Cor Hendriks – Het raadsel van Cloena
Begin september 2012 zat ik door oude nummers van Bres, ‘kroniek van onze beschaving’ zoals het zichzelf noemt, te bladeren en stuitte in een artikel van de bekende schrijver Hubert Lampo over ‘Ufo’s – boeiende nieuwe hypothese’, een bespreking van het boek ‘UFO’s. Operatie Paard van Troje’ van John A. Keel, op het volgende verhaal, dat zich afspeelt in Ierland in de vroege middeleeuwen:
‘Er gebeurde in de gemeente Cloera, op een zondag terwijl de mensen de mis bijwoonden, een wonder. In deze stad is er ter gedachtenis van St. Kinarus een kerk. Het geschiedde dat er een metalen anker uit de hemel viel, en een van de scherpe haken raakte vast in de houten boog boven de kerkdeur. De mensen renden de kerk uit en zagen in de lucht een schip, met mannen aan boord, dat aan het einde van het ankertouw zweefde en zij zagen een man overboord springen en langs het touw naar beneden naar het anker klimmen als wilde hij het losmaken. Het volk rende naar hem toe en probeerde hem te grijpen; maar de bisschop verbood de mensen de man vast te houden uit vrees dat men hem zou doden. De man werd vrijgelaten en klom haastig in het touw naar het schip, waar de bemanning het touw doorsneed; en het schip steeg en voer weg uit het gezicht. Maar het anker ligt in de kerk als bewijs voor deze bijzondere gebeurtenis.’ (Bres 35, juni/juli 1972, 66f)
Dit sloot aan bij een verhaaltje, dat ik in een van mijn projecten had opgenomen en afkomstig was uit de ‘Otia Imperiala’ (Keizerlijke vrijetijdsbestedingen) van Gervasius van Tilbury, dat gewoonlijk rond 1211 wordt gedateerd. Zijn versie van het verhaal is als volgt:
‘Toen de mensen uit de kerk kwamen, op een donkere, bewolkte dag, zagen ze een scheepsanker vastzitten in een stapel stenen, met de kabel tot in de wolken opreikend. Weldra zagen ze de kabel gespannen worden alsof de bemanning het [anker] probeerde op te hijsen, maar het bleef vastzitten. Stemmen werden daarop gehoord boven de wolken, blijkbaar in rumoerig debat en een zeeman kwam langs de kabel naar beneden glijden. Zodra hij de grond raakte, verzamelde de menigte zich rond hem en hij stierf, als in zee verdronken, gestikt door onze vochtige dikke atmosfeer. Een uur later hakten zijn scheepsmaten hun kabel door en zeilden weg. En het achtergelaten anker werd tot hengsel en versieringen van de kerkdeur gemaakt ter herinnering aan dit wonderlijke gebeuren.’ (Briggs 1977, 263).
De verhalen zijn vrijwel hetzelfde; alleen heeft Gervasius iedere plaatsaanduiding weggelaten en ten opzichte van de eerste versie een nieuw element toegevoegd, n.l. dat de man die afdaalde overleed als gevolg van de dikte van de lucht, wat echter een probleem oplevert, want waar is het lijk gebleven? Ik voegde het verhaal uit Bres toe aan het dossier, waarin ook het verhaal van Gervasius was opgenomen, maar kon het natuurlijk niet daarbij laten, want als folklorist wil je altijd de primaire bron hebben. Volgens Lampo was zijn bericht afkomstig uit de Ierse ‘Spectulum Reali’ uit 956, een bewering vol fouten zoals bleek. Ik deed een search op het internet en vond een viertal berichten over Cloera en maakte een download van ‘The King’s Mirror’. Het boek heet ‘Speculum regale’ (Koningsspiegel) en is niet Iers maar Noors (Kongs Skuggsjo) en geschreven door een anonymus tegen 1250, die in zijn boek een hoofdstuk opnam over ‘De wonderen van Ierland’, waarin we het bovenstaande verhaal vinden.
