Geert van Asbeck & Paul Steenhuis – Ex echtgenote Micky Hoogendijk over de aanslag op haar en Rob Scholte: Waar blijft mijn bloemetje?

Het onderzoek naar de bomaanslag op kunstenaar Rob Scholte en zijn vrouw is heropend, zo bleek deze week. De dader wordt niet langer in het kunstenaarsmilieu gezocht, maar in het criminele circuit. Voor het eerst vertelt Scholtes toenmalige echtgenote Micky Hoogendijk haar verhaal. ‘Waarom wacht de politie zo lang?’

Ik heb Rob leren kennen in het Italiaans restaurant Tartuffo in Amsterdam. Daar werkte ik als serveerster. Ik was 21, net van de Vrije School af. Ik dacht, ik ga even hard werken en dan de wijde wereld in. Ik wilde een opleiding als televisiemaker volgen. Er kwamen twee mannen in pak binnen, één met een leuk loopje en een Samsonite koffertje. Hij had een fijne blije uitstraling, een flamboyante man. De ander begon een beetje met mij te sjansen. Maar dat gebeurde wel vaker. Ik ging daar niet op in, en Rob zei: ach laat die vriend van mij maar, hij is een beetje vervelend. En zo kregen we wat meer contact. Hij bleef in mijn gedachten. Twee weken later kwam hij weer binnen lopen. Hij had ook aan mij gedacht. Het was een warme zomeravond, en hij ging binnen bij mij zitten. Er kwamen steeds meer mensen, allemaal mensen, die hem kenden – hij was blijkbaar bekend en dat vond ik raar, want ik kende hem helemaal niet. Mijn grootvader was kunsthandelaar, en mijn vader kunstenaar, maar van de kunstenaar Rob Scholte had ik nog nooit gehoord. Hij probeerde in de drukte een afspraakje met me te maken, met een briefje, dat met de vuile vaat mee de lift afwaskeuken inging, op een viltje, dat door iemand verkruimeld werd voor het mij bereikte. Maar uiteindelijk konden we toch nog snel afspreken in het café, waar wij van Tartuffo na sluitingstijd vaak nog een borrel dronken. Ik ben naar huis gegaan om vijf voor twaalf, gedoucht en gepoetst en omgekleed in drie minuten, en snel naar het café. Daar zat Rob, en zo is het begonnen.

Op 31 mei 1994 zijn we getrouwd met een groots feest in Amsterdam. Zes maanden later, op 24 november zouden we naar de huisarts. Ik had een test gedaan en was vier weken zwanger. Omdat ons eerste kind bij de bevalling was overleden, wilden we goede medische begeleiding en advies. Rob ging mee, want hij had last van een voetschimmeltje. We stapten in de auto in de Laurierstraat, waar de studio was, waar we ook woonden in Amsterdam. We horen ’tik, tik, tik’, en toen een enorme knal.

We waren in een totale shock, begrepen niet wat er was gebeurd – tegen een paaltje gereden misschien? Het was een onwerkelijk iets, wat je alleen van de tv kent. Ik zag Rob uit de auto vallen, ik kon uit de auto komen en wist: hier is iets zo erg mis, dat valt niet meer te repareren. Rob lag daar op straat, ben bij hem gaan zitten en riep: ‘Je wordt vader, je wordt vader!’ Dat ken je uit films, je denkt: dat helpt hem er door. Pas in het ziekenhuis begreep ik langzamerhand wat er gebeurd was. Dat het een bom geweest was, die ontploft was onder onze auto. Dat Rob een been moest missen. Twee benen.

Een dubbelleven

De opgeblazen auto van Rob Scholte werd in januari 1995 tentoongesteld op de expositie ‘Bits and Pieces’ in sociëteit Arti in Amsterdam.
In het ziekenhuis ontmoette ik ook voor het eerst een van de rechercheurs. die met de zaak bezig waren. Op het radionieuws hadden ze al gezegd, dat het een bomaanslag ging, die misschien voor een ander bestemd was. Voor een advocaat bij ons om de hoek met dezelfde wagen, die toen verdacht werd van betrokkenheid bij het witwassen van drugsgelden. Waarom hoor ik dat op de radio en niet van de politie, heb ik de rechercheur gevraagd.

