Cor Hendriks – Dichtlievende Uitspanningen (1): Introductie
Wellekens, Jan Baptista & Pieter Vlaming, Dichtlievende Uitspanningen (bestaande in Herders-, Hoef- en Veldgezangen, Tafereelen, Brieven enz. Met 32 konst-Plaaten door Jan Goeree, De Tweeden Druk. Te Amsterdam, by Jacob ter Beek, Bezyden de Beurs. 1735.
(opnieuw gebonden in ongemarkeerde harde kaft, in uitstekende conditie, geen omslag, wel frontispiece, zie afbeelding).
Het boek is ook op het internet te vinden met de volgende vermelding:
Gegraveerde titelpagina, op de typografische titelpagina een vignet, beide door Jan Goeree, voorts 7 gegraveerde rubriekstitels, 1 uitslaande plaat (Hogerwoert), 5 allegorische platen en 16 soms bijna paginagrote vignetten, alle gegraveerd door Goeree. […] Fontaine Verwey cat. p.146; Scheepers II, 297; De la Fontaine Verwey, De illustratie van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw (Amsterdam 1934), p. 44-45; Van Marion, Heldinnenbrieven. Ovidius’ Heroides in Nederland (Nijmegen 2005); Pennink, Silvander (Jan Baptista Wellekens) 1658-1726 (Haarlem 1957); Van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken. Het hofdicht als tak van een georgische literatuur (Den Haag 1960); zie over Vlaming: Cox-Andrau, De dichter PieterVlaming (1686-1734) (Bussum 1976); F & vd B p. 836; NNBW III, 1317 Schitterend door Jan Goeree geïllustreerde en zeer gevarieerde dichtbundel, die onder meer hofdichten bevat op de Haarlemse buitenplaatsen Hoogerwoerd en Eindenhout. Wellekens bezingt in ‘Endenhout’ (1709) de buitenplaats van de Amsterdamse koopman Jan Muyser, gelegen ten zuiden van Haarlem, aan het eind van de Haarlemmerhout. Zijn vriend de koopman-geleerde Pieter Vlaming (Amsterdam 1686 – Haarlem 1733) somt in ‘Hogerwoert’ (1708) nauwgezet al het aantrekkelijks op dat zijn hofstede, gelegen tussen Overveen en het Spaarne, “een vierdedeel van een uur buiten Haarlem”, te bieden heeft. De bundel bevat verder Vlamings berijmde beschrijving van vijf allegorische schilderstukken die Barent Graet gemaakt had in het huis van zijn schoonmoeder Agnes Block. De schilderijen zijn afgebeeld door Jan Goeree. Deze kunstenaar maakte ook de fraaie illustratie bij de pastorale gedichten van Wellekens. Verder bevat de bundel acht heldinnenbrieven, een literair genre dat vooral in Nederland druk beoefend werd en waarin een heldin (soms een held) haar geliefde schrijft op een dramatisch moment in haar leven. De eerste druk van deze dichtbundel was 25 jaar tevoren verschenen. Deze tweede druk is in feite een titeluitgave: het zetsel is gelijk aan dat in de uitgave van 1710. Alleen de titelpagina is opnieuw gezet en achterin is het ‘Bericht voor den boekbinder’ vervangen door een fondslijstje van Jacob ter Beek.
Aan de Heeren Jan Swart en Joan Muysken, beminnaars der Vrye Konsten en Fraye Wetenschappen werd deze nieuwe druk der Dichtlievende Uitspanningen van Jan Baptista Wellekens en Pieter Vlaming, nevens de konstplaten van Jan Goeree, uit gulhertige vrindschap en dankbare genegentheid opgedragen met de vereiste hoogachting en onderdanigheid door haar e. dienstwillige en verpligte dienaar Jacob ter Beek.