Wat betreft de berichten op het internet: Als eerste is er een pagina van Daniel Parkinson, getiteld ‘Cloera, Ireland/Gravesend, Kent/Bristol UFO (1211 AD)’. Het korte artikeltje begint met de opmerking: ‘In 1211 AD Gervase of Tilbury recorded a strange event in the borough of Cloera in Ireland’, waarna de versie uit ‘The King’s Mirror’ volgt. Parkinson vervolgt met de bewering dat precies hetzelfde verhaal aan een aantal andere plaatsen wordt toegeschreven, waaronder Gravesend in Kent en Bristol in Somerset in hetzelfde jaar (d.w.z. 1211), en hij merkt op: ‘it seems unlikely that the same event would occur (you would think that the crew would have got wise to dropping anchor near churches)’. Dan besluit hij zijn bericht met de opmerking, dat andere bronnen suggereren dat het Cloera-verhaal dateert uit 965 AD en verscheen in de Speculum Regale, ‘which is a Norse-Irish collection of Icelandic saga’.
Een tweede eveneens kort artikeltje, ‘Ancient and Medieval UFOs’, is van ‘The Editors of Publications International, Ltd.’ Het begin is als bij Parkinson: ‘In AD 1211 Gervase of Tilbury, an English chronicler of historical events and curiosities, recorded this bizarre story’, waarna de versie uit ‘The King’s Mirror’ volgt. Als derde is er een site getiteld ‘Mystery Airships of the 1800’s’, wat ook de titel is van een opgenomen artikel in ‘Fate Magazine’ van Mei 1973, geschreven door Jerome Clark en Loren Coleman. De versie van de Speculum Regali (‘an ancient obscure Irish manuscript’) wordt gegeven van een ‘incident that supposedly occurred in the year 956 AD’. Hierna volgt het verhaal van Gervasius: ‘And about 1200 AD an anchor plummeted out of the sky trailing a rope and got caught in a mound of stones near a church in Bristol, England. As a mob of churchgoers congregated at the scene, a “sailor” came skittering down the rope to free it. The crowd seized the intruder and “he suffocated by the mist of our moist atmosphere and expired.” His unseen comrades cut the rope and left.’
Op deze site is tussen al de UFO-sightings van de 19e eeuw ook een verhaal te vinden uit de Houston Daily Post van 28 april 1897, gesitueerd in Merkel, Texas, 26 april, dat ook te vinden is in het boek van Vallée (1969, 143f): ‘Some parties returning from church last night noticed a heavy object dragging along with a rope attached. They followed it until in crossing the railroad, it caught on a rail. Looking up they saw what they supposed was the airship. It was not near enough to get an idea of the dimensions. A light could be seen protuding from several windows; one bright light in front like the headlight of a locomotive. After some 10 minutes a man was seen descending the rope; he came near enough to be plainly seen. He wore a light-blue sailor suit, was small in size. He stopped when he discovered parties at the anchor and cut the ropes below him and sailed off in a northeast direction. The anchor is now on exhibition at the blacksmith shop of Elliott and Miller and is attracting the attention of hundreds of people.’
Het commentaar van de site (Vangard Sciences, 1991) luidt: ‘We do not pretend to understand why an incident of this nature should continually recur but its occurrence in the midst of the 1897 airship flap should prove conclusively that we are dealing with phenomena whose implications boggle the mind.’ Mind-boggling is een term die vaker in dit verband wordt gebruikt. Het raadsel achter dit verhaal is niet moeilijk op te lossen, want al snel vond ik op de site ‘Anchors Aweigh…’ van Rob Morphy: ‘In the March 7th, 1897 edition of Utah’s Salt Lake Tribune, [verscheen] a retelling of the classic Cloera cloud ship mystery in an article titled: “A Sea above the Clouds — Extraordinary Superstition once prevalent in England.” This article predates the Sioux City event by almost a month and it’s hard not to assume that it may well have been the inspiration for Hibbard’s harrowing encounter.’
