Cor Hendriks – The Sphinx Speaks (7) De Splitsing tussen Indische en Perzische Ariërs
The Sphinx Speaks (7) De Splitsing tussen Indische en Perzische Ariërs
De dingen eindigden niet met de tweede Devasur Sangram. Koning Bali keerde terug naar Hyrcania en maakte toen grote voorbereidingen om wraak te nemen voor zijn nederlaag. Hij keerde terug om de Devata’s in China aan te vallen met een enorm Daitya leger. De Devata’s werden zo bang, dat ze niet eens strijd leverden. Indra verliet zijn hoofdstad en verdween en koning Bali, die zijn weg open vond, nam bezit van Indra’s hoofdstad en annexeerde hete Devata land bij het Daitya rijk (zie Bhagwat Purana 8:15). Toen gingen de Devata’s in de wildernis, Aditi, de moeder van Indra, wordt gezegd in het bijzonder verontrust te zijn geweest bij deze keer der gebeurtenissen. Zij verrichtte geestelijke vasten [i.e. yoga], biddend voor de correctie van haar ongeluk en dat van haar zoon Indra. Toen wordt gezegd, dat haar een grote zoon werd geboren. Hij wordt Waman Incarnatie genoemd. Waman was een dwerg, maar was een zeer geleerde persoon (ID. 8:16-17) [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vamana en https://en.wikipedia.org/wiki/Mahabali].
Het is noodzakelijk hier één punt op te helderen. In Bhagwat Purana 8:13 wordt gesteld, dat Waman incarnatie plaats had in Vaivaswat Manvantar. Dit is duidelijk een vergissing. Vishnu Purana 3:1:42 zegt ook, dat in Vaivaswat Manvantar Waman de incarnatie van Vishnu is. Dat deze chronologie niet betrouwbaar is, wordt getoond door het feit, dat in Vishnu Purana vers 41 van hetzelfde hoofdstuk wordt gezegd, dat de Vaikunth Incarnatie plaats had in de zesde of Chakchush Manvantar, terwijl we in Bhagwat Purana reeds hebben gezien, dat Vaikunth Incarnatie plaats heeft in de vijfde of de Reat Manvantar, die vóór de Chakchush was. In Chakchush Manvantar wordt de Incarnatie Ajit genoemd, terwijl Vishnu Purana Ajit in de tweede of Swarochish Manvantar plaatst (zie vers 37) en introduceert een nieuwe naam van Manas Incarnatie, in de vijfde Rewat Manvantar. Bovendien had het Karnen van de Oceaan plaats in de Chakchush Manvantar en werd onmiddellijk gevolgd door de tweede Devasur Sangram, en daarna de verovering van Devata land door de Daitya koning Bali. Dit was aanleiding tot Aditi’s vasten en de geboorte van Waman Manvantar. Het kon niet zijn geweest in de Vaivaswat Manvantar na de grote Vloed aan het eind van Chakchush Manvantar. In Bhagwat Ourana 8:18-23 wordt het verhaal verteld van Waman, die naar koning Bali gaat en met hem redetwist tot Bali naar Sutala Loka gaat na het Daitya rijk te hebben verlaten, zoals verlangd door Waman. Vervolgens wordt in hoofdstuk 24 de Grote Vloed beschreven en het verhaal van de Vis Incarnatie. Verder wordt in al de verhalen m.b.t. Vaivaswat Manvantar, die begon na de Grote Vloed, absoluut geen melding gemaakt van koning Bali’s ruzies met Indra en de interventie van Waman.
