Cor Hendriks – Initiatie in de heksenkunst (2): Het ritueel van de zwarte pot
Een Oldenburgse sage is een voorbeeld van het heksen leren door middel van het ritueel van de Zwarte Pot. Twee heksen beloven een jong meisje in Fischbach, dat ziekelijk is, beterschap als ze leert heksen; daartoe moet ze een zwarte pot vasthouden en driemaal zeggen:
‘Ick verswere Gott
un glöwe an den swarten Pott.’
Ter Laan heeft van dit ritueel ook twee Nederlandse voorbeelden al wordt de pot niet zwart genoemd (volgens het spreekwoord is hij dat al). In een versie uit Groningen gaan mensen, die iets in hun schild voeren of in nood zitten, naar de heks in het Kolhamster Bos. Ze laat hen een vinger in een pot steken en haar nazeggen:
‘Ik doop in deze pot,
En ik verzweer God,
En ik geloof in de Duivel
Met al zijn engelen.’
Ze liet het haar zoon Outse doen, met wie ze niet goed kon opschieten, maar hij zei te geloven in God en de duivel met al zijn engelen te verzweren, waarop zijn moeder verdween en eerst vijftig knorrende varkens, toen allemaal katten om hem heen verschenen, die zijn weggaan verhinderden. Daarop zei hij tegen zijn moeder: ‘Je ziet me nooit meer!’ En ze hebben hem ook nooit meer in Kolham (= ‘heksdorp’) gezien.
Een tweede versie uit Groningen gaat over een kerel, die het heksen wil leren. Aaltje zal hem de kunst wel bijbrengen. Ze gaan naar een stille plek in het hooiland. Daar moet hij op een oude, holle wilg klimmen, waar de takken afgeknapt zijn en waarin een katuil zijn nest heeft. Daarin moet hij een vinger steken en zeggen:
‘Ik stip in deze pot,
en ik verzweer God
en ik leuf de Duvel
mit aal zien engels.’
Hij klimt in de boom, maar als hij bovenin zit, wil hij niet of kan hij niet, want hij zegt:
‘Ik stip in deze pot,
Ik geleuf in God!
Ik verzweer de Duvel
mit aal zien engels!’
Hij heeft het heksen nooit geleerd.
Een Friese versie tekende S.J. van der Molen, die het heeft over een veel ‘ernstiger’ geval van hekserij, in 1955 op van een 70-jarige man (B. B.) uit Houtigehage bij Drachten, die overtuigd was van de realiteit. Het gaat om een jongen in dienst bij twee boerinnen, die bij Bergumer Nieuwstad woonden, die meer konden dan u en ik, wat de jongen wist, en hij vroeg zijn bazin het hem ook te leren. Dat kon, maar dan moest hij driemaal om een pot lopen zeggend:
‘Ik verdoem God,
maar ik loof de pot.’
De jongen deed het en kon daarop ook heksen.
Nog een versie komt uit Broek in Waterland, waar Trijntje Parrekiet iemand, die ze het kollen leerde, naast zich liet zitten en zeggen:
‘Ik steek mijn vinger in deze pot;
Ik hou het met de duivel en niet met God.’
De pot wordt omschreven als een lege broeipot, die komt aanhuppelen; de leerling zegt echter: ‘Ik houd het met God en niet met de duivel, en jij kunt naar de weerlicht lopen!’
Een pot op poten? In een Hessische versie neemt een de zwarte kunst beheersende man uit Sichenhausen zijn dienstmaagd en een nieuwe aardewerk pot mee naar de heksensteen, zet de pot op de grond, loopt er 3x omheen en zegt:
‘Hier veracht ich meinen Gott,
Und glaube an diesen Pott.’
Maar het meisje zegt: ‘Ik geloof echter aan God, Loop jij naar de duivel met je pot!’ en zegt haar dienst op.
In een Nederduitse versie moet een meisje in een kring om de pot gaan en zeggen:
‘Ick verschwäre Gott
un glöwe an diese neien Pott.’
Op advies van haar vader zegt ze echter:
‘Ick verschwäre ju un den neien Pott
un glöwe an Gott.’
In Oldenburg moet om een heks te worden en de vaart naar de Blocksberg mee te maken gezegd worden:
‘Ik verswäre üsen herrgott
Un glöwe an düssen pott.’
Ook in een sage uit de Franse Alpen uit 1959 dopen jongens in navolging van bespiede meisjes hun vingers in een pot, zeggen: ‘Frangigou,’ en vliegen de schoorsteen uit naar de synagogue. In Frankrijk is ook de ‘nieuwe pot’ bekend. In Donges in de Pays Nantais moet men om in contact te komen met de duivel een ‘pot de grès’ kopen, geheel nieuw, nooit dienst gedaan hebbend, en een zwarte kip en die in de ene hand, de pot in de andere hand houdend in de nacht van vrijdag op zaterdag naar een kruis[punt] gaan en driemaal roepen, na de pot op de grond te hebben gezet: ‘L’argent de mon pot neuf!’ Even later komt een groot licht naar het kruis[punt], dat 3x stevig trilt. Dan komt de Duivel van onder de aarde tevoorschijn, achter de voet van het kruis, in de gedaante van een lange, zeer lelijke en zeer bebaarde man, gehuld in een grote zwarte mantel. Zonder een woord te zeggen neemt hij de (zwarte) kip en vreet die in zijn geheel in één hap op. Meteen is de ‘pot de grès’ gevuld met goud- en zilverstukken net zo nieuw als de pot.