Verder is er een bericht afkomstig van ene ‘Robert’, die opent met het statement: ‘The Irish manustcript “Konungs Skiggsa” reported in 950 AD’. Het bericht zelf zit ook vol typefouten, maar is zeer fantasierijk: ‘One Sunday, when the inhabitants were attending the service, in the little village of Cloera an enigma happened: A big metallic anchor, hanging on a chain, came down from the sky. One of his arms had a beak and was drilling into the wooden tonc [?] of the gate of the church. The believers were running out immediately and saw, on the other part of the chain a ship, which seemed to swim on an imaginary ocean. On board of this ship, men were bowing over the rim and observed what was happening on the ground. The inhabitants of Cloera saw a sailor, getting out of the ship and jumping into the air, which had to be water for him. Around the diver a shiny wristle [?] of light was seen. Doubtless, the man wanted to release the anchor. When he arrived on the ground, the believers wanted to arrest him. But the priest outlawed it to touch him, frightening of the sin. The diver did not seem to realize, what was happening around him. He tried to release the anchor, but when he did not take it, he flew back to the ship mysteriously, by movements of a breast swimmer. He cut the chain of the anchor and the airship sailed far away and vanished. But the anchor remained in the gate for centuries and showed the wonder.’ Dit wordt gevolgd door het bericht met de toevoeging ‘12th century’, dat ‘A similar thing happened in France where they were going to lynch this “alien” until a priest intervened who let him go and he climbed back up into his airship via the anchor.’ Het is dus hetzelfde bericht alleen verplaatst naar ‘Frankrijk’.
Frankrijk wordt ook genoemd door de ‘Editors of Publications International’, die hun bericht over Cloera laten volgen door het volgende bericht: ‘In a 9th-century Latin manuscript, “Liber contra insulam vulgi opinionem [de Granide et Tonitruis” (Over de dwaze mening van het gewone volk over hagel en donder)], the Archbishop of Lyons complained about the French peasantry’s insistent belief in a “certain region called Magonia from whence come ships in the clouds.” The occupants of these vessels “carry back to that region those fruits of the earth which are destroyed by hail and tempests; the sailors paying rewards to the storm wizards and themselves receiving corn and other produce.” The archbishop said he had even witnessed the stoning to death of “three men and a woman who said they had fallen from these same ships.” Jakob Grimm, a 19th-century folklorist, speculated, “‘Magonia’ takes us to some region where Latin was spoken, if we may rely on it referring to Magus, i.e., a magic land.”’
Dit Magonia was ook aan Lampo bekend, die erover schreef: ‘Incidenten als dit van Cloera in Ierland en gelijkaardige op het vasteland, die er Karel de Grote toe aanzetten in zijn capitulariën de omgang te verbieden met tovenaars die in schepen over zijn rijk kruisen, liet [Jacques] Vallée [schrijver van ‘Passport to Magonia’ uit 1969] aanknopen bij middeleeuwse Franse tradities over het sprookjesachtige land der feeën Magonia.’
Die aartsbisschop van Lyons heette Agobard (±820), die zich beklaagde over het volk, dat geloofde in ‘tempestarii’ (onweermakers), die het graan stelen en in luchtschepen naar Mangonia brengen ter verkoop, en vier mensen wilde steningen, die uit zo’n Mangoons wolkenschip zouden zijn gevallen. Agobard schreef in de 9e eeuw: ‘Veel mensen zijn zo dwaas te geloven in een gebied genaamd Mangonia, vanwaar schepen in de wolken komen om de vruchten der aarde, die door storm en hagel zijn neergeslagen, aan boord te nemen. De luchtzeelui bedrijven aldus een geregelde handel met de stormmakende tovenaars (tempestarii), betalen hen voor het graan, dat zij met wind en hagel gedorst hebben, en schepen het af naar Mangonia.’ In deze vertaling van Soldan-Heppe en ook bij Norman Cohn heet het land Mangonia, wat echter op hetzelfde neerkomt, want ook het Latijnse mango ‘slavenhandelaar’ komt van het Griekse μαγγανεύω ‘bedriegen’, dat ook de betekenissen ‘betoveren, vervalsen, flatteren; trucjes gebruiken’ heeft, waarvan μαγγανεία ‘toverkunst’, wat hetzelfde is als μαγία ‘toverkunst’, van μάγος ‘magiër. De magi waren in Perzië een volksstam, die de priesterkaste vormde; zij vertegenwoordigden ook alle wetenschappen. Daarvandaan betekent het woord ‘tovenaar’, en vandaar weer ‘bedrieger’.