Vamana Vishnu Avatar Hindu Deity Artwork Indian Religion Spiritual Painting (foto ebay.co.uk)
Er kunnen twee verklaringen zijn voor deze vergissing. De ene is dat, omdat Chakchush Manvantar reeds gesteld was Ajit te hebben gehad als de Vishnu van die tijd, de volgende incarnatie van Waman werd geplaatst in de volgende Manvantar of Vaivaswat Manvantar. De tweede reden kan zijn, dat Waman geboren kan zijn in Chakchush Manvantar, maar kan zijn, gezegd te hebben, gecontinueerd als Vishnu in de Vaivaswat Manvantar. Maar toen kwam na Waman de Vis Incarnatie! Waar moet die incarnatie geplaatst worden? Er is echter een mogelijkheid. Waman als Vishnu kan Vishnu Ajit opgevolgd hebben in Trivishtap of Tibet, terwijl de Vis Incarnatie een andere functie verrichtte in Tethys zee ten tijde van de Grote Vloed. Hoe dan ook, het gedoe van Waman met koning Bali verderop gespecificeerd, had plaats tijdens de Chakchush Manvantar. Daarna schijnt het, dat de Ariërs belangrijke incarnaties hadden van Heer Ram Chandra en Heer Krishna in India zelf en daarom het contact verloren met de Vishnu’s van Trivishtap of Tibet.
Het verhaal van Waman is snel verteld. Koning Bali was niet tevreden met de overwinning over Indra. Indra was verdwenen. Bali maakte verdere voorbereidingen om het Devatam land volledig te assimileren in het Daitya rijk en indien mogelijk Indra te pakken om zo alle vrees te verwijderen voor een stiekeme tegenzet. Deze voorbereiding wordt uitgedrukt als zijn uitvoeren van meer offers onder de leiding van zijn leermeester Shukracharya. Toen Waman werd geboren en opgegroeid was, probeerde hij te interveniëren ten faveure van zijn oudere broer Indra. Hij ging naar Bali en hij wordt gezegd Bali te hebben verzocht om een gift van slechts drie voeten land. Het was zo’n absurd klein verzoek, dat het niet geweigerd kon worden. Shukracharya waarschuwde Bali het verzoek niet toe te staan en vertelde hem, dat Waman de jongste broer van zijn vijand was en een of andere list achter de hand had om hem te ruïneren. Maar koning Bali hield zijn belofte en weigerde nee te zeggen. Toen nam Waman, die een dwerg van gedaante was, enorm in omvang toe en mat met slechts één voet de hele aarde en met de andere voet de overgebleven werelden erboven. Er bleef nog één voet over. Aangezien de belofte niet geheel vervuld was, bood Bali zijn hoofd om gemeten te worden als de derde voet. Waman berispte daarop Bali voor zijn arrogantie in het niet gehoorzamen van zijn leermeester en aan te nemen te kunnen verlenen wat ook van hem werd gevraagd. Maar toen Bali zijn hoofd aanbood voor de derde voet, werd Waman blij met de oprechtheid en standvastigheid van Bali en vergaf hem niet alleen, maar wees hem Sutala Loka in Patala toe als zijn residentie en beloofde, dat Waman zelf zal leven met Bali om hem constant geestelijke leiding en steun te geven.
Geïnterpreteerd in termen van gezond verstand betekent het verhaal in werkelijkheid, dat Waman naar koning Bali ging als de Vishnu van Trivishtap om te bemiddelen in de ruzie tussen de Devata’s en Daitya’s. Hij stelde tegen koning Bali, dat genoeg vernedering was gestapeld op de Devata’s en dat verdere verbittering zou moeten worden vermeden in het belang van wereldvrede en vriendschap. Koning Bali, die een wijze staatsman was, was onder de indruk van Wamans pleit en verzocht toen om advies omtrent toekomstige actie. Toen adviseerde Waman aan koning Bali om het Devata land terug te geven aan Indra en zich te wijden aan zuiver geestelijk leven, aangezien hij reeds befaamde dingen had gedaan in het wereldse leven en dat hij voor dit doel moest resideren in een land op een afstand van zijn huidige hoofdstad om zo geheel niet betrokken tot internationale politiek te zijn. Voor dit doel verwees Waman hem naar het land Sutala en bood aan zelf ook daar te leven met koning Bali. Bali was met dit alles akkoord en zag af van zijn ambities.