Ik was boos. Je wilt weten wie een aanslag op je leven gepleegd heeft, wat er aan de hand is. Hij zei, dat ze het aan het uitzoeken waren en wilde weten, of we bedreigd waren. Ik vertelde, dat we een medewerker aan Rob’s schilder project in Japan, John Studulski, na veel conflicten ontslag hadden gegeven. Hij had woedend gereageerd, en ons telefonisch de huid vol gescholden. Hij zou een brandbom naar binnen gooien, had hij gezegd. Daarmee was hij voor de politie een verdachte. Hem hebben ze ondervraagd.

Het was een verwarde, traumatische tijd. Ik verloor mijn kind. Toen Rob uit coma kwam moest ik hem vertellen, dat hij beide benen kwijt was. Dat we ons tweede kind kwijt waren. Dat er een bom onder de auto had gezeten. Naast zijn bed hadden ze vers gemalen koffiebonen gelegd om de geur van rottend vlees te verdrijven, van zijn benen, die nog niet geamputeerd waren.

Het idee, dat de bom niet voor ons bestemd was, liet de politie al na een week varen. Ze zochten een dader in onze kring. Rob was een kunstenaar met internationaal succes. Verdiende veel. Reed in een mooie auto. Was er afgunst? Leidt uw man een dubbelleven, vroegen ze, is hij betrokken bij vuile zaken, zwart geld en zo? Twee dagen heb ik met de politie gepraat – langer dan ze ooit met Rob hebben gepraat. Ik was sinds 1991 directeur van de de B.V. Scholte en kende dus alle zakelijke ins en outs. Er was geen sprake van zwart geld. Alles hebben ze doorgevlooid en onderzocht, maar er was niks. Op de Amsterdamse tv- zender zeiden ze op de avond van de aanslag al, dat Rob misschien betrokken was bij cokehandel. Dat dat misschien de achtergrond van de aanslag was. Rob is er altijd eerlijk over geweest, dat hij drugs gebruikte. Om een nacht door te werken of zo. Maar ik was zowat 24 uur per dag bij hem en ik weet zeker, dat ik niet ben getrouwd met een cokeverslaafde.

Zo ben je in de kortste keren zelf in een verdachte sfeer geplaatst door zo’n aanslag. De politie vroeg ook, of Rob zelf misschien de aanslag gepleegd had, om extra publiciteit te genereren. Ik heb op al die vragen serieus antwoord gegeven, maar toen ik wegliep dacht ik: Pardon? Ze hebben het Rob ook gevraagd, toen hij nog in het ziekenhuis lag. We zijn verplicht het te vragen, zeiden ze me.

Haat liefde

De wildste verhalen gaan de ronde doen, mensen komen met suggesties wie de dader kan zijn, we kregen dreigbrieven. Er kwamen faxen binnen: ‘Je bent je benen en je ballen kwijt. Ik neuk nu Micky.’ Getekend: Peter Klashorst. Ik heb Peter meteen gebeld, een kunstenaar uit de kring van Rob. Maar hij ontkende natuurlijk. Er is veel onderzoek naar die fax gedaan, maar de afzender is nooit gevonden.

Ik heb het aan de politie verteld, maar ik mocht het van hun niet aan Rob vertellen. In die paranoïde sfeer kom je. Dat is natuurlijk onmogelijk; als je zoiets hebt meegemaakt, wil je je ervaringen delen.

Als de politie zegt, we zoeken in jullie eigen kring, ga je je afvragen: wie heeft het dan wel gedaan? Wie heeft een hekel aan ons? Wie is er labiel, gek, drugsverslaafd? In de kunstwereld heb je natuurlijk wel dergelijke types. Dus als je dan hoort dat fotograaf Paul Blanca, die altijd een merkwaardige haat liefde verhouding met Rob heeft gehad, met granaten op de redactie van de Nieuwe Revu rondliep ten tijde van de aanslag, ja, dan denk je: heeft hij er wat mee te maken?