Stoett (I, 39) citeert de passage van Agobard bij de zegswijze ‘Een schip met zure appelen’ (of ‘met grauwe erwten’) bij het naderen van een onweersbui. Harrebomée (I, 3) heeft: ‘Het schip met zure appelen is in aantogt.’ In het Fries is het: ‘dêr komt in skip mei sûre apels oan’, er is een regenbui in aantocht, wat ook wordt gezegd als een kind wil gaan huilen. Ook in het Oost-Fries is ‘en Schipp vull sûre Appeln’ een dikke regenwolk. In Limburg heeft men het over ‘een appelenschip’ of ‘–schuit’ voor een ‘koude bui’ en in het Vlaams is een ‘appelschip’ een buiïge wolk, waaruit het hagelt. Langs de Rijn kent men een regenschip. In het Land van Waas is ‘ze zijn een schip aan ’t laden’: het zal gaan donderen. In Antwerpen is een ‘schip’ een wolk, waaruit men een felle regenbui of hagelvlaag verwacht, in de uitdrukkingen: ‘Ze zijn weer een schip aan ’t laden’ of ‘Er komt weer een schip af’. In de Eifel wordt een lange strip wolken een ‘zalm’ of ‘Noachs Ark’ genoemd en aan de Beneden-Rijn een ‘zeeschip’, ‘wolkenschip’ of ‘Maria’s schip’. Gezegd wordt: ‘Wanneer het ‘Meerschiff’ zijn kop draait naar het zuiden, zal weldra regen volgen.’ Het door Stoett beweerde verband met de luchtvaarders van Magonia is vaag, aangezien het daar bemande schepen betreft, terwijl het schip met appels metaforisch is. Overigens komt de zin ‘Daar komt een schip met appels an, Met zoeren, met zuiten’ voor in een Haarlems Sint Maartensliedje uit 1894 uit de Collectie Boekenoogen van het Meertens Instituut (vgl. bij Van Vloten p. 81: ‘Kwam een schip met appels an, Zoeten, zuren,’ etc.). In een Terschellings liedje wordt gezegd: ‘Toen ‘k laatst van Suriname kwam, Zag ik van ver een schip. Ik dacht dat ’t aan de wolken hing, Maar het zat op een klip.’ In het commentaar wordt gezegd, dat dit oorspronkelijk behoort tot een ‘leugensankje’ In Waling Dijkstra en Van der Meulen’s ‘Doaze fol âlde Snypsnaren’ kan men n.l. vinden: ‘Ik sach een oorlochskip, Dat boven in de wolken dreef, Fersonken op een klip.’ (Driem. Bladen. 16, 1916, 138)
De vertaler van ‘The King’s Mirror’, Laurence Marcellus Larson, wijst er in een voetnoot bij het verhaal op, dat een andere versie ervan te vinden is in de Ierse Nennius, te vinden in een artikel van Kuno Meyer in het tijdschrift Ériu (IV, 1910, 1-16). Dit artikel was snel gevonden. Al de wonderen van Ierland uit ‘The King’s Mirror’ worden daar bekeken en bij het verhaal van Cloena, het huidige Clonmacnoise, zoals hij de Ierse plaats noemt, neemt hij het volgende analoge verhaal op, afkomstig uit de Ierse mirabilia:
‘Congalach, de zoon van Maelmithig, was eens op de markt (fair) van Teltown, toen hij een schip door de lucht zag varen. Een van de bemanningsleden wierp een werpspies naar een zalm [die in de lucht zwom]. [Hij gooide mis.] De spies viel neer waar iedereen bijeen was en een man kwam uit het schip om hem te pakken. Toen hij hem van boven greep, greep een man van beneden hem van beneden. Waarop de man van boven zei: “Ik verdrink!” zei hij. “Laat hem gaan,” zei Congalach; en de man mocht weggaan en ging zwemmend van hen heen.’
