Cor Hendriks – The Sphinx Speaks (2) De Tethys Zee
The Sphinx Speaks (2) De Tethys Zee
Een cruciaal punt in dit onderzoek is het bestaan van de grote Tethys Zee in de tijd, dat de Rigveda werd samengesteld. In de Rigveda zijn bewijzen dat toentertijd er geen droog land was in de Rajputana woestijn en de Gangetische vlakte, maar een zee bestond in deze gebieden in die prehistorische tijden. Geologie spreekt ook van een dergelijke zee, die de naam Tethys Zee heeft gekregen, die bestond tussen de Himalaya en de Vindhya’s (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Tethysoceaan). Er wordt gezegd dat toentertijd er een groot continent was, dat Afrika via Madagascar verbond met het Indiase Deccan plateau, het Maleisische schiereiland, de Indonesische eilanden en Australië. Sommigen zeggen dat het zelfs doorliep tot Zuid Amerika en Antarctica. Dit continent wordt in de geologie het Gondwana Continent genoemd, aangezien de rotsstructuur ervan gelijk is aan die van Gondwana (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Gondwana_(continent)). Het wordt ook Lemuria continent genoemd, aangezien het gezegd wordt bevolkt te zijn geweest door een ras van mensen die er enigszins ‘lemurisch’ uitzagen (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Lemuri%C3%AB). Sommige mensen beweren dat de Lemuriërs een hoge beschaving hadden en in de VS is een geestelijke gemeenschap ook van Lemuriërs, die geloven dat de Lemurische beschaving weer zal heersen in de toekomstige wereld (zie bijv. https://www.lemuriansisterhoodsacredcircles.co.uk/ancient-lemuria; https://en.wikipedia.org/wiki/Lemurian_Fellowship).
Paleogeographic reconstruction of the Tethys Sea in the Middle Eocene (foto researchgate) (https://www.researchgate.net/figure/Paleogeographic-reconstruction-of-the-Tethys-Sea-in-the-Middle-Eocene-45-Ma-modified_fig5_228354251)
Door geologen wordt gezegd dat toentertijd, toen dit continent bestond, er geen Arabische zee was noch de baai van Bengalen. Er was slechts de Tethys Zee, die de Himalaya en het noorden van de Punjab scheidde van het Gondwana of Lemurische continent. Maar er kwam een tijd toen de Himalaya een plotseling oprijzen had en toen steeg ook de bodem van de Tethys Zee en de wateren vloeiden neer, delen van het Lemurische continent onderdompelend, en samengaand met de Indische oceaan, de Arabische zee en de Baai van Bengalen vormend, en het Deccan plateau en Ceylon scheidend van Afrika en Oost Indië en Australië. De Tethys Zee werd een ondiepe trog onder de Sewaliks en de rivieren van de Himalaya brachten puin van de bergen en vulden in de loop der tijden de overgebleven depressie van de Tethys Zee en dit voegde de Deccan met het noorden, wat de provincies U.P., Bihar, Bengalen, Rajastan en Oost Punjab schiep.
Map of Sapta Sindhu (Nation of Seven Rivers), Histoire Universelle, Alphonse Lemerre, Editeur Paris. Marius Fontane, 1881 (http://www.ancientpages.com/2017/03/18/legendary-saraswati-river-is-not-a-legend-it-existed-4000-years-ago/saraswatiriver18/; zie ook http://www.oocities.org/siliconvalley/screen/3299/history/info/river.htm)
We vinden ruime bevestiging van deze geologische verhalen in de Indiase literatuur. In de Nadi Sukta van de Rigveda (10:75) worden de rivieren van Sapta-Sindhu of India opgesomd. De vertaling van de sukta naar Mr. Griffith is als volgt:
De zanger, o gij wateren, zal in Vivasvans plaats
je grootheid voort vertellen die zonder gelijke is.
De rivieren zijn drievoudig naar voren gekomen, zeven en zeven.
Sindhu in macht overtrof al de stromen die vloeiden.
Varuna hakte de kanalen voor uw voorwaartse koers,
O Sindhu, toen gij doorrende om de race te winnen,
Gij spoedde over vooruitstekende richels van de aarde,
toen gij Heer en leider van deze bewegende vloeden was.
