Joeri Boom & Sander Pleij – Broodje Haerynck: ‘Hoe treed je dan op tegen de mensen van Privé en Weekend, die omwille van den brode iedereen altijd voorliegen?’
Broodje haring (foto Don Pedro de Carrion de los Condes)
Broodje Haerynck: ‘Hoe treed je dan op tegen de mensen van Privé en Weekend, die omwille van den brode iedereen altijd voorliegen?‘
En hij heeft het niet eens zèlf verzonnen. Jan Haerynck, de journalist, die een verhaal verzon over een kinderontvoering, ontleende de details aan een oude mythe. Wat kunnen kranten eigenlijk ondernemen tegen al te literaire medewerkers?
‘Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist.’ Zo luidt artikel 1 van de Code van Bordeaux, aangenomen door de leden van de International Federation of Journalists in 1954 en nog steeds van kracht.
Een dode letter, zo bleek donderdag 22 november voor de zoveelste maal. Die dag kwam het bedrog van de Vlaamse freelance journalist Jan Haerynck aan het licht. Het TROS programma Vermist wijdde een uitzending aan zijn twee maanden eerder in de Volkskrant verschenen verhaal over de ontvoering van een Duits meisje in Disneyland Parijs. Het verhaal bleek niet meer dan een verzinsel.
Spoedig daarna bleek dat Haerynck kon bogen op een indrukwekkende reeks misleidingen. Eerder al goot hij zijn literaire aspiraties in een journalistieke vorm bij De Morgen, Esquire, Het Parool, en uiteindelijk de Volkskrant. En ze stonken er allemaal in.
Niet alleen het verhaal over de tien jarige Nadja, kortstondig ontvoerd in Euro Disneyland Parijs, stond vol verzinsels. HP De Tijd trok blind een van de andere 32 stukken, die Haerynck voor de Volkskrant schreef en controleerde het op feitelijke juistheid. Wat bleek? De enige personages uit zijn reportage over brugrestaurant Schiphol van wie hij genoeg gegevens meldde om ze te kunnen opsporen, bleken niet te bestaan. Het Algemeen Dagblad controleerde nog eens zeven Volkskrant artikelen van Haerynck. Overal hetzelfde liedje. Niet bestaande of niet te achterhalen personen, gefingeerde cafés en hotels.
Afgelopen week bleek, dat Haerynck ook De Groene Amsterdammer heeft bedot. Op 1 februari 1995 publiceerde De Groene een artikel van zijn hand over mobiele telefonie. De uitvoerig geciteerde Ben van Gorp, socioloog aan de Rijksuniversiteit Leiden, bestaat, voor zover we dat konden natrekken, ook al niet.
Is Jan Haerynck een meester fantast, een getalenteerde fictieschrijver, die per abuis in het verkeerde medium belandde? Nee, hij is een ordinaire broodschrijver met een gouden pen, maar met eerbied voor waarheid noch verbeelding. De reportage over Euro Disneyland lijkt tot in het kleinste detail uit de mouw geschud. In werkelijkheid putte Haerynck uit het arsenaal volksvertellingen, dat ook wel bekend staat onder de noemer ‘broodje aap‘.
Haerynck baseerde zijn artikel op een interview met de niet bestaande Ulf en Karin Wepper en hun dochtertje Nadja. Ruim twaalf uur na haar verdwijning in Euro Disneyland – zegt hij – werd het meisje teruggevonden in een hotellift, in bedwelmde toestand, slechts gehuld in een kamerjas. Haar blonde haar was afgeknipt en zwart geverfd, het gezicht bruin geschminkt. Een niet bijster originele fantasie. De moderne sage, waaraan het verhaal is ontleend komt al voor in ‘Het Volkslied. Een verhaal voor kinderen‘, geschreven in 1911 door Christine JF Vetter. In dit spannende voorleesboek wordt de kleine Kareltje door een zigeuner hoofdman bedwelmd en ontvoerd. Om hem onherkenbaar te maken wordt zijn uiterlijk aangepast: ‘Binnen in den wagen onderging het arme kindje een algeheele verandering (..). zijn krullenbolletje werd zoo kaal mogelijk geschoren (…) het geheele lichaampje werd ingewreven met een groenachtig vocht, dat na het opdrogen aan de huid een donkerbruine, echte zigeunerkleur gaf (..).’