Met kleine variaties is het zelfde verhaal te vinden een ander manuscript, besproken door Myles Dillon in het tijdschrift Celtica (5, 73): ‘Congalach de zoon van Mael Mithig was eens bij de vergadering van Tailtiu en hij zag een schip in de lucht boven zijn hoofd en een man wierp een speer naar een zalm vanuit het schip en zond de speer erin in de aanwezigheid van de vergadering; en hij kwam naar beneden voor de speer en een man van beneden greep hem met de speer in zijn bezit en de man van boven zei: “Laat me gaan, man,” zei hij, “want je verdrinkt me!” “Laat hem gaan,” zei Congalach. En hij liet hem naar boven gaan op dezelfde wijze (d.w.z. ‘zwemmend’) En de mensen boven keken al die tijd naar beneden en allen waren aan het lachen.’
Dillon verwijst naar een Latijns manuscript uit Parijs, waarin het verhaal in verzen is opgenomen, wat vertaald is door Aubrey Gwynn (1995, 65) naar Bishop Patrick’s Hiberno-Latin Mirabilia, 1074-84 A.D.:
‘There was once a king of the Scots at a show,
With a great throng, thousands in fair array.
Suddenly they see a ship sail past in the air,
And from the ship a man then cast a spear after a fish;
The spear struck the ground, and he, swimming, plucked it out.
Who can hear this wonder and not praise the Lord of Thunder?’
De laatste woorden staan niet in het Parijse manuscript, dat midden in de regel abrupt afbreekt.
Naderhand vond ik nog een versie in de bundel ‘A Celtic Miscellany’ van Kenneth Hurlstone Jackson (1971, 165 nº138) van een onbekende Ierse schrijver en met een vraagteken gedateerd in de 14-15e eeuw. ‘Op een dag waren de monniken van Clonmacnoise een vergadering aan het houden op de vloer van de kerk, en terwijl ze daar aan het delibereren waren, zagen ze een schip boven hen in de lucht zeilen, dat voortging alsof het op zee was. Toen de bemanning van het schip de vergadering zagen en de bewoonde plaats onder hen, lieten ze het anker vallen en het anker kwam naar beneden helemaal tot de vloer van de kerk en de priesters grepen het. Een man kwam naar beneden uit het schip achter het anker aan en hij zwom alsof hij in het water was, tot hij het anker bereikte; en ze trokken hem toen naar beneden. “In God’s naam laat me gaan!” zei hij, “want jullie zijn me aan het verdrinken.” Toen verliet hij hen, zwemmend door de lucht als tevoren, het anker met hem meenemend.’
Ik deed een nieuwe search op het internet, ditmaal op Cloena, en hoewel het aantal hits niet veel groter was, was wat ik ophaalde van groot belang. Tussen de hits bevond zich namelijk een artikel van een collega, een vakgenoot, Micael Ross, getiteld ‘Anchors in a Three-Decker World’ in het tijdschrift Folklore (109, 1998, 63-75). Het artikel begint met een poëtische, d.w.z. fictionele versie van de dichter Seamus Heaney (in ‘Seeing Things’, 1991), die als volgt luidt:
‘The annals say: when the monks of Clonmacnoise
Were all at prayers inside the oratory
A ship appeared above them in the air.
The anchor dragged along behind so deep
It hooked itself into the altar rails
And then, as the big hull rocked to a standstill,
A crewman shinned and grappled down the rope
and struggled to release it. But in vain.
“This man can’t bear our life and will drown,”
The abbot said, “unless we help him.” So
They did, the freed ship sailed and the man climbed back
Out of the marvellous as he had known it.’
Volgens Ross rapporteren de ‘Annals of Ulster’ (Hennessy 1887, 212-3) voor 748 A.D. dat “Schepen met hun bemanning werden gezien in de lucht.” Een ander bericht is afkomstig van de Franse kroniekschrijver Geoffrey, prior van St. Pieter van Vigeois in Lager Limousin, die rapporteerde dat een luchtschip zijn anker had laten vallen in het centrum van Londen in 1122.