Zijn gebrul wordt opgeheven tot de hemel boven de aarde:
hij brengt voort eindeloze kracht met een flits van licht,
Als stromen regen die vielen in donder van de wolk,
zo snelde Sindhu voort bulderend als een stier.
Zoals moeders voor hun kalven, als melkkoeien met hun melk,
zo, Sindhu, naar u rennen de bulderende rivieren.
Gij leidde als een krijgerkoning uw legers vleugels ten tijde
dat gij komt in de voorhoede van deze snelle stromen.
Begunstig gij deze lofzang van mij,
o Ganga, Yamanu, o Sutudri, Parushni en Saraswati:
Met Asikni, Vitasta, o Marudvridha,
o Arjikya met Sushoma hoor mijn roep.
Eerst met Trishtama bent gij begerig om voort te vloeien,
met Rasa en Susartu en met Svetya hier,
Met Kubha; en met deze, Sindhu en Mehatnu,
gij zoekt in uw koers Krumu en Gomati.
(Tekst naar Ralph Griffith, The Rig Veda, New York 1992.)
In de opsomming van de rivieren hierboven valt op dat bepaalde rivieren worden vermeld als onafhankelijk zoals Ganga, Yamuna, Sutudri, Parushni en Saraswati, terwijl sommige andere worden gesteld zijrivieren te zijn van andere, met name Asikni en Vitasta voegen zich bij de Marudvridha en Sushoma voegt zich bij de Arjikya, vergelijkbaar Trishtama, Rasa, Susartu, Svetya voegen zich samen en vervolgens is Sindhu rechtstreeks de ontvanger van Kubha, Mehatnu, Krumu en Gomati. Van al deze rivieren is echter de ‘Sindhu’ of Indus de grootste. Geleerden identificeren Sutudri met Satlaj, Parushni met Ravi, Asikni met Chenab, Vitasta met Jhelum en Arjikya met Vyas. Het belangrijke punt om te bemerken is dat de Yamuna niet valt in de Ganga als een zijrivier zoals nu het geval is. Evenzo voegt Saraswati zich bij Ganga. Heden ten dage wordt Allahabad in U.P. gezegd een samenvloeiïngspunt te zijn van deze drie rivieren. Yamuna zich voegend bij Ganga kan fysiek worden gezien, maar Saraswati (die thans Ghaggar heet) droogt op in Rajasthan. Het wordt gezegd zich bij Ganga te voegen door een ondergronds kanaal. Net als Ganga thans de heiligste rivier van India is, was in Vedische tijden Saraswati de hoofdrivier aan de oevers waarvan religieuze rituelen werden uitgevoerd. Saraswati werd beschouwd als een godin en er zijn vele Rigveda hymnen die haar prijzen. Haar zich voegen bij Ganga is neergelegd zodat dit samenvloeien van de drie rivieren (Tribeni genaamd) de heiligste van alle plaatsen van pelgrimage in India wordt. Maar Rigveda heeft geen kennis van deze Tribeni of Allahabad (of Prayag, de Hindi naam). In Rigvedische tijden bestond Allahabad niet, aangezien de site ervan toen onder de zee lag. Zowel Ganga als Yamuna vielen in dit Gangetische vlaktedeel van Tethys Zee, terwijl Saraswati viel in het Rajasthan-deel van deze zee.
Indianara Goddess Saraswati Square Synthetic Wood Art Painting (foto Amazon)
Ganga en Yamuna waren kleine rivieren in deze tijden en worden dus zeer weinig keer vermeld in Rigveda, maar Saraswati was een belangrijke rivier en vele hymnen werden gezongen ter prijzing van Saraswati (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Saraswati). In een van deze hymnen wordt specifiek gezegd dat Saraswati in zee valt, aldus het voegen ervan bij Ganga tegensprekend en overtuigend bewijzend dat toentertijd (toen de hymne werd gecomponeerd) Tethys Zee bestond. In feite wordt in allereerste mandal van Rigveda in Sukta 32, waarin de eerste grote daad van Indra wordt beschreven, gesteld dat na het doden van Vritra hij de ‘zeven rivieren’ losliet, die zich haastten naar de oceaan. In Richa (vers) 13 van de Sukta wordt gezegd [i.e. 12]: ‘gij hebt losgelaten te stromen de Zeven Rivieren.’ En over deze zeven rivieren heeft de tweede richa van de sukta reeds verklaard, dat ze “neergleden naar de oceaan”. In het 7e boek van Rigveda wordt in hymne 95:1-2 gezegd:
Deze rivier Saraswati met voedende stroom komt voort,
onze zekere verdediging, ons fort van ijzer.