We voelden ons niet veilig, niet beschermd. De politie had al snel de beveiliging van Rob in het ziekenhuis beëindigd. We kregen van de directeur van Hotel L’Europe in Amsterdam het aanbod om direct uit het ziekenhuis daar naar toe te gaan. Het veiligste hotel van Nederland, dankzij Heineken. Dat was ons fort. Daar hebben we ons teruggetrokken. Je moet bedenken, dat het de tijd van de IRT affaire was. Politie en justitie, onze beschermers waren van hun voetstuk gevallen. Daarom hebben we zelf een strijdplan ontwikkeld, om de dader te pakken te krijgen. We wilden met publiciteit onze eigen veiligheid creëren. Rob heeft het wrak van de BMW, die door de politie al na een paar dagen was vrijgegeven, teruggekocht. Dat hebben we geëxposeerd in Arti in Amsterdam. Het was een statement. Laat ze maar eens ruiken hoe het ruikt, zo’n aanslag. Wie weet komen we op die manier achter wie het gedaan heeft. We hebben een persconferentie gegeven, omdat we gecriminaliseerd werden. We zijn onschuldige burgers, we hebben de dreigbrieven laten zien. Rob is kwalijk genomen, dat hij in kranten en op televisie mensen beschuldigde. Maar als je in zo’n situatie komt, ga je op zoek en dan spaar je niemand. Het is het logische gevolg van de terreur, die ons is aangedaan. Hij is zijn benen kwijt, ik ben mijn kind kwijt.

We zijn naar ons huis in Tenerife gegaan, zodra het kon. Daar kwam een fax van een kunstwerk van Paul Blanca binnen: de benen van Rob getekend met heroïne. Toen flipte ik voor het eerst totaal. Zo vuil, zo gemeen. De politie had vastgesteld, dat Blanca de dader niet was. Toen zijn we zelf een onderzoek begonnen. Rob ging met Koos Dalstra, een kunstenaar met wie hij al jaren samenwerkte, zijn hele leven navlooien, op basis van de dagboeken van Koos en de agenda’s van hemzelf. Ze maakten een dik rapport, met een massa theorieën, feiten en vragen, dat we aan justitie opgestuurd hebben. Er kwam geen antwoord. Ze behandelden het als een rapport van een stel gekken. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Er zat heel veel ruis in. De samenwerking tussen Rob en Koos verliep steeds moeizamer. Maar om er helemaal niet op te reageren, dat kan natuurlijk niet. Er kan toch wel iets in staan, dat de moeite waard is?

We hebben een gesprek geëist. Dat kwam er, in Amsterdam, met allerlei belangrijke heren, maar die vertelden wederom niets. Ik had al eens voorgesteld: waarom gaan niet alle mensen, die beschuldigd waren met de politie en ons rond de tafel zitten, om te kijken of we verder konden komen, want zo ging het niet. Een humane aanpak. Dat iedereen elkaar in de ogen kan kijken. Maar dat wilde de politie niet.

Het was zomer 1995 en het onderzoek zat volledig vast.

We zijn na de aanslag ook bij burgemeester Patijn op bezoek geweest. Zijn eerste vraag was: bent u wel vaker met justitie in aanraking geweest? En hij zei bij het afscheid tegen Rob: hoe meer u uw zaak verbindt met de IRT affaire, des te dieper zal uw dossier in de la terechtkomen.

Je hebt behoefte aan iemand van de politie of justitie, die begrijpend met je praat na zo’n traumatische ervaring. Die je het gevoel geeft: we werken aan een oplossing, ook al duurt het lang. Dat zou heel veel geholpen hebben. Maar daarvan was geen sprake.

Gelukkig moesten we naar Japan, voor de afsluiting van Robs project. Sinds 1990 is hij daar bezig geweest de grootste moderne wandschildering ter wereld te maken, in een kopie van het paleis Huis Ten Bosch. Koos kwam om de opening te doen. Hij heeft hele rare dingen gedaan. Er werd gemindfucked. Koos’ speech sloeg nergens op: ‘Once a man great at shopping was great’ zei hij.

De ochtend na de opening kwam ik ons kantoor in Japan binnen. Ik dacht, daar zit Paul Blanca! Maar het was Koos, die zich helemaal had kaal geschoren met een bot scheermes. Er zat nog bloed op zijn hoofd. Hij had een T shirt aan met een agressieve tekst erop, Kill of zo. Dat was het moment, waarop wij dachten: wat wil hij? Heeft híj het soms gedaan? Hij is vertrokken naar Nederland zonder ons te groeten. En we kwamen er achter, dat Koos voor hij naar Japan ging het politiebureau aan de Lijnbaansgracht was binnengelopen met de mededeling: ‘Ik weet wie de aanslag op Scholte heeft gepleegd! Ik moet alleen nog even naar Japan.’