Ross heeft ook een ander verhaal van Gervasius van Tilbury, dat deze onmiddellijk na het vorige vertelt en dat gerelateerd is aan Bristol. ‘Deze haven is degene die de meesten die naar Ierland reizen gebruiken. Eens zette een inwoner van die haven zeil naar Ierland, zijn vrouw en gezin thuislatend. Zijn schip werd ver uit zijn koers gedreven naar de verre delen van de oceaan en daar gebeurde het dat zijn mes overboord viel, toen hij het op een dag na het eten schoonmaakte. Op datzelfde moment zat zijn vrouw aan tafel met hun kinderen in het huis in Bristol, en, zie daar, het mes viel door het openstaande dakraam en stak in de tafel voor haar. Ze herkende het meteen en toen haar man thuiskwam een hele tijd daarna, vergeleken ze aantekeningen en ontdekten dat de tijd waarop het mes uit zijn handen was gevallen exact overeenkwam met die waarop het zo’n vreemde wijze was teruggekregen.’
Van dit verhaal zijn mij twee ‘moderne’ versies bekend. Een interessante versie wordt door Mannhardt (1858, 367n) meegedeeld, die daarbij verwijst naar Gervasius: Een heel schip was in de wolken gezogen en en zeilde daar als over een zee. Een ‘burgerzoon’ trok zijn mes voor het eten en liet het overboord vallen. Het viel in zijn vaders zwijnentrog, waar hij het tot zijn verbazing na enige jaren bij zijn terugkeer vond.
Een tweede versie, meegedeeld door Agricola (1967, 66 nº88.II naar Folklore 33, 1922, 385f), speelt op Skye in Schotland en is vermengd met een gewoonte om in Hallowe’ennacht een koolplant uit te trekken om daaruit af te lezen hoe krom of recht, etc., het karakter, uiterlijk en de welstand van de toekomstige echtgenoot zal zijn. De vrouw van ons verhaal, wier geliefde op de grote vaart is, doet dat en op het moment, dat ze de koolplant wil uittrekken (om middernacht dus) valt uit de hemel een mes, dat zich in de plant spietst. Als de minnaar thuiskomt, vertelt hij in die nacht op dat tijdstip aan de reling van het schip te hebben gestaan en aan haar dacht, waarbij het mes uit zijn vingers gleed en overboord viel. Ze haalt het mes tevoorschijn en het is het mes, dat hij verloor in Oost-Indië.
Ross kent ook een Ierse versie met een kool: ‘When the Ceannaí is relating his adventures to a king, the royal master of ceremonies disputes his claims and is taken on a voyage of verification. The M.C. throws a knife overboard and on his return home finds it stuck in a cabbage in the royal garden.’
In Zweden heeft het verhaal een andere vorm aangenomen en is opgenomen door Klintberg in zijn catalogus als type R134: Connection through the globe. Iemand gooit zijn mes in een bodemloos woudmeer. Het wordt later gevonden in de kiel van een schip dat aan de andere kant van de globe zeilde.[1]
Het ophangen van het anker als bewijs voor deze merkwaardige gebeurtenis is een verhaalelement, dat we regelmatig tegenkomen. Zo hangt in de kerk van het Zweedse Lynge een deel van een ketting, uiteraard ook als aandenken aan een merkwaardig voorval. Nabij Lynge bevindt zich een heuvel genaamd Bodedys, waar een boer woonde, wiens zoon op een verre reis was. En aangezien de boer al een hele tijd niets meer van zijn zoon vernomen had, vreesde hij dat hij dood was. Op een avond kwam hij met een karlading langs de heuvel en de heuvel ging open en een trol kwam naar buiten en verlangde van de boer, dat hij de kar naar binnen reed. De verbaasde boer durfde het verzoek niet te weigeren en reed naar binnen, waar de trol met hem over de prijs begon te onderhandelen en hem een redelijke prijs betaalde voor zijn hele lading. Toen de boer wilde vertrekken, zei de trol tegen hem dat als hij zijn zoon wilde zien, hij de volgende morgen moest terugkomen. De boer deed dat en zat lang te wachten. Uiteindelijk viel hij in slaap en toen hij wakker werd, lag zijn zoon naast hem. Deze vertelde dat hij in de gevangenis was geworpen en dat een vreemde naar hem toe was gekomen, die hem had gevraagd of hij nog steeds van zijn vader hield. Toen hij dat bevestigde, waren de ketenen van hem afgevallen op een stukje na, dat nog steeds om zijn nek hing. Dit is het stuk ketting, dat ze in de kerk van Lynge hingen (Keightley 1892, 115)
Het verhaal is gebaseerd op de verlossing van Petrus uit de gevangenis (Hand. 12:7), waarvan de ketenen bewaard werden en gebruikt voor exorcisme.