Deze gebeurtenis had een enorme invloed op historische gebeurtenissen. Shukracharya, de leider van de Perzische Ariërs, protesteerde tegen het onrecht, dat koning Bali werd aangedaan. Het waren de Devata’s, die zich verraderlijk hadden gedragen in de kwestie van het Karnen van de Oceaan en zoveel Daitya’s hadden gedood na hen naar hun eigen land te hebben uitgenodigd, en nu was het koning Bali, die werd gestraft en verbannen! Het was uitermate unfair en onrechtvaardig. Er wordt gezegd, dat de zaken zo hoog opliepen, dat de aanwezige Daitya leiders daadwerkelijk Waman omringden om hem te doden. Er wordt zelfs gezegd, dat er een feitelijke uitwisseling van schoten tussen hen en enige gezellen van Waman plaats had. Maar koning Bali stopte het conflict en beval de Daitya’s te gaan naar Sutala Loka.
Shukracharya was een Arische Rishi. Hij was getrouwd met Urjaswati, dochter van koning Priyavrat en kleindochter van Swayambhava Manu. Waman representeerde ook het centrum van Arische cultuur Trivishtap in Centraal India. Deze actie van Waman schiep een scheuring tussen de Perzische Ariërs en de Indische Ariërs. Waman beschuldigde Shukracharya van bekrompenheid, de dingen bekijkend van het standpunt van de Daitya’s alleen zonder de gevolgen voor de hele wereld te beschouwen., terwijl Waman een brede view had en had geregeld vrede en harmonie te brengen in alle volken zonder enige werkelijke schade aan koning Bali aan te brengen. Daarna nam de staat van het Daitya rijk af. Waman vertrok naar Swarga of hemel, gelegen in Trivishtap, waar Waman leefde als het erkende hoofd van alle naties, tot hij de plaats verliet en naar Sutala Loka ging om te leven met koning Bali. Onder de Daitya’s, die begonnen waren zichzelf Asura’s te noemen sinds de komst van Shukracharya en zijn Arische gezellen in Hyrcania, omdat ze de vereerders waren van Asura, de Hoogste God van de vroege Rigveda hymnen, groeide de haat voor de Devata’s en het woord Deva kwam een demon te betekenen. Aan de andere kant in de latere Rigveda hymnen verwierf Asura de betekenis van een listige en wrede persoon. Deze aanduiding van de splitsing heeft zich tot op de huidige dag gehandhaafd.
Helmuth von Glasenapp – Glaube und Weisheit der Hindus | Indische Geisteswelt (foto Amazon)
In Glasenapps Indische Geisteswelt (Wiesbaden1958, I, 267 e.v.) wordt de Brahmaan Dayânand Saraswatî (1824-1883) beschreven, die in 1875 in Bombay de “gemeenschap der Ariërs” stichtte, die de onvervalste leer van de Veda wilde herstellen [zie http://www.philos-website.de/index_g.htm?autoren/sarvati_dayanand_g.htm~main2]. Hij verkondigde een beeldvrij te vereren, enige, God, net als Râmmohan Rây, maar terwijl Rây in het monotheïsme de aan alle geloofsvormen der mensheid gemeenschappelijke oerreligie zag, die in de heilige schriften van alle volken zijn spoor moet hebben nagelaten, was Dayânand van mening, dat alleen de Veda als openbaring aan te zien is en dat daarin reeds op alle kennis, ontdekkingen en uitvindingen van het Avondland geanticipeerd wordt. Met behulp van een gewaagde vorm van interpretatie probeerde hij uit de Veda niet alleen zijn filosofische theorieën te lezen, maar ook ondernam hij aan te tonen, dat de oude Ariërs reeds de chemische samenstelling van water (H2O) en het gebruik van vuurwapens, de bewoonbaarheid van de planeten en andere verworvenheden van de westelijke wetenschap bekend zouden zijn geweest. Zijn hoofdwerk, Satyârtha-prakâsh (Licht der Waarheid), heeft door de door hem gestichte sekte, die tot de deling van India in 1947 in Lahore (Punjab) haar hoofdzetel had, wijde verbreiding gevonden, aangezien het boek het nationale zelfgevoel van het onder Britse juk staande volk een grote impuls gaf. De volgende uittreksels geven enige hoofdpunten in vrije, zeer verkorte vertaling weer.