Toen we terugkwamen uit Japan, bleek hij opnieuw naar de politie te zijn geweest, in een guerrilla pak. Daar zei hij: ‘De oplossing voor de aanslag staat in mijn boek, op pagina 54.’ Daar stond een rare tekst over een man in een rolstoel, die in het water terechtkomt.

Rob dacht: wat bedoelt Dalstra? Rob is zijn dagboeken gaan lezen, die nog in Tenerife lagen. Die gingen bijna allemaal over Rob in plaats van over Koos. Misschien is hij de dader, als hij zo geobsedeerd is. Rob werkte aan een missie. Hij wilde weten wie de aanslag gepleegd had. Hele nachten zat hij achter zijn computer, bezig met speurwerk. Als ik ’s ochtends opstond, ging hij naar bed. Dat was een heel zware tijd voor mij. Ik had moeite met het isolement op Tenerife.

Kleine vis, grote vis

Alleen maar voor Rob leven. Ik ben in die tijd wel meegegaan in de gedachten, emoties en frustraties van Rob. Ik begreep, dat hij zijn vermoedens over Koos naar buiten bracht. Maar waar het uiteindelijk om gaat zijn de feitelijke bewijzen. Ik had er op den duur moeite mee om er achter te blijven staan. Ik kreeg het gevoel, dat we verzandden. Onze relatie is toen kapot gegaan. Rob begreep, dat ik mijn vrijheid weer nodig had.

Ik ben met pijn in mijn hart naar Amsterdam gegaan en ben een nieuw leven begonnen. Een half jaar geleden heb ik met een vriendin, Anne Steenkamp een eigen productiebedrijf opgezet. We organiseren evenementen voor bedrijven en particulieren. Dat gaat goed.

Ik heb al die tijd goed contact met Rob gehouden. Als je zoiets als een aanslag hebt meegemaakt, blijf je aan elkaar verbonden. Je praat erover. Maar opeens, een half jaar geleden zei hij er niets meer over. Toen wist ik: hij weet iets. Iets, dat hij mij niet mag zeggen.

Dat klopte. Het recherchebureau Van Oostveen, dat Rob had ingeschakeld, had de dader gevonden. Een maand geleden zijn een detective van dat bureau en Rob het me komen vertellen. De bom was niet voor ons bedoeld, maar voor de advocaat bij ons om de hoek. Zoals die meteen na de aanslag al had gemeld aan de politie. Het zou gaan om een afrekening door grote criminelen, die bang waren, dat de advocaat namen zou noemen.

Dat gaf me zo’n raar gevoel. Ik was in een twilight zone. Ik kon de dader gewoon opzoeken. Hij werkt in de stad. Dat is een bedreigend gevoel. Tegelijkertijd was er de opluchting: de bom was niet voor ons bedoeld! Wij hadden er geen schuld aan. Dat geeft een heel fijn gevoel. Maar ik moest van Rob mijn mond houden.

Totdat er maandag een bericht in De Telegraaf stond. Dat het onderzoek heropend was. Het was een bevrijding, maar ik moest nog steeds mijn mond houden. In verband met het onderzoek. Ik vraag me af hoelang je dat menselijkerwijs kunt volhouden, zwijgen over zo’n zaak.

Ik heb meteen een gesprek met de officier van justitie aangevraagd. ik heb hem gevraagd: waarom heeft u mij niet op de hoogte gesteld? Hij zei: dat is niet ’te doen gebruikelijk’. Maar is deze zaak ’te doen gebruikelijk’? Nee! Zijn wij ’te doen gebruikelijk’? Nee! Is al die media-aandacht ’te doen gebruikelijk’? Nee! Dus hoe zou je daarmee om moeten gaan? Niet als ’te doen gebruikelijk’. Ik heb ook Patijn gebeld, maar die heeft niets van zich laten horen.

Natuurlijk begrijp ik, dat de zaak pas opgelost is als de dader achter de tralies zit. Maar waarom wacht de politie zo lang? Willen ze soms met de ‘kleine vis,’ die de bom onder onze auto gelegd heeft, een ‘grote vis’ vangen?