Het boek begint met een VOORREDEN van ‘De Uitgeevers tot den Leezer’:
Schoon wy niemant afvorderen, hoe hy zyne uuren van vermaak (die elk onder zyne bezigheden uitvind) besteed; zyn wy nochtans genegen, om dies aangaande, van ons zelven anderen genoegen te geeven. Gelyk de mensch door verandering bestaat, en de scherpheid van het vernuft door de gestadige bepeinzing van een en dezelve zaak verstompt werd, is het noodig dat men de zwaarer bezigheden, door een tusschenpoozing van andere gedachten verlicht; dus hebben wy, gelyk yder deeze en geene uitspanning heeft, voor de onze de Dichtkunde verkooren; een stille en onschuldige oeffening, die den geest scherpt, en door haare veelvuldige sieraaden, en veranderingen, behaagelyk is; een kunst, die van de eerste tyden af, by alle volkeren, niet alleen geliefkoost, maar ook van veele groote en doorluchtige mannen is gebruikt, om tevens te stichten en te vermaaken; gelyk zy op een vrolyke en aantrekkelyke wyze, de alleruitmuntenste bloemen van geleerdheid en welspreekendheid gezaaid hebben; dit getuigen zo veele oude en nieuwe geestryke werken door hen nagelaaten. Doch ons voorneemen is niet, om door deeze redenen de Dichtkunst behaagelyk, en onze Uitspanningen andere smaakelyk te maaken; o neen: ja zelfs zo weinig, als wy gehouden zyn anderen in hun vermaak, dat zomtyds noch geringer, of lasterlyk is, na te volgen. Blyvende ondertusschen, die geen vermaak in de Poëzy scheppen, van haare verrukkende zoetheid berooft; ja het verachten van deeze zo loffelyke kunst, die altyd zo achtbaar gevoegt is by den Godtsdienst der Christenen, Jooden en Heidenen, is veel maal een blyk van eenen ruuwen en onbeschaafden aart geweest.
Gelyk nu andere ons de vruchten hunne bezigheden in de Dichtkunde hebben medegedeeld, zyn wy van gedachten geworden, dat wy uit dankbaarheid, verpligt waaren, onze UITSPANNINGEN hen weder gemeen te maaken, gelykerwys nu en dan met eenige vaerzen is geschied; doch bevonden hebbende dat wy met weinige afdrukzels yder niet konden gerieven, en dat het naschryven veel moeite en feilen onderworpen was, hebben wy eenige oude en nieuwe proeven onzer liefde tot de Dichtkunst zonder onderscheid by elkanderen gevoegd, en gezamentlyk ter drukpersse gegeeven, op dat de Liefhebbers onzer oeffeningen in hunne begeerte insgelyks mochten voldaan werden. Onder de werkjes hier verzameld, zyn alleen voordeezen luttel afdrukken geweest van de zangen op Elsryk, Endenhout, en de Herderszang op Italië en Nederland, om aan goede vrienden mede te deelen. Doch de zelve zyn hier niet alleen van veele druk- en schryffouten gezuivert, maar ook met eenige vaerzen vermeerdert.
By wat voorval deeze dichtwerkjes uit de pen zyn gevloeid, zal men kunnen zien, uit de hier bygevoegde Bladwyzer, of de byzondere Voorredentjes, die voor zommige gesteld zyn, om deezen niet te lang te maaken.
Wy hebben hier eenige kunstprinten, ter zaake dienende, by gevoegt, geloovende dat zy aan de kunstkenners, die meer achting voor een aardige verkiezing en schikking, als voor net gefemelde streepjes draagen, volkomen vergenoeging zullen geevën; paarende aldus de twee bekoorlyke gezusters, de spreekende en stomme Poezy, by elkanderen.[1]
