Cor Hendriks – Als het regent en de zon schijnt (35): Zonneregen brengt zegen (with English summary)
De magische eigenschappen van de zonneregen worden gewoonlijk als zeer positief omschreven. Knapp heeft het in haar dissertatie ‘Het volkskundige in de Romaanse weerregels’ over de ‘bei jung und alt beliebten Sonnenregen.’ Een algemene Duitse spreuk is:
‘Sonnenschein und Regen
bringt dem Menschen Segen.’
In Mecklenburg wordt gezegd:
‘Bi Sünnenrägen
Gifft uns’ Herrgott sinen Sägen.’
Een ander woord voor zonneregen is daar ‘Sünnenpruust’ met de ermee verbonden weerregel:
‘Sünnenpruust un Abenddak [evening haze]
Bringen den Buern Kuurn in ’t Fack.’
Ook in Catalonië is regen en zon koren bij kuipen, regen en sneeuw koren overal.
In Zwitserland heet het:
‘Sunnenschīn und Rëgen
isch den Pūren g’lëgen;’
en
‘Rëgen und Sunnenschīn
gibt en gueten Pūrenwīn
(geeft een goede boerenwijn).’
In Griekenland is de spreuk:
‘Hēlios kai brokhē
tou theou eukhē (Zon en regen, Gods zegen).’
In Columbia luidt het spreukje:
‘Lloviendo y haciendo sol,
son las gracias del Señor (Regenen en zon hebben zijn de zegeningen van de Heer).’
De Zweden kennen het rijmpje:
‘Solen skiner och det regnar,
Gud bevare våra drängar
(De zon schijnt en het regent, God behoede onze jongeren).’
In Wallonië zegt men:
‘Quand il pleut et le soleil luit,
Le pasteur se réjouit.’
Ook in Spanje verheugt de herder zich, hij heeft niets te vrezen en danst met zijn hond, terwijl in Frankrijk ‘le berger en dit merveil’ (de herder er wonder van spreekt). Bij de Fin-Zweden jubelen de herderskinderen, terwijl de huiskinderen wenen; de herderskinderen maken lawaai, terwijl de Zigeunermeisjes hun kinderen baden.
In Roemenië is het morgen een feestdag.
Ook maakt of eet de herder in Spanje ‘migas’ (ingebrokkeld eten) of zijn hond gaat er vandoor, kennelijk om naar de kaaskast te gaan en de wei op te likken, wanneer men de oogst van april en mei binnenhaalt, of om een schuilplaats tegen de regen te vinden, of om in de schaduw te gaan. Ook verschrikt de regen met zonneschijn de herder en zonneschijn met regen verschrikt het schaap. In Frankrijk informeert de hond naar zijn herder:
‘Quand il pleust et le soleil luit,
le chien son pasteur l’enquit’.
En in Calabrië laat het olijven aan de baas.
In Spanje zegt men dat het tijd is van zacht brood (‘tiempo es de pan muelle’) of dat het weer is voor de kaas[bereiding] (‘tiempo de requesón’), voor zure melk (‘cuajada’), terwijl regen met maneschijn de tijd is voor olijven (‘aceituna’). In Toskanië kent men het spreukje:
‘Acqua y sol,
la campagna va di vol,’
evenals: ‘Acqua e sole fa crescere il lavore’, doen de [oogst-]arbeid toenemen, wat in Bergamasco wordt uitgebreid tot:
‘Acqua e sule fa lavure,
acqua e ventu fa frumentu
(regen en wind vermeerderen het graan).’
Op Sardinië wordt gezegd: ‘Abba et sole trigu (of grano) amuntone, subta sa cappa de nostru Segnore,’ als men de voortreffelijkheid van het zaad wil aanprijzen, omdat God de oogst met zijn mantel bedekte. Ook in Spanje neemt het werk toe (‘Agua y soles hacen labores’) en zijn regen en zon de twee grote vrienden van de boer en volgt een voedend jaar (‘año criador’), want God is de Voeder (‘Dios es el Criador’) en een dubbelzin maakt van zon met regen een overvloedig jaar (‘año de hartura’) en zon met sneeuw blije akkers (‘campos alegres’). Bij de Fin-Zweden prijst God de aarde of maakt de aarde blij. In Spanje kent men het rijmpje:
‘Cuando llueve y hace sol, alabanzas al Señor;
cuando llueve y hace frio, puñaladas al judío
(lofprijzingen aan God; regen en vorst: dolksteken aan de Jood).’
Ook wordt er gezegd: ‘Cuando Dios quiere (wanneer God het wil), en sereno llueve (regent het bij heldere hemel)’ of ‘sin estar nublado llueve (regent het zonder wolken).’ En ook in Frankrijk: ‘Souleio e ploû, coumo Dièu vou (zoals God wil),’ maar ook zegt men: ‘Il pleut et il fait soleil, grâce à la Vierge Marie!’ De Catalanen zeggen: ‘Déu nos doni pluja i sol i guerra a Sebastopol,’ maar ook: ‘Plou i fa sol a la porta de Sant Pol’ en ‘Plou i neve, a la porta de Sant Pere, plou i fa sol, a la porta de Sant Pol.’