Als op een wagen vloeit de vloed voort
alle andere wateren in majesteit en macht overtreffend.
Zuiver in haar koers van bergen naar de oceaan,
als enige der stromen heeft Saraswati geluisterd.
Denkend aan rijkdom en de grote wereld der schepselen
goot zij voor Nahusha haar melk en vetheid.
Sommigen denken dat Saraswati een andere naam is voor Sindhu of Indus. Saraswati wordt ook “van zeven zusters” (Eng. “seven-sistered”) genoemd zoals in 6:61, wat gelijk lijkt te zijn aan Sapta-Sindhu. Maar deze hymne (10:75) geeft uitsluitsel, want hier wordt Sindhu vermeld in de verzen 2, 3 en 4 als de voornaamste en leidende rivier, terwijl Saraswati wordt besproken als een onafhankelijke rivier met Ganga, Yamuna, Satudri, Parushni in vers 5. Het schijnt dat Sindhu groter was en politiek belangrijker terwijl Saraswati heiliger was.
Dat Ganga, Yamuna, Saraswati allemaal in zee uitliepen, betekent ook dat de andere onafhankelijke rivieren Sutadri en Parushni, geïdentificeerd met Satlaj en Ravi, ook niet in Sindhu vielen en waarschijnlijk uitliepen in dezelfde zee waarin ook Saraswati uitliep, of dat het Rajputana deel van Tethys zee zich uitstrekte tot een punt hogerop dan het huidige punt waar de Satlaj en Ravi zich bij de Indus voegen. Heden ten dage voegen Jhelum en Chenab zich bij Ravi, die verderop zich voegt bij Satlaj, terwijl Vyas in de Satlaj valt op een veel hoger punt. Maar in deze hymne is Arjikya of Vyas onafhankelijk van Satlaj en hetzelfde geldt voor Ravi. Waarschijnlijk is Marudvridha een andere naam voor Ravi. De Sapta-Sindhu van de Ariërs bestond daarom uit de noordelijke delen van Punjab, omgeven door Tethys zee in het oosten, zuiden en zuidwesten. Een hymne van de Rigveda spreekt daadwerkelijk van de oostelijke en westelijke zeeën. Dit kunnen niet de Golf van Bengalen en de Arabische zee zijn geweest, want dan zou de Sapta-Sindhu geplaatst moeten worden op het Deccan plateau en al deze rivieren beschouwd moeten worden als de rivieren in dat gebied, hetgeen het toppunt van absurditeit zou zijn. De melding van de oostelijke en westelijke zeeën wordt gemaakt in Rigveda 10:136. Deze hymne is gecomponeerd om de ‘Kesins’ oftewel hen met lang haar te prijzen. Drie goden worden gezegd zulke ‘Kesh’ te bezitten: de Zon, Vayu (Wind) en Agni (Vuur). In vers 5 wordt gezegd:
De Hengst van Vata, Vayu’s vriend,
de Muni, door de Goden aangespoord,
heeft in beide oceanen zijn tehuis,
in de oostelijke en in de westelijke zee.
De Hengst van Vata schijnt aldus Singhal te refereren aan de Zon, aangezien het de hitte van de Zon is die de ‘Wind’ opwekt. Het woord Hengst wordt gebruikt voor de Zon in een andere hymne uit hetzelfde boek 10:132, gezongen om Mitra (Zon) en Varuna te prijzen. In vers 5 wordt gezegd “wanneer de Hengst uw gratie en gunst neerbrengt in lichamen bemind en vol verering”. In beide hymnen wordt het woord Hengst geschreven met een hoofdletter, wat erop duidt dat het refereert aan een belangrijke god en niet aan een paard. Griffith zegt ook in een noot bij hymne 132 dat Ludwig Hengst vertaald als de Zon. De Sanskriet woorden, gebruikt in de hymnen 136 en 132 voor Hengst, zijn respectievelijk Aswa en Arva, die allebei ‘paard’ betekenen en worden gebruikt om de zon aan te duiden omdat net als een paard over land rent, zo rent de zon met grote snelheid door de hemel.