Dit zoude nu genoeg zyn van ons oogwit, en de oorzaak van deeze uitgaave, zo de ziekte deezer eeuwe, zomwylen zich niet meer aan de spellinge, als de zaaken liet gelegen zyn, en ons noodzaakte iets van de onze te zeggen. Wy hebben onder de veelvuldige wyzen, nu in ’t gebruik zynde, yder slechts eene aangenomen, juist niet om dat wy deeze de beste oordeelden; maar om dat wy die, gelyk een ander de zyne, ook door het gebruik en de reden kunnen verweeren: wy meenen ook niet dat wy dies aangaande verplicht zyn in ’t geheel de nieuwe overal na te volgen, of de oude gantsch te verwerpen, dewyl in de eene zo wel als de andere op reden geveste stellingen te vinden zyn. Gelyk men nu in geene Schryvers byna een en dezelve spelling vind, ziet men ook de zelve onzekerheid in de geslachten van eenige zelfstandige naamwoorden; die, hoewel door den taal- en dichtkundigen Dr. David van Hoogstraaten, ten goeden nutten, uit de voorbeelden van Hooft en Vondel by een verzameld, echter niet nalaaten dikmaals te wankelen, dewyl men Hooft niet alleen veelmaalen strydig vind met Vondel, maar ook Hooft zich zelven op veel plaatzen ongelyk, en Vondel hier en daar tegens Vondel gekant is: om hier niet te melden, van de oneenpaarigheid in de Overzettinge des Dortschen Bybels, die veelen de Landtaale willen noemen, doch met wat recht, ziet men by den Dichter en Godsgeleerden Heere Arnold Moonen. Wat raad nu in alle deeze onzekerheid; Dat wy ons van die vryheid bedienen die onze Voorouders gehad hebben, en wy yder gaarne vergunnen, tot dat het algemeene gebruik eenen vaste regel en over eenstemming maake. Of mogelyk behoort het ook tot den vrydom deezer Landen, dat de eene zo wel als de andere hier in zyn keur behoude. Ondertusschen zien wy met veel genoegen, dat zo veel braave pennen hunnen yver in dit stuk betoonen; aan wie wy dit verder laaten beslissen, alzo wy, gelyk gezegd is, hier in alleen een gebruikelyke wyze beoogd hebben. Echter willen wy in geene deele verschoonen, het geen door onze onkunde, of de drukpers verzuimd is; maar zyn in tegendeel bereid al het geene wy voor feilen erkennen, in het toekomende te verbeteren. Midlerwyl zullen ons deeze letterkundige onzekerheden, hoe groot een ophef men daar ook van maake, niet afschrikken, van de aangenaame Dichtoeffeninge, de verkorene pop onzer UITSPANNINGEN, te vieren: gelyk wy reeds van voorneemen zyn in ’t kort eenige vertaalingen te laaten volgen, als de vermaarde Arcadia van Sannazaro, en Amintas van Tasso, benevens eenige Satiren van Ariosto. By welke werkjes wy zullen voegen een verhandeling van den oorspronk en styl der Herderszangen, als mede van den ongedwongen trant of losse vaerzen. Ondertusschen zullen wy, als Apelles, die zyne schilderyen voor elk ten toon stelde, om door de verstandigen berisping zyne feilen te kunnen verbeteren, van u, bescheidene Leezer, ook een oordeel afwachten, het geen ons ten nutte zal moogen strekken. Vaar wel.
INHOUD EN BLADWYZER
DER
Dichtwerkjes
GEZANGEN VOOR ELSRYK;
LAURA, Herderszang ter verjaaring van Mejuffr. Bartha Pool, Gemaalin van den Heere en Mr. Philip Moilives vander Noot, 1
SILVIUS, Herderszang ter verjaaring van den Heere en Mr. Philip Moilives vander Noot. 5
SILVESTER, Herderszang ter geboorte van Jan Moilives vander Noot. 15
VISSCHERSZANG. 21
JAGERSZANG. 28
HOGERWOERT, Buitenplaats van Mr. Willem Vlaming. 43
ENDENHOUT, Lusthuis van den Heere Jan Muyser. 73
VOORTWYK, Lusthof van den Ed. Heere Mr. Willem Backer, Corneliszoon. 93
TAFEREELEN, geschilderd door Barend Graat, in een galderye ten huize van Juffr. Agnes Blok, bestaande in
WELLUST. 99
HOOGMOED. 103
BEGEERTE. 107
REDEN. 109
DUBBELHARTIGHEID. 114
BRIEVEN, van
MICHOL aan DAVID. 121
DAVID aan MICHOL. 127
ACHILLES aan POLIXENA. 133
POLIXENA aan ACHILLES. 139
OCTAVIA aan ANTONIUS. 145
CLEOPATRA aan OCTAVIA. 151
BOUDEWYN aan JUDITH. 156
JUDITH aan BOUDEWYN. 162
AMARILLIS, Herderszang. 167
AMINTAS, Visscherszang op de verjaarde Trouwdag van P: Vlaming en W: Kalkoen. 175
CHLORIS, Veldzang ter verjaaring van Jongkvrouw A: M: Pool. 188
ARIANA, Veldzang ter verjaaring van Jongkvrouw A: Bogaert. 193
VERGELYKING VAN ITALIË EN NEDERLAND, Herderszang. 201
LYKGEDACHTENIS van HIËRONYMUS ANGERIANUS. 217
[1] Het trema in geevën hoort in het woord Poezy.
Als PDF:
Uitspanningen
Plaats een reactie