Het gaat dus om een ‘nieuwe pot’, zoals te zien is in een citaat bij Soldan-Heppe: Iemand, die de mensen wil betoveren ‘…köpt (ok) in aller duvel namen einen poth, makt den poth ful tuges van adderen en slangen, de up der rösten braden sind und melck dartho gedan, maket den poth tho in aller duvel namen un get en vor de doren der naberschop in aller duvel namen.’ (koopt in alle duivels naam een pot, maakt de pot vol vergif van adders en slangen, die op het rooster gebraden zijn en maak, na melk erbij te hebben gedaan, de pot toe in alle duivels naam en giet het voor de deur van de buurman in alle duivels naam).
In 1560 bekende Catharina Wolgemodesche, ‘bordich von Hamborch’, beschuldigd van hekserij, deze methode te hebben toegepast: Ze had ‘einen poth ful tuges van adderen und schlangen, de sze thom ersten up der rösten gebraden hedde und melck dartho gedan hedde, in aller duvel namen thogemaket, und uth bevel eres emannes hedde sze dat sulvige thogemakede tuch der Arnt Peterschen der hakeschen in aller duvel namen vor erer doren gegaten (een pot vol tuig van adders en slangen, die ze eerst op het rooster gebraden had en melk erbij had gedaan, in alle duivels naam had dichtgemaakt en op bevel van haar echtgenoot had ze het zelf dichtgemaakte tuig bij de vrouw van Arnt Peterschen in alle duivels naam voor haar deur gegoten)’.
Zo’n pot wordt voor vele dingen gebruikt, zoals onweer-koken, het bewaren van padden of liefdestover. Ook voor het onttoveren van behekste koeien wordt een nieuwe pot aanbevolen. Een oud recept luidt: Neem melk, urine en stront van de koe, doe dat in een nieuwe pot, sluit die met een nieuwe schort, die erop passend is, en maak hem goed, dat geen damp eruit kan en zet hem op het vuur; dan moeten de heksen, die het gedaan hebben, naar je huis komen.
In een Mechels geschrift uit 1702 wordt gezegd: Coopt eenen nieuwen herdenen [= aarden] pot buyten ende binnen verloot alsoo hij u ghelost wordt, daer toe oock onghetelde naghelen ook soo sij u ghelost worden [d.i. zonder afdingen?], [h]anct den pot vool soete melck over het vier met de naelden van de betooverde beeste – deze melck moet voor de sonne ghemoelcken zijn – en dan soo nemt twee repetanden en lecht die int vier, dat sij gheloeijende heet sijn, en steckse inde melck seggende dese naervolghende worden: ‘met desen hystere soo verbrandt ick ghy tooveraers ofte tooveressen, [h]anden en voeten, herte, lever en longhere, aermen ende beenen, die ghedaen hebt dese tooverrije op dese beesten toebehoorende aen desen persoon, dat ghij niet meer dese beesten betooveren zult noch hem schade doen in eenich goet, die hem toe behooren. Tooveraers ofte tooveressen, ick besweire u bij alle die worden, die ic ghesproken hebbe, dat ghy weder gheven sult al, dat ghy hier dieftelijck ghenomen hebt door tooverije, oock dat ghy niet en sult laeten hier te comen ten huyse van [N.N.], eer ghy sult eten ofte drincken, slapen ofte waecken, ligghen ofte sitten, gaen noch staen in kercken noch in cluysen noch in gheen der andere godts huysen, voor dat gy wedergegheven hebt al dat ghy hier dieftelijck door tooverije ghestolen hebt, en ick bemane ulieden noch ghy, tooveraers ofte tooveressen, dit selve te verlate ende te laeten al ghesont ghelijck ghy dit selve van te vooren vont. Ghereijnicht ende gheseynt [gezegend] moet het al sijn, als den kilt ende den win, dat water ende dat broot, dat godt den heere Jesum christum zijn apostelen gaf ende boodt. Dit moet aldus gheschieden deur de cracht godts † des vaders, † des sons † ende des Heylighen gheest. Amen.
Ook tegen de alp gebruikt men een nieuwe pot, waarin men pist (onmiddellijk na het drukken van de alp) en die men daarna goed afsluit; dan komt de alp de volgende dag in zijn ware gedaante en verzoekt het vaatwerk te openen; want zolang het gesloten is, kan hijzelf zijn water niet laten en moet, wanneer men niet aan zijn verzoek voldoet, ellendig te gronde gaan.
Om iemand van zenuwziekte (Nervenfieber) te genezen stopt men in Mecklenburg een levende pad in een nieuwe aarden pot, giet erop de voor zonsopgang gelaten pis van de zieke, doet de pot goed dicht en begraaft hem op het middaguur op een plek, waar zon noch maan schijnt.