Uit hoofdstuk 7
“In de Veda worden meer dan één God vermeld, hoe zit dat?” – “Alles, wat glanzende eigenschappen heeft, wordt in de Veda als ‘deva’ of ‘devatâ’ aangeduid (van de Sanskriet-wortel ‘div’, licht geven), terwijl in de ‘Brâhmana der honderd paden’ van 33 deva’s gesproken wordt, namelijk a) acht Vasu’s, b) 11 Rudra’s, c) 12 Âditya’s, d) één Indra, e) één Prajâpati, dan zijn deze allemaal aanduidingen voor belangrijke bestanddelen en factoren van het kosmische gebeuren: de acht Vasu’s zijn aarde, water, vuur, lucht, ruimte, ether, maan, zon en sterrenbeelden, de 11 Rudra’s zijn de tien levensademhalingen (prâna) en de ziel, de 12 Âditya’s de 12 maanden, Indra is de elektriciteit en Prajâpati is het offer, dat alles reinigt.”
“Hoezo wordt de Veda als Gods woord beschouwd? God is toch zonder lichaam en heeft geen mond.” – “God heeft geen mond nodig, want hij heeft heel zijn leer aan de eerste wijzen innerlijk geopenbaard.”
“Waarom moeten de Veda’s van God komen? De mensen kunnen ze toch in de loop van hun geestelijke ontwikkeling zelf vervaardigd hebben als andere geschriften.” – “Dat is onmogelijk. In de jungle levende wilden als de Bhils komen niet door loutere waarneming der natuur tot kennis, daarentegen alleen, wanneer iemand het hen leert. De Egyptenaren, de Grieken en de Europeanen in het bijzonder waren geheel onwetend, zolang de Indiërs hen niet hun weten meedeelden. Zo kunnen ook de eerste mensen geen kennis gehad hebben, wanneer God hen niet de Veda had geopenbaard. Dat de Veda’s niet van menselijke oorsprong kunnen zijn, is daardoor evident, dat ze niets bevatten, dat de wetten van de natuur of de logica weerspreekt. Bijbel en Koran kunnen een dergelijke beproeving niet doorstaan en kunnen daarom niet op God als auteur teruggaan.”
“Waarom heeft God de Veda in het Sanskriet geopenbaard en niet in een andere taal?” – “Had God zijn openbaringen in de taal van een of ander bepaald volk meegedeeld, dan was hij tegenover andere volken partijdig geweest. Daarom verkondigde hij de Veda in het Sanskriet, want deze taal is niet de taal van een bepaald volk, maar veel meer de oertaal, waarvan alle andere talen afgeleid zijn” [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Sanskrit].
Uit hoofdstuk 8
“In welk gebied der aarde woonden de eerste mensen, toen het in het verloop der voortdurende cyclische wereldwordingen en wereldondergangen zover gekomen was, dat aan het begin van onze wereldperiode mensen op grond van hun karma op aarde konden ontstaan?” – “In Tibet (Trivishtapa). Daar leefden de mensen oorspronkelijk zonder kastenordening, maar in de loop der tijd vormden zich twee klassen, de Ariërs (ârya), d.w.z. de geschoolden en goeden, en de Dasyu’s, d.w.z. de ongeschoolden en slechten. Er ontstonden nu onophoudelijke gevechten tussen beide groepen. Toen migreerden de Ariërs naar India, dat sindsdien Âryavartta heet” [Dowson, 24: Āryāvarta: ‘het land der Ariërs’, het gebied tussen de Himalaya en de Vindhya bergketens, van de oosterse tot de westerse zee (naar Manu)]. Het land, dat recht onder India ligt aan de andere kant van de wereldbol, werd door de Ariërs als Pâtâla (Onderwereld) aangeduid. De bewoners ervan noemde men Nâga’s (Slangen), omdat ze van een voorouder genaamd Nâga afstamden. De Mahâbhârata (I, 214. VI, 90) vermeldt, dat prins Arjuna bemind werd door een Nâga prinses (de sage van Arjuna’s verhouding met Ulûpî, de dochter van een slangenkoning, wordt hier aldus geduid, dat Ulûpî een Amerikaanse was, waaruit blijkt dat de oude Indiërs reeds Amerika hebben gekend).