En op de tv heeft de advocaat na de aanslag met een cynische lach gezegd, dat hij een duurdere auto had dan wij. Dan ben je toch geen kosjere vent. We hebben nooit wat van hem gehoord. Waar blijft mijn bloemetje?

Rob is een nieuw leven begonnen en ik ben een nieuw leven begonnen, en ik heb respect voor hem. Hij heeft na de aanslag zijn grote schilder project in Japan afgemaakt. Hij heeft, ondanks alle tegenslag, door zijn vasthoudendheid er nu voor heeft gezorgd, dat de zaak is opgelost.”

Chronologie van het onderzoek

De aanslag

Kunstenaar Rob Scholte (36) en zijn vrouw Micky Hoogendijk (24) stappen op de ochtend van 24 november 1994 in hun donkerblauwe BMW voor hun huis in de Laurierstraat in Amsterdam, om naar het ziekenhuis te gaan voor een onderzoek van de zes weken zwangere Micky. Een paar seconde later ontploft een granaat onder hun auto. Scholte verliest beide benen, Micky haar kind.

De verdachten

Wie hadden het op Scholte en zijn vrouw gemunt? De politie zoekt de daders al snel in het Amsterdamse kunstenaarsmilieu. Veel namen van verdachten passeren de revue, maar de politie verwerpt deze verdenkingen na onderzoek allemaal. Hieronder de belangrijkste op een rij:

John Studulski, kunstenaar, die Scholte hielp bij diens grote project om het interieur van het bij Nagasaki nagebouwde paleis Huis Ten Bosch te beschilderen. Hij had kort voor de aanslag een conflict met Scholte en gold daarom als de eerste verdachte.

Rob Scholte zelf. De politie vroeg hem in het ziekenhuis, niet lang na de aanslag, of hij zelf de bom onder zijn auto had gelegd, om naamsbekendheid te krijgen.

Paul Blanca, kunstenaar. Heeft zijn liefde voor drugs nooit onder stoelen of banken gestoken en kocht in de tijd van de aanslag juist een handgranaat, voor een reportage voor de Nieuwe Revu.

Koos Dalstra, dichter, kunstenaar, criminoloog en jarenlang compagnon van Scholte. Hielp Scholte in diens woonplaats Tenerife met het speuren naar daders, door dagboeken na te vlooien. Bij de voltooiing van het Japanse project in 1995 begon Scholte Dalstra ervan te verdenken een hand in de aanslag te hebben gehad. Dalstra heeft tegen Scholte een aanklacht wegens smaad ingediend.

De detective

In 1998 geeft Scholte het Amsterdamse detectivebureau Van Oostveen opdracht de mogelijke daders van de aanslag op te sporen, want justitie heeft het onderzoek al jaren geleden afgesloten wegens gebrek aan informatie. Van Oostveen volgt de tip van de advocaat Oscar Hammerstein, die vlak na de aanslag bij de politie meldt, dat de bom waarschijnlijk voor hem bedoeld was. Hammerstein woonde indertijd in dezelfde straat als Scholte en bezat een auto van dezelfde kleur en hetzelfde merk.

Drugscriminelen zouden denken, dat Hammerstein betrokken was bij het witwassen van drugsgeld – wat later, volgens de rechter, niet het geval bleek te zijn. Maar uit angst, dat Hammerstein namen zou noemen, zouden de criminelen een aanslag op hem hebben gepleegd.

De politie heeft, blijkens dossiers, die De Telegraaf dinsdag publiceerde, op aanwijzing van Scholtes detective getuigen gevonden. Die verklaren, dat ‘een sportschooljongen’ uit Noord-Holland op bestelling van een drugssyndicaat de bom, bestemd voor de advocaat, bij vergissing onder Scholtes auto plaatste.

Scholtes detective heeft op 15 september 1998 zijn rapport aan justitie overhandigd. Het onderzoek werd heropend. Tot nu toe zijn er geen aanhoudingen verricht.

NRC Handelsblad, 3 april 1999

http://retro.nrc.nl/W2/Nieuws/1999/04/03/Vp/z.html

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


CAPTCHA ImageChange Image