In enige Rijnlandse sagen wordt in de pot gescheten (vgl. po, pispot). Een schoenlapper, die bij een boterheks werkt, wil ook leren boter te stelen. Ze maken een afspraak, hij komt, de duivel (Herodes) is er en legt hem een boek voor; hij moet met rode inkt schrijven:
‘Eck schieß in’n pott
un denk an gott.’
Maar hij schrijft: ‘Het bloed van Jesu Christi maakt mij van alle zonden rein.’ En de duivel vliegt met stank weg.
In een andere versie, waarin de formule wel goed verteld wordt, steelt een buurvrouw een varken en de man vraagt haar hem heksen te leren. Ze brengt hem in de kamer en leert:
‘Eck denk an ’n pott
un schiet in gott.’
Maar de boer zegt:
‘Eck schiet in ’n pott
un denk an gott.’
En klaagt de heks aan.
In een versie uit Nedersaksen kijkt Hans toe bij het bedrijf van zijn bazin en zij wil hem ook het heksen leren en geeft hem geld om een nieuwe pot te kopen. Daarop moet hij gaan zitten en zeggen:
‘Ik löv an diesen Pot
un schêt innen lêven Gott!’
Maar Ham zegt: ‘Ik löve an Gott un schêt in diesen Pot.’ De pot barst en eronder zit een grote ‘Lork’ (pad). Ook hij geeft de vrouw aan.
Ook in Pommeren is dit ritueel bekend. Om het heksen te leren gaat men naar een oude heks. Die koopt een nieuwe pot zonder erover te marchanderen, zet die op tafel en de leerling herhaalt een onkiese en oneerbiedige formule (Ich glaub’ an den Topf / Und sch… in Gott), waarop de duivel verschijnt met een groot boek, waarin de leerling zijn naam moet schrijven met zijn eigen bloed.
In een andere versie bespiedt een gerechtsdienaar in een kroegje bij Bütow een vrouw, die een knaap afranselt, een aarden pot in de handen geeft en beveelt 3x in de kamer rond te lopen en te zeggen: ‘Ick glow an disse Pott u schiet inne leiwe Gott. De knaap zegt het omgekeerde, ziet dan de man loeren, laat de pot vallen, waaruit drie muizen wegglippen.
In een Westfaalse sage is deze potformule vermengd met de vliegformule (van ML 3045/SINSAG 0511: Über Weg und Steg):
‘Ick spigge in den Pott
und spigge narens an.’
De de heks afluisterende knecht zegt:
‘Ick spigge in den Pott
und spigge alles an.’
In een Zuid-Franse versie, getiteld ‘De aarden pot’, hoort een meisje om middernacht de zus van haar moeder, ziet haar een penseel pakken en ermee roeren in een zo (!) grote aarden pot op het vuur, waarbij ze zegt: ‘Vira, vira, pignatan / Pouartamé d’ouna é bellé san!’ En weg is ze en komt pas ’s morgens bij het angelusluiden terug. De nacht erop doet de kleine haar tante na en komt in een grote zaal, waar gedanst wordt (de ‘farandola’ gedraaid door al deze ‘matagous’ en zielen). De ‘duivel’ ondervraagt de heksen en het (nog geen 7-jarige) meisje let goed op. Dan dansen de ‘coussé’ nog een grote farandola en verdwijnen en laten het meisje in het paleis achter, dat gevonden wordt door de heer des huizes.
Dit vliegen maakte ook een kleermaker mee, die naar Krajnko’s perenboom bij de Rhône kwam, hij wist niet hoe. Hij had de huisvrouw nagebootst, die zich gezalfd had, en vloog door de lucht naar een ‘kasteel’. Daar werd hij heerlijk bediend. De heksen – ze waren er allemaal – gaven hem een pot (topf), waaraan hij meer dan aan God moest geloven. Maar hij zei: ‘Ich sch… auf euren Topf und glaube an den lieben Gott’ en zat opeens op Krajnko’s perenboom en moest drie dagen naar huis lopen.
Een heel ander gebruik van de pot komt naar voren in een Oostenrijkse sage: De man van een pasgetrouwde vrouw is gestorven en ze vraagt een heks om raad. Deze adviseert haar op het kerkhof een doodsbot te halen en ’s nachts in een pot te koken. ‘Om middernacht zal een stem uit de pot de naam van je overleden man roepen…’ Etc.
In een Noord-Duitse sage wordt de pot gebruikt door de ‘Müsenmakers’, zoals de heksen worden genoemd: ze koken er hun toverkruiden in en op haar roepen: ‘Muis eruit, eruit in Duivelsnaam’, springen de diertjes uit de pot. Maar volgens Sloet kan iedereen muizen maken. In een oud boek wordt geleerd Wie man Mäuse generieren oder zuwege bringen soll: ‘Man nehm einen Weitzen, thu ihn in einen Hafen [pot] und decke ihn mit einem verschweisten hembd, das ein Taglohner angehabt, so werden davon in kurze Zeit Mäuse hervorkommen.
Voor literatuurverwijzingen, noten en een correctere en fraaiere vormgeving zie de bijgevoegde PDF.
Plaats een reactie