Peter Burger citeert deze passage in zijn boek De gestolen grootmoeder, waarin hij moderne sagen en sterke verhalen bundelt. Het eeuwen oude beeld van zigeuners als kinderrovers is volgens Burger in Nederland bijgezet in de categorie onzin, maar duikt nog regelmatig op in Italië en de Verenigde Staten. In 1994 woedde in Italië een epidemie van verhalen, die allemaal gebaseerd waren op hetzelfde thema. Blond kind wordt ontvoerd (bijvoorbeeld in supermarkt). Grote zoekactie komt op gang. Kind wordt teruggevonden (bijvoorbeeld in toilet) met kaalgeschoren hoofd en donkergekleurde huid. De daders: zigeuners.
Op de achterflap van Burgers boek staat een ander sterk verhaal aangekondigd, dat verband lijkt te houden met Haerynck’s ontvoeringssprookje. In verscheidene Europese landen doken al twee weken na de opening van Euro Disneyland Parijs verhalen op over de ontvoering van jonge kinderen. Volgens dèze broodje aap verhalen worden de kinderen na ongeveer een dag verdoofd gevonden met nog maar één nier. De andere is operatief verwijderd.
Haerynck schreef al in zijn gewraakte artikel: ‘Te vaak zijn pretparken het doelwit van indianenverhalen over organenmaffia en georganiseerde kinderhandel.’
Toen Burger het verhaal van Haerynck in de Volkskrant las, was hij stomverbaasd. Burger: ‘Ik dacht: dit kan niet waar zijn. De details uit Haerynck’s verzinsels kwamen voor de volle honderd procent overeen met die uit de verhalen over kinderroof. Dezelfde dag nog belde ik Haerynck op en zei hem, dat ik niks van zijn verhaal geloofde. Hij deed, of hij stomverbaasd was en beloofde me bewijsmateriaal op te sturen, waaronder tapes en het proces verbaal, dat voor de ouders was opgesteld. Ik heb niets meer van hem vernomen, totdat ik in de krant las, dat hij door de mand was gevallen.’
De journalistiek heeft wel vaker met al te creatieve geesten te kampen. Een van Haerynck’s meest illustere voorgangers was de Amerikaanse journaliste Janet Cooke. In september 1980 publiceerde de Washington Post Jimmy’s world, het artikel over een achtjarige heroïne junkie, waarmee Cooke de prestigieuze Pulitzer Prize in de wacht sleepte. De reportage was van een hoog literair gehalte, maar bleek van A tot Z gelogen. Journalistiek Amerika sprak eendrachtig zijn morele verontwaardiging uit en Cooke werd haar Pulitzer Prize ontnomen.
Na de affaire Cooke volgde echter nog een aantal journalistieke schandalen. Ook andere Amerikaanse kranten bleken het niet zo nauw te nemen met artikel 1 van de Code van Bordeaux. Onder meer de New York Daily News en de New York Times publiceerden geheel of gedeeltelijk verzonnen artikelen. Toen ook Alastair Reid, een ervaren en alom gerespecteerd journalist van de New Yorker, toegaf meer malen feiten naar eigen inzicht met verzinsels te hebben verdicht, schrokken zijn collega’s pas echt wakker. Newsweek hield een enquête, waaruit bleek dat een derde van de mensen, die over het Cooke schandaal had gehoord, het niet beschouwde als een incident, maar als een gangbare journalistieke praktijk.
