdammer stonden in scherp contrast tot zijn gewone praktijk. Kan geëngageerde kunst goede kunst zijn?
Het is interessant om in één week de tentoonstelling Oorlogsprenten van Jan Sluijters te zien en het pamflet van Hans den Hartog Jager in NRC Handelsblad (‘Geëngageerde kunstenaars: De wereld luistert niet’) te lezen.
Sluijters (1881-1957) liet zich in 1915 overhalen om coverprenten te maken voor de stokebrand Henri Wiessing, die door de directie van De Groene Amsterdammer als hoofdredacteur terzijde was geschoven en daarop een concurrerend blad begon, De Nieuwe Amsterdammer. De litho’s van Sluijters pasten in Wiessings uitgesproken koers. Sluijters stond bekend als modieuze avant-gardist; de prenten stonden in scherp contrast tot zijn gewone praktijk. Hij tekende er elke drie weken één; de andere weken werd de plaat gemaakt door Piet van der Hem of Willy Sluiter. Ze tonen de ellende van geweld, armoede en honger, ze zijn vlijmscherp, keihard, gruwelijk, bloederig. Het ene lugubere geraamte na het andere daagt op uit de oorlogsmist, de Duitse keizer viert met Herodes de ‘Kindermoord te Londen’, enzovoort. Het zijn geen plaatjes om in de kinderkamer te laten slingeren.
De prenten die in Zwolle worden getoond zijn verzameld door Rob Scholte en aangekocht door De Fundatie omdat het museum zich zegt te richten op het maatschappelijk engagement van de kunstenaar en de ‘spagaat’ die dat oplevert voor diens artistieke vrijheid. In zijn voorwoord vergelijkt de directeur het werk van Sluijters met dat van George Grosz, die ze daar ook hebben hangen, en dat is nog zo gek niet. Het aardige is nu dat Den Hartog in NRC hard afrekent met juist het type maatschappelijk betrokken kunstenaar als Sluijters. Volgens Den Hartog – in een fraaie cirkelredenering – verzaken kunstenaars die aan politieke kunst doen per definitie aan hun opdracht als kunstenaar. Politieke kunst is eigenlijk geen kunst, want die is dienstbaar gemaakt aan een ideologie en die onderwerping maakt ze machteloos, clichématig, enkelvoudig, naïef et cetera: ‘Wat je ook doet als kunstenaar (…), het is onmogelijk om werkelijk invloed op de wereld uit te oefenen, iets achter te laten wat betekenisvol is buiten de wereld van de kunst.’
Het is een boterzacht en beperkt betoog, helaas, omdat Den Hartog kennelijk een wel zeer hoge verwachting heeft van wat ‘werkelijke invloed in de wereld’ is, maar vooral omdat hij allerlei kunstvormen, kunstenaars en kunstwerken niet meetelt. Een enkel werk van Mark Wallinger, gezien in De Pont, moet het ontgelden; architectuur, cinema, literatuur en theater blijven verder geheel ongenoemd. Eisenstein, Riefenstahl en Chaplin, om maar een stelletje creatieven te noemen, zouden daar toch de wenkbrauwen bij fronsen – ‘Wat!? Wij? Geen werkelijke invloed?’
Ik vroeg me dus af of volgens Den Hartogs criteria het felle anti-oorlogswerk van Jan Sluijters wel kunst dan wel ‘goede kunst’ genoemd kan worden. Ik kan natuurlijk niet voor Den Hartog spreken, maar het lijkt mij dat zijn criteria dat uitsluiten. Sluijters had zich bij zijn portretten en naakten moeten houden, de ‘kunst-kunst’. Het zijn rare dingen, die prenten, maar het is engagement om respect voor te hebben, het is goede kunst, het is zelfs betekenisvolle politieke kunst. Zoals Max Arian hier eerder eens schreef: ‘Het doet nu nog pijn te kijken naar deze wanhopige aanklachten van een man die van het leven weet te genieten en die zich keert tegen een oorlog die al het leven, al het mooie, zelfs de liefde, de schoonheid van de vrouwen en de onschuld van de kinderen vernietigt.’ Of dat de vrede bespoedigd heeft? Zonder enige twijfel.
Sluijters’ Grote Oorlog: Politieke oorlogsprenten uit De Nieuwe Amsterdammer 1915-1919. De Fundatie, t/m 4 januari 2015.
De Groene Amsterdammer, 24-09-2014
In mijn ogen is het anti-oorlogswerk van Sluyters hele knappe, goede en geengageerde kunst. Om iemand op te vrolijken had ik haar spontaan uitgenodigd om met mij de tentoonstelling van Jan Cremer in De Fundatie te bezoeken. Cremer viel tegen en door de tekeningen van Sluyters waren we allebei heel erg aangedaan. Die dag kwam niet meer goed..