Edzard Dideric – Korte geschiedenis (90) van de waarheid
Al was de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalde haar wel. Tja, dat haalde je de koekoek. Het was notabene van zichzelf al een van de grootste en taaiste leugens die er bestond. Trouwens, wie bepaalde dat de waarheid een man was, en de leugen een vrouw? Kwam bij, als er iets trager dan een slak bewoog, dan was het wel de waarheid. Die in de meeste gevallen pas aan kwam kakken als de leugen allang had gezegevierd en dus in feite overbodig was. Okay, bij wijze van voetnoot misschien, in het gunstigste geval. Nee, het eindeloze liegen, ofwel de pseudowetenschap, regeerde, beste mensen. Daar kon je natuurlijk van alles van vinden, maar dat zette, zoals vrijwel iedere oplettende toeschouwer inmiddels had ervaren, bijzonder weinig zoden aan de dijk. Om over de rekbaarheid van haar tegenvoeter, de waarheid, nog maar te zwijgen…
In een wereld die grotendeels uit leugens bestond, vormde hij samen met wat andere waarheden een weliswaar klein, maar hondstrouw clubje van gelijkgestemden. Waarbij ze elkaar in de eerste plaats beschouwden als aanhangers van het ware geloof. Waarbij hij overigens, zijnde de enige échte waarheid, zorgvuldig vermeed als hun vertegenwoordiger naar buiten te treden. Niet geheel toevallig waren de meeste van zijn bezigheden erop gericht om zich onder de meest uiteenlopende omstandigheden, in nevelen te hullen. Iets wat hem soms best wel bedroefde, want net als elke andere waarheid verlangde ook hij er naar om in al zijn naaktheid en volle glorie naar voren te treden.
Enfin, om een lang verhaal kort te maken: door zich bij voortduring aan zichzelf vast te klampen, dreigde onze enige echte waarheid af te glijden, ofwel een karikatuur te worden, als een minderwaardige versie van zichzelf, een versie die louter als pijnlijk werd ervaren. Een lot waar hij uiteraard absoluut niet op zat te wachten. Vandaar dus dat hij op zoek ging naar een plek waar hij voor het eerst sinds lange tijd weer eens helemaal zichzelf kon zijn. Gedurende deze speurtocht bekroop de waarheid gaandeweg het gevoel dat iets of iemand uit alle macht probeerde hem het zoeken te beletten. Na lang gepieker kwam hij tot de (eerlijk gezegd nogal voor de hand liggende) slotsom, dat het de leugen was, dezelfde leugen die hij zijn hele leven had weten te vermijden. Tegelijkertijd schoot hem te binnen hoe hem ooit was verteld dat zich ergens een diepe en geheel in duister gehulde grot bevond, waarbinnen zich het zogeheten liegbeest schuilhield. Weet je, laat ik het er gewoon maar op wagen, sprak de waarheid tot zichzelf, en de bergen in trekken om dit leugenachtige monster, dat uiteraard geen daglicht verdraagt, aan zijn staart naar buiten te sleuren.
De tocht voerde door een extreem dor en onherbergzaam gebied, en viel de waarheid oneindig veel zwaarder dan verwacht. Met het nodige vallen en opstaan en na diverse keren te zijn verdwaald, slaagde de waarheid er tenslotte in om de grot, die op grote hoogte in een steile rotswand bleek te zijn uitgehakt, te bereiken. Alwaar, tot toch wel zijn verbazing, het liegbeest zich inderdaad bleek te verstoppen. Zonder verder omhaal begon de waarheid hem onmiddellijk van obstructie en sabotage te beschuldigen.
Pardon, van wat of wie precies, als ik vragen mag?
Van mij natuurlijk, klonk het verbolgen.
Hoe kan je uitgerekend mij, van zoiets verdenken? Het is toch algemeen bekend dat iedere waarheid, of ie wel of niet bestaat, mij absoluut koud laat? Rot een eind op, wijsneus, ik heb wel wat beters te doen dan me te verdiepen in onzinnige beschuldigingen aan het verkeerde adres, die bovendien ook nog eens op niks gebaseerd zijn .
Op niks gebaseerd? Als je wilt kan ik je de bewijzen leveren.
Je doet maar, dat maakt het nog geen waarheid!
Na elkaar, hoewel aanvankelijk bepaald niet van harte, uitvoerig de hand geschud te hebben, gingen de in theorie tegengestelden uiteindelijk toch min of meer als vrienden uiteen.
Niet veel later, toen de spil van deze korte geschiedenis ontwaakte en zijn ogen vergeefs trachtte te openen, kwam het besef dat de waarheid, net als hijzelf, al talloze eeuwen, zonder dat er ook maar een hond naar omkeek, op het kerkhof lag.
Plaats een reactie