Anno 1996 blijkt ook de Nederlandse bevolking een dergelijke mening toegedaan. Volgens een recent NIPO onderzoek gelooft slechts 38 procent van de Nederlanders in de journalist als verspreider van waarheidsgetrouwe berichten. Met in het achterhoofd de affaire rond Willibrord Frequin, die twee TV reportages ensceneerde, en Valerie Lempereur, de journaliste, die zich onder meer uitgaf voor de vrouw van Charles Groenhuijsen en het liefje van de bendeleider van Venlo, Astrid, verleidde tot onware uitspraken, is dat misschien ook niet zo vreemd. Nog recenter raakte het SBS6 programma Het hart van Nederland in opspraak toen bekend werd, dat medewerkers hadden geprobeerd kinderen uit een ziekenhuis mee te lokken.
De vraag is hoeveel er verborgen blijft. In het weekblad Elsevier verscheen ongeveer twintig jaar geleden een interview met koning Hussein van Jordanië, geschreven door een jonge journalist. Twee maanden later werd de redactie gebeld door een functionaris van de Jordaanse ambassade. Het interview bleek totaal verzonnen. De jonge journalist werd ogenblikkelijk op straat gezet, maar een rectificatie werd nooit geplaatst. GP Mok was toen chef van de buitenlandredactie. Mok ‘Ik vind, dat je geen enkel medelijden moet hebben met journalisten, die zo leugenachtig te werk gaan. Eigenlijk zou je ze voor de civiele rechter moeten slepen.’
Dat gebeurde in september van dit jaar wel met Michael Born, het Duitse televisiebroertje van Haerynck. Hij stond terecht wegens het verkopen van 32 nep reportages aan grote Duitse en Zwitserse televisiestations. Programma’s over de Duitse Ku Klux Klan (in werkelijkheid in lakens gehulde acteurs), drugstransporten en Koerdische bommenmakers (Albanezen, die voor hun diensten werden betaald), Born zette het allemaal in scène en speelde soms ook zelf mee. Günther Jauch, Duitslands populairste TV presentator, maakte zo gretig gebruik van Borns nepperij, dat hem door de Duitse pers de bijnaam ‘Günther Kujauch‘ werd toegemeten, naar de legendarische fantast Kujau, vervalser van de ‘Dagboeken van Hitler‘. In 1983 verkocht hij ze aan het weekblad Stern, dat ze als authentieke documenten afdrukte en daarmee de canard van de eeuw op zijn naam wist te zetten.
Ook Tros Actua kwam ooit in de problemen. Art Horvers interviewde voor het TV programma een van de volgens zijn zeggen grootste IRA terroristen, die verborgen onder een deken in beeld verscheen. Ook dat interview bleek nep. De man had niets met de IRA te maken. Horvers’ straf was niet mis. Hij werd veroordeeld tot het maken van enkele toeristische reportages, waarvoor hij met een huifkar door Nederland diende te trekken.
Later liep Ton van Dijk van de Haagse Post in een soortgelijke val toen hij zich tot een dubieus interview liet verleiden. Hij betaalde vierhonderd gulden aan een obscure bemiddelaar voor een gesprek met ‘terroristen‘ van het Militante Autonomen Front, dat twee bomaanslagen in Amsterdam had opgeëist. Op een geheime plek stonden onherkenbare personen hem te woord. Hij mocht geen geluidsopnamen maken, en geen foto’s, en hij werd voortdurend verblind door een felle lamp, die in zijn gezicht scheen. Vlak na de publicatie van het artikel maakten de geïnterviewden bekend, dat zij niets met het Front te maken hadden. Ze wilden met hun actie de sensationele manier, waarop journalisten in krakerskringen probeerden door te dringen aan de kaak stellen.
Maar bedrog komt niet altijd even makkelijk aan het licht. Neem een recent geval bij de actualiteitenrubriek TweeVandaag. Twee weken geleden liet het TV programma bij de aankondiging van een reportage over kinderporno een foto zien van drie naakte kinderen, die loom op bed stripboeken liggen te lezen. Over de afbeelding is een rood kruis geprojecteerd. De foto is afkomstig uit een fotoboek van Sally Mann, waar hij zonder kruis in staat afgebeeld. Dat wist de redactie van TweeVandaag ook. Enkele maanden eerder namelijk bladerde in een van de uitzendingen een deskundige door het boek om te concluderen, dat het hier om kinderporno ging. Een discutabele actie, want Sally Mann is een alom gerespecteerde en geroemde fotografe en in het overal vrij verkrijgbare boek portretteert ze haar eigen koters.