Het meenemen van een aandenken aan de andere wereld is standaard. Reeds Herodotus vertelde van het bezoek van Rhampsinitos aan de Onderwereld, waar hij dobbelde met Demeter (= Isis), soms winnend en soms verliezend, en naar de aarde terugkeerde met een gouden zakdoek, die ze hem ten geschenke gegeven had. Om zijn afdaling in de Onderwereld en daarop volgende terugkeer te vieren, stelden de Egyptenaren een festival in. In één dag weven de priesters een mantel, verbinden de ogen van een van hen, die met het kleed in zijn hand op de weg, die naar de Demetertempel voert, wordt achtergelaten, vanwaar hij verondersteld wordt de 20 mijl naar de tempel en ook terug te worden geëscorteerd door twee wolven. (Herodotus, 178)
Een tegenhanger van het onderwater-klooster, dat we boven zagen, is het onderaardse klooster, dat we tegenkomen in Griekse volksverhalen. Iemand zag de berg open, ging naar binnen en daalde af naar het onderaardse klooster, waar hij prachtige tuinen aantrof en bronnen met heerlijk water. Aangezien hij bedacht dat hij misschien sceptici zou ontmoeten, bracht hij op zijn terugkeer naar de bovenwereld stukken gewijd brood mee om de monden van de ongelovigen toe te stoppen, een humoristische trek, die op recente notering duidt.
Literatuur
Agricola, Christiane (hgg.). Schottische Sagen. Berlin 1967 (Europäische Sagen, hgg. Will-Erich Peuckert, V).
Briggs, Katharine M.. British Folk-tales and Legends. A Sampler. London e.e. 1978 (= 1977).
Cohn, Norman. Europe’s inner demons: an inquiry inspired by the great witch-hunt. London 1975.
Herodotus. The Histories. Harmondsworth 1983 (= 1954).
Jackson, Kenneth Hurlstone (tr.). A Celtic Miscellany. Harmondsworth 1971.
Keightley, Thomas. The Fairy Mythology (illustrative of the Romance and Superstition of Various Countries). London-New York 1892.
Klintberg, Bengt af. The Types of the Swedish Folk Legend. Helsinki 2010 (FFC 300).
Mannhardt, Wilhelm. Germanische Mythen. Forschungen, Berlin 1858.
Ross, Micael. ‘Anchors in a Three-Decker World’, in: Folklore, 109, 1998, 63-75.
Soldan-Heppe. Geschichte der Hexenprozesse. Hgg. Max Bauer, Bd. 1, Hanau/M 3e dr. (Reprint Yugoslavia).
Driem. Bl. = Driemaandelijksche Bladen (uitgegeven door de Vereeniging tot Onderzoek van Taal en Volksleven, vooral in het oosten van Nederland), Uithuizen.
E.V. = Eigen Volk. Maandblad voor folklore en dialect, Haarlem.
[1] Bodemloze wateren zijn overal. De Zevenbroedersputten was een moeras aan de Buitensingel te Breda. Daar heeft men indertijd zeven broeders (monniken) in verdronken. ‘’t Was er zoo diep, da ge geen grond kost halen.’ Ook het Wiel te Gemonde is grondeloos: ’t kon niet met een vaarboom gemeten worden. Het Patersmoer te Chaam ging ook voor bodemloos door, totdat men probeerde de snoek met een hondekop, die erin zou huizen, te vangen door het meer leeg te pompen, wat mislukte doordat het zich ’s nachts weer vulde. (Eigen Volk. 11, 93f)
De bijgevoegde PDF is het eerste hoofdstuk van een boek, dat ik in 2013 maakte. De volgorde van de vier stukken is anders en ook zijn er stukken in opgenomen die nieuw zijn, zodat het geheel anders is dan de som van de vier stukken.
Plaats een reactie