De boven aangehaalde hymne 10:136 betekent dus, dat de Zon zijn tehuis heeft in de oostelijke en westelijke zeeën. Er zijn ook vele andere hymnen waarin over de Zon (die Mitra, Savitar, Surya wordt genoemd), de Dageraad (Usha, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ushas) en de Asvins, die ook Nasatya’s worden genoemd, wordt gesproken als geboren uit ‘wateren’ of zee. In hymne 10:149, gezongen om Savitar (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Savitr) te prijzen, wordt gezegd in vers 2:
Goed kent Savitar, o Kind van Wateren,
waar oceaan, stevig gevestigd, zijn grenzen overstroomt.
Vandaar ontsprong de wereld, daaruit rees de regio op:
vandaar spreidde hemel uit en expandeerde de wijde aarde.
Duidelijk rees voor de zanger van deze hymne zijn land op uit de overstromende oceaan en de exacte fixatie van die oceaan was alleen aan Savitar bekend, die het kind van de Wateren is, oftewel geboren is uit die oceaan, oftewel zijn tehuis had in de zee.
In de hymne 10:37, gezongen tot Surya (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Surya), zegt de zanger in vers 8:
Surya, mogen wij lang leven en steeds naar u opkijken,
gij, o Ver-ziende, het glorieuze licht brengend,
De stralende God, de bron van vreugde van ieder oog,
wanneer gij opklimt over de hoog schijnende vloed.
Hier meldt de zanger speciaal, dat de Zon opklimt over de vloed van de zeewateren, die uiteraard schijnen met het licht van de Zon weerspiegeld van het wateroppervlak.
De Asvins (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Asvins) zijn twee goden, die de voorlopers zijn van Dageraad, die in de wagen zit, gereden door de Asvins, die ook Nasatya’s worden genoemd als de goddelijke dokters, die gezondheid en kracht verlenen. In hymne 8:10 zegt de zanger Rishi in de eerste stanza:
Of je ver weg reist
of verblijft in ginder licht der hemel,
Of in een villa die is gebouwd boven de zee,
kom daarvandaan, gij Asvins, hierheen.
Van de Asvins wordt dus ook gezegd dat ze hun villa boven de zee hebben. Dit idee van de Dageraad en de Zon oprijzend uit de oceaan wordt herhaald in vele andere hymnen. Enige ervan worden hieronder gegeven.
Uw renpaarden rijk in zoethoeveelheden zijn geklommen naar de heldere oceaan:
Surya is opgekomen. (7:60:4a)
Moge deze God Savitar, de Heer, de Kind der Wateren,
zijn dauw neergietend goedgunstig zijn. (6:50:13a)
Voor mijn bescherming roep ik de goudhandige Savitar aan;
Hij kent, als een God, de plaats.
Dat hij ons hulp moge zenden, prijs Savitar, de Kind der Wateren:
Verlangend zijn wij voor zijn heilige wegen. (I:22:5-6)
Nu straalt Morgen met haar vroegste licht voort, lieve Dochter der Hemel:
Hoog, Asvins, verhef ik je lofprijzing,
Zonen van de Zee, machtig om ontdekkers van rijkdommen te redden,
gij Goden met diepe gedachten die rijkdom ontdekken. (1:46:1-2)
Als bewust dat haar ledematen helder zijn met baden,
staat ze, als het ware, rechtop dat we haar mogen zien. (5:80:5a)
Singhal merkt op, dat hier dageraad (i.e. Ushas) getoond wordt in zee badend.
Daar in de oostelijke helft van het waterige gebied
heeft de Moeder van de Koeien haar teken getoond.
Wijder en wijder nog spreidt ze voorwaarts,
en vult vol de schoten van allebei haar ouders. (1:124:5)
Singhal merkt op, dat deze hymne 124 Dageraad prijst, die in deze stanza ‘moeder der koeien’ wordt genoemd als de voortbrenger van al het ontwakende leven. In 4:52 wordt Dageraad ‘Moeder der Runderen’ genoemd. Ze wordt dochter van de hemel genoemd, maar hier rijst ze op uit de zee. Daarom zijn zowel Hemel en oceaan haar ouders.