In Duitsland is inmiddels het plan gelanceerd om door middel van een controlesysteem de televisiejournalistiek van oplichters als Michael Born te vrijwaren. Hier te lande leidde het bedrog van Jan Haerynck tot een soortgelijk voorstel van Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant. Vorige week dinsdag verklaarde hij in zijn krant de kwestie Haerynck te willen bespreken met collega hoofdredacteuren. Broertjes ‘Ik hoef geen zwarte lijst, maar er moet een waarschuwingssysteem komen voor dit soort situaties.’ Hij denkt daarbij aan een soort gentlemen’s agreement, een collegiaal telefoontje, wanneer in een krant een charlatan opduikt.
Dat idee lijkt zo gek nog niet. Niemand tipte immers de Volkskrant toen Haerynck’s naam in de kolommen van de krant opdook, terwijl diens journalistiek bedrog toch bij flink wat mensen bekend was. Onder meer bij de redactie van Het Parool. Daar vloog Haerynck eruit, nadat hij in een artikel over wijlen Nico Slothouwer een niet bestaande vriend van de dichter citeerde. Matthijs van Nieuwkerk, waarnemend hoofdredacteur van Het Parool, schreef als toenmalige chef van de kunstredactie de brief, waarin de samenwerking met de Vlaamse freelancer werd opgezegd. Van Nieuwkerk: ‘Toen ik anderhalf jaar later zijn naam terugzag in de Volkskrant had ik Pieter Broertjes natuurlijk kunnen bellen. Maar ik wilde niet voor verklikker spelen, dat past mij niet. Misschien, dacht ik, had Haerynck zich gebeterd en dan verdiende hij nog een kans.’ ‘Onzin’, zegt Volkskrant journalist Peter Brusse. ‘Een hoofdredacteur, die zijn vak ook maar enigszins au serieux neemt, waarschuwt in een geval als dat van Haerynck zijn collega’s.’
Wat vinden de andere hoofdredacteuren daarvan? Ze zijn nog niet gebeld door Broertjes, maar de animo voor zijn waarschuwingssysteem blijkt niet erg groot. Van Nieuwkerk: ‘Misschien dat iemand eens een keer een faux pas maakt, maar om nu meteen een waarschuwingssysteem in te stellen? De meeste journalistieke marskramers zullen nooit zo’n hoog schrijfniveau bereiken als Haerynck.’
Guy Mortier van het Vlaamse weekblad Humo, een van Haerynck’s voormalige werkgevers, vindt zo’n systeem ‘onsmakelijk‘. Mortier: ‘Ik zou een dergelijk telefoontje niet op prijs stellen. Het riekt naar het opstellen van een zwarte lijst. En hoe treed je dan op tegen de mensen van Privé en Weekend, die omwille van den brode iedereen altijd voorliegen?‘
Folkert Jensma, hoofdredacteur van NRC Handelsblad zou het daarentegen niet onaardig vinden als een collega hem telefonisch waarschuwde voor een journalistieke fantast. Jensma ‘Maar ik vind wel dat iedereen eerst zijn eigen boontjes moet doppen. Eindredacteuren moeten gewoon wat vaker checken, of iets echt gezegd is.’
De hoofdredacteur van Trouw, Jan Greven, meent, dat in dit soort kwesties afspraken niet te maken zijn. ‘Zelfs al zóu je denken aan een zwarte lijst, dan nog moet elke hoofdredacteur, die maar voor zichzelf maken. Vertrouwen is de basis van de Nederlandse journalistiek. Dat blijft zo en dat brengt kennelijk risico’s met zich mee. Maar met richtlijnen en systemen los je weinig op. Je moet gewoon je verstand gebruiken.’