Uit hoofdstuk 11
Vanaf het begin der schepping tot 5000 jaar geleden waren de Ariërs de opperheren van de hele aarde: de Mahâbhârata vertelt, dat de koningen Bhagadatta van China, Babruvâhana van Amerika, Vidâtâksha van Europa, Shalya van Perzië en de koningen der Grieken deelnamen als vazallen aan de koningswijding van Yudhishthiras [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Yudhishthira]. De dodelijke oorlog tussen de Kuru’s en Pându’s had de krachten van de Ariërs echter zo sterk weggenomen, dat in de laatste 5000 jaren een teruggang intrad, die tot gevolg had, dat de Ariërs de wereldheerschappij verloren en later zelfs in hun eigen land een buit van vreemde veroveraars (d.w.z. de moslims en de Britten) werden. Na de politieke neergang volgde ook de culturele en zedelijk religieuze. India, dat de leraar van de wereld was geweest, van wie de Egyptenaren en Grieken hun wijsheid hadden betrokken en wiens religie de grondslag van alle religies op aarde gevormd had, verloor zijn cultuur en week af van het reine geloof van de Veda. Zo ontstonden de vele dwaalleren en afschuw waardige gebruiken der Brahmanen, de vele sekten, de beeldencultus, het kastenwezen, enz., die eraan schuldig zijn, dat India van zijn vroegere grootte neergezonken is. Alleen de terugkeer naar de principes van de heilige Veda, zoals ze in India’s bloeitijd duizenden jaren geleden werden geleerd en door Ârya Samâj thans in bij de tijd passende vorm vernieuwd zijn, kan een wedergeboorte van het land en volken naderbij brengen.
Relevante opmerkingen uit Velikovsky’s Aarde in Beroering
Evenals de Sahara en de Arabische woestijn onthullen ook andere grote woestijnen ter wereld, dat ze te eniger tijd in het verleden bewoond en in cultuur gebracht waren. Op het Tibetaanse plateau en in de Gobi woestijn zijn overblijfselen van vroegere bloeiende beschavingen aangetroffen, en hier en daar ruïnes, die de tijd, waarin de grote dorre uitgestrektheden bebouwd waren, hebben overleefd. In de Gobi woestijn krijgt men, evenals in de Arabische woestijn en de Sahara, de indruk, dat het grondwater bij een beroering van de aardkorst tot op grote diepte zakte, de bronnen afgesloten werden en de rivieren geheel opdroogden. Sommige veranderingen in de grondstructuur hebben ook invloed op de wolken, die over dergelijke landen heen drijven zonder zich te ontlasten. (blz. 104)
Uiteengerukte en gebroken dieren, waarvan er vele tot uitgestorven vormen behoren, worden in Alaska in enorme hopen aangetroffen: hun beenderen en hun huid zijn nog niet vergaan: het mammoetvlees, dat in Siberië werd ontdekt, is nog eetbaar; de beenderen van nijlpaarden in de rotsspleten van Engeland bevatten nog al hun organische stoffen. De bergketens in China en Tibet, de Andes, de Alpen, de Rocky Mountains en de Kaukasus rezen tot hun tegenwoordige hoogten omhoog in de late steentijd en zelfs in de bronstijd, in welke (postglaciale) tijden Afrika door de Grote Breukzone gespleten werd (blz. 217).
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-1-introductie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-2-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-3-de-vloed-van-manu-en-aryanam-veijo/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-4-wie-waren-de-devatas/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-5-internationaal-toneel-in-rewat-mantavar-en-rishi-narad/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-6-verspreiding-van-heliolitische-cultuur/
Plaats een reactie