Dus van boek 1 tot boek 10 van de Rigveda wordt de Zon voorgesteld als rijzend vanuit de oostelijke zee en ondergaand in de westelijke zee, het bestaan bevestigend van de middellandse zee aan het oosten doorlopend tot het westen van Sapta Sindhu, reeds aangegeven door het verslag van de rivieren. Meer van dergelijke gevallen van hymnen kunnen geciteerd worden, m.n. 5:73 aan de Asvins (8: wanneer ge hebt gereisd door de zeeën); 4:43:5 – In de wijde ruimte bereikte jullie rijtuig de hemel, welke tijd keerde het hierheen vanuit de oceaan; 1:184:3 – jullie reusachtige hengsten bewegen voort vanuit de wateren.
Heden ten dage in India wordt gezegd dat de Zon opkomt vanuit de Udyachal berg en ondergaat achter de Astachal (zie op de pagina http://chattpuja.org/events.html). Deze bergen zijn niet geïdentificeerd, maar het drukt de algemene notie uit dat de zon opkomt vanachter een landmassa en ondergaat achter een andere landbarrière. Maar in de dagen, toen de Tethys zee bestond, rees de zon van nature vanuit het zeewater, net als heden ten dage het zo schijnt aan de oostelijke kust van de Deccan, grenzend aan de Baai van Bengalen. Dit feit, gecombineerd met het feit dat de rivieren Ganga, Yamuna en Saraswati onafhankelijk van elkaar zijn, en het feit dat in Rigveda er geen kennis is van de huidige provincies U.P., Bihar of Mithila, Bengalen, Assam en Rajputana, Gujrat, de Deccan, toont duidelijk dat de Rigveda werd gecompileerd in een tijd, toen de Ariërs waren beperkt tot de Sapta-Sindhu en de Tethys zee bestond aan de voet van de half opgerezen Himalaya, die de Sapta-Sindhu in het oosten, zuiden en zuidwesten bindt. Singhal merkt op, dat hij de tijd wanneer dit was niet durft vast te stellen; het is een vraag voor geologen; en het antwoord van de geologen ‘staggers the imagination’. De geologen zeggen dat het in het Mioceen of Plioceen was, dat een grote oprijzing van de Himalaya plaats had, die de bodem van de Tethys zee deed oprijzen, en toen was er een grote vloed waarin de wateren van deze Tethys zee neerstroomden en zich voegden bij de Indische oceaan, delen van het Lemuria continent onderdompelend. Aangezien het Deccan plateau gemaakt was van zeer oude en sterke rotsen, bleef het staan en de Baai van Bengalen en de Arabische zee werden geschapen, die het Deccan plateau afscheidde van de andere overblijvende delen van het Lemuria continent. Maar er is geen melding in de Rigveda van een dergelijke vorming van de Baai van Bengalen of van de Arabische zee of van enige grote vloed te weeg gebracht door een grote oprijzing van de Himalaya. Rigveda was kennelijk gecompileerd vóór het plaatsvinden van deze beroering (‘upheaval’).
Een andere indicatie gegeven in de Rigveda waarover Singhal met confidentie kan spreken is dat de Rigveda de hoogste ontwikkeling van metafysische literatuur bevat. Hymne 10:129, genaamd de Nasadiya Sukta, geeft het uiterste in metafysica, een positie die religie en wetenschap verzoent, presenteert de positieve karakteristieken van de ongemanifesteerde uiterste of Oerrealiteit en verklaart in een wetenschappelijke taal het proces waardoor van deze positieve karakteristieken de twee categorieën van geestelijke en materiële bestaanswijzen tot stand kwamen. Na deze fundamentele positie neergelegd te hebben, laat het alle gedetailleerde onderzoeking aan natuurwetenschappen. Het is interessant op te merken dat het in duidelijke termen een proces van evolutie toelaat en de conclusies zijn compatibel met de wetenschappelijke theorieën van gebogen materie, uitbreidend universum en mathematisch universum. Men is verbaasd te ontdekken dat het “Woord” zijnde God, of dat de “Adem” bewoog over de “Wateren” hun tegendeel zo niet origine schijnt te hebben gehad in deze oeroude sukta. (Dit wordt meer in detail besproken in The changeable and the Unchangeable in Religion.) Dit wordt hier vermeld om aan te geven, dat een dergelijke ontwikkeling van het denken een zeer lange tijd nodig moet hebben gehad vóór de compositie van deze sukta. Daarom moet er een lange geschiedenis van Arische beschaving achter de Rigveda liggen.