Dat vindt ook Johan Olde Kalter, hoofdredacteur van De Telegraaf. ‘In dit soort gevallen vertrouw je als hoofdredacteur vaak op je intuïtie. Zo’n waarschuwingssysteem moet je niet willen. Wie legt daarvoor de criteria aan? Bovendien hebben we te maken met de wettelijke regels op de privacy.’ Volgens Olde Kalter wordt het risico van bedrog al aanmerkelijk kleiner, wanneer de eindredactie extra voorzichtig is bij publicaties van freelancers. Deze worden betaald per artikel, in tegenstelling tot de redacteuren in vaste dienst, en hebben dus een financieel belang bij de plaatsing van hun verhaal. Olde Kalter ‘Riskante verhalen moet je bij voorkeur door eigen mensen laten schrijven.’
Een niet onbekend geluid. Het beeld, dat Armand Plottier, werkzaam bij het Vlaams dagblad De Morgen schetst van freelancer Haerynck, is dat van een vrijbuiter, een eenzame cowboy, die op bestelling van een hoofdredacteur elk verhaal in iedere gewenste vorm opschrijft, en soms nog wat meer. Plottier ‘Jan was een maffe vent. Hij leed aan verkeerd begrepen Slauerhoff romantiek. Groots en meeslepend wilde hij leven. Hij spuugde op de burgers, de mensen die van negen tot vijf op kantoor zitten.’
Aanvankelijk was Haerynck in vaste dienst bij De Morgen. Maar toen hij een artikel schreef over de Brusselse Pensioen toren, waar de ambtenaren werken, die over de Belgische staatspensioenen wikken en beschikken, viel hij door de mand. Haerynck schreef, dat in de Pensioen toren veel speed werd gebruikt. Plottier ‘De ambtenaren zouden laveloos in de gangen liggen. De reportage deed zoveel stof opwaaien, dat de verantwoordelijke minister een onderzoek gelastte. Daaruit bleek al snel, dat Haerynck zijn verhaal had verzonnen. De Morgen zei zijn contract op.’
Haerynck is niet telefonisch bereikbaar op zijn Belgische privé adres. Zijn vader neemt de telefoon op. Het gaat niet goed met zijn zoon, zegt hij. Jan is opgenomen in een ziekenhuis, onder meer om psychische redenen.
Misschien is met de afgang van de journalist Jan Haerynck eindelijk de weg vrijgemaakt voor de schrijver Jan Haerynck, want één ding is duidelijk, talent heeft hij. Misschien had hij beter moeten luisteren naar Armando en Hans Sleutelaar, die in 1966 in hun artikel ‘Aanwijzingen voor de pers‘ opgeschreven hebben: ‘Niet de fictie, maar de realiteit dient tot kunst te worden verklaard.’
De Groene Amsterdammer, woensdag 4 december 1996
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joeri+Boom
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sander+Pleij
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jan+Haerynck
https://robscholtemuseum.nl/?s=Willibrord+Frequin
https://robscholtemuseum.nl/?s=Valerie+Lempereur
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ton+van+Dijk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Pieter+Broertjes
https://robscholtemuseum.nl/?s=Matthijs+van+Nieuwkerk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Brusse
https://robscholtemuseum.nl/?s=Guy+Mortier
https://robscholtemuseum.nl/?s=Folkert+Jensma
https://robscholtemuseum.nl/?s=Johan+Olde+Kalter
https://robscholtemuseum.nl/?s=Armand+Plottier
https://robscholtemuseum.nl/?s=Armando
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hans+Sleutelaar
https://robscholtemuseum.nl/?s=Aanwijzingen+voor+de+pers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Code+van+Bordeaux
https://robscholtemuseum.nl/?s=Privé
https://robscholtemuseum.nl/?s=Weekend
https://robscholtemuseum.nl/?s=broodje+aap
https://robscholtemuseum.nl/?s=Euro+Disneyland
https://robscholtemuseum.nl/?s=kinderhandel
https://robscholtemuseum.nl/?s=Militante+Autonomen+Front
https://robscholtemuseum.nl/?s=speed
https://robscholtemuseum.nl/?s=fictie
https://robscholtemuseum.nl/?s=realiteit
Plaats een reactie