Dit is precies wat we vinden in de Purana’s. De Rigveda is niet echt een geschiedenis. Historische, geografische, astronomische en andere van dergelijke referenties treden incidenteel op in de loop van een gebed, waarin het object van het gebed wordt geprezen door de grote kwaliteiten in het bezit van dat object te verhalen en de grote voordelen erdoor verschaft. De persoon, die bidt, blijft deze herhalen alsof hij probeert zichzelf te hypnotiseren in een bepaalde geestestoestand door een herhaalde contemplatie van deze daden en kwaliteiten. Dit is ook de reden dat gebeden aan dezelfde godheden worden gecomponeerd door veel verschillende personen en komen aldus vaak in verschillende boeken van de Rigveda. Soms geven ze zelfs verschillende versies van dezelfde zaak als gevolg, mogelijk, van een bijzonder gezichtspunt van de biddende persoon. Bijvoorbeeld de Godin van Dageraad wordt soms beschreven als de Dochter van Surya of Zon, in andere als de gemalin van de Zon, en in andere als hebbend geaccepteerd de Asvins als haar Heer. In al deze beschrijft de componist slechts een natuurlijk fenomeen zoals hij ziet, zonder enige ethische betekenis eraan te hechten. De intentie is slechts om zijn geest te beïnvloeden met de schoonheid, goedgunstige effect, macht en majesteit van de Dageraad en hem te herinneren aan zijn plichten en verantwoordelijkheden voor de verplichte voorstelling waarvoor hij bidt tot de Dageraad. Het is een soort bidtechniek, die we heden ten dage ook in onze gebeden tegenkomen, tot welke religie we ook behoren. Het is een manier om een behulpzame mentale conditie te creëren door de zelfhypnotische techniek van het herhalen van een idee in je gebed.
De Purana’s anderzijds zijn naar eigen zeggen geschiedenissen en beschrijvingen van gebeurtenissen. En vreemd te zeggen, sommige ervan zijn geschiedenissen in het meest moderne concept van geschiedenis. Ze zijn niet slechts verslagen van bepaalde gebeurtenissen, maar ze behandelen ook de filosofie, de religie, de gewoonten, rituelen en andere karakteristieken van de tijden. Maar hun tekortkoming is dat hun compilatie niet gecoördineerd was noch plaats had op één tijd of met één object, plan of systeem. De schrijvers van de diverse Purana’s zijn verschillende personen, zodat variaties in de verhalen en chronologieën zijn ingeslopen en heel vaak hebben fantastische toevoegingen aan gewone feiten het hele doel, dat men wilde overbrengen, obscuur maken. Maar als we onze ogen gevestigd houden op een of ander centraal punt en het onderzoeken na het gereinigd te hebben van de fantastische, niet essentiële details, en het checken door vergelijking met ander onafhankelijk bewijs dat we kunnen vinden van andere landen of literatuur dan soms zeer waardevol materiaal, zowel filosofisch als historisch, wordt verkregen. Hier zijn we geïnteresseerd in het laatste type.
En inderdaad vinden we een verhaal van een grote vloed, die is opgetreden in een tijd toen de Tethys zee bestond. Niet alleen dat maar een sequentie van gebeurtenissen daarna wordt ontsloten, die een verbazend licht werpt op de problemen die moderne historici als onoplosbaar hebben bevonden. Wat zelfs bemoedigender is, is dat het Puranische verslag blijkt te worden bevestigd door de Parsi en Griekse literatuur, de Chinese en Tibetaanse tradities en zelfs door de bestaande geografie van de Aziatische landen. Het presenteren van deze feiten in detail zal ons hoofdbelang zijn. Maar alvorens het Puranische verslag te behandelen laten we eerst zien wat de geologie zegt over de vernietiging en onderdompeling van delen van Lemuria.
Bij het zoeken van de links voor deze aflevering kwam ik bij toeval de PDF van het boek van Singhal tegen. Voor wie geïnteresseerd is in de originele tekst, heb ik die PDF hieronder opgenomen.
PDF
DrJwala Prasad Singhal – The Sphinx Speaks
https://drive.google.com/file/d/13eDCoSPFscc-zz38yQmOHw6baDv506AV/view?usp=sharing
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-1-introductie/
Plaats een reactie