In Griekenland wordt gezegd: ‘Ήλιος και βροχη του θεού ευχή (Zon en regen, zegen van God)’. In Letland heeft God medelijden met ieder ogenblik van ons of wordt gevraagd ieder ogenblik van ons te zegenen. Maar in de Pfalz is het:
‘Majerege
bringt viel Sege;’
en ook in Zwaben is het:
‘Wärme und Maienregen
Bringen uns Glück und Segen.’
Die zegen bestaat uit het bevorderen van de wasdom, zoals in Pfalz de klaver: ‘Sunneregen wachst de Klee,’ op de Filippijnen de rijst, in Turkije graan en gras (men noemt de zonneregen ‘weideregen’ en schrijven een sterke vermeerdering van het aantal schapen eraan toe), in de buurt van Zagreb het gras.
In Turkije wordt ook gezegd, dat bij regen met zonneschijn in april de regendruppels tot parels worden, als ze in de open oesters vallen.
In Italië wordt gezegd, dat dan de zwammen ontstaan. In Turkije groeien er veel paddestoelen en ook in Rusland kondigt het paddestoelen, d.w.z. een goede oogst, aan, spreekt men van ‘gribnoj dožď (paddestoelregen),’ een teken van goede groei. In Litouwen kent men het gezegde: ‘Su saule lyja – grybai digs (Met zon regen – de paddestoelen gedijen).’ Bij de Esten is de zonneregen een gunstige ‘paddestoelregen’ en ook in Finland zegt men: ‘Het regent en de zon schijnt, de paddestoelen gedijen.’ In Galicië komt met zon en aprilwater de pantorra, een eetbare paddestoel, tevoorschijn. In de VS is het een teken van goed geluk. In Noorwegen, Finland en Zweden wordt het voor het beste weer ter wereld gehouden en in Zweden spreekt men van echt kiemweer, een ‘zaadwasweer’, de Fin-Zweden noemen het een ‘gullregn’ (goudregen) en als er een zomer zonder ‘solregn’ is, ziet de oogst er slecht uit.
In Finland laat de zonregen grote [graan]korrels groeien en belooft het volk brood; het brengt goederen in de korenhouders; het wordt een gerstrijk jaar. Het is een ‘goudregen’. ‘De Heer strooit hooi, Hij strooit gras’, wat ook gezegd wordt als het in het voorjaar regent. Ook het woud groeit dan. In Hongarije zijn de ‘tranen van de oude Heks’ waardevol voor de groei van de tarwe en in Mecklenburg wordt gezegd: ‘nah Sünnrägen waßt ’t guut nah, Minschen un Kuurn.’ Dus niet alleen de klaver en het koren maar ook de mensen groeien ervan. Aan dit laatste zijn veel liedjes gewijd. In Zuid Hessen lopen ‘die Knirpse’ blootsvoets in het veld en zingen:
‘Sonnenregen, mach mich groß,
ich bin e klåne Knīwes!’
Een ‘Knibes’ is een in de groei achtergebleven volwassene of kind, of kind in het algemeen; hetzelfde geldt voor ‘Knirps’. In het Rijnland gaan de kinderen de zonneregen in en zingen:
‘Sonnerenche, Klapperstänche,
fall uf mich, da wachs ich.’
Dit liedje varieert vooral in het woord ‘klappersteentje’, hagelsteentje, zoals ‘Knippelstän’, in Pfalz ‘Glockenstää(n)’, ‘Ziegelsteen’, ‘Troppeltränche’, ‘Gottes Segen’. Het rijmen van de eerste regel kan worden doorgezet in de tweede regel. In Pfalz luidt een van de rijmpjes:
‘Sunnereen, Ziegelsteen,
loß mich wachse, ich bin noch kleen.’
De rijm met ‘klein’ geeft echter in het Rijnland aanleiding tot een hele andere gedachte:
‘Sonnenrēn, mach mich klän,
mach mich klän wie e Hinkelsbän (een kippepoot),’
en korter in de Pfalz:
‘Sunnerää(n),
mach mich klää(n).’
Toch lijkt me dit een afwijking, want in Zuid-Hessen zegt men: ‘Wammer sich en de Sonnenregen stelld, do wechsd mer (Wanneer men in de zonregen gaat staan, dan groeit men);’ en een vrijwel identiek versje uit Rijnland zegt:
‘Sonnenrēn, mach mich groß,
ben so klän wie e Hinkelsfuss!’
En in Thüringen:
‘Sonnenräänche, mach mich groß,
bin noch so klein wie n Kartoffelkloß.’
In Sleeswijk-Holstein wordt gezegd, als een formule:
‘Sünnregen, Sünnregen,
wenn du groot warrn wullt,
mußt de Mütze afnęhmen;’
of
‘Sünnregen, Hoot afnęhmen,
mọrn ward schön Wedder gęben.’
Men gelooft, dat men dan groeit of dat de haren groeien, maar ook: ‘vun Sünnregen gifft dat kruus Haar (kroeshaar).’ In Mecklenburg lopen de kinderen met ontbloot hoofd naar buiten: ‘bi Sünnenrägen möt ’n den Hot (de Mütz) afnähmen; nah Sünnenrägen wassen dei Hoor gaut.’ In Turkije lopen de kinderen om veel haar te krijgen blootshoofds door de regen. En ook in Finland wordt gezegd, dat je met ontbloot hoofd naar buiten moet gaan, opdat de haren groeien.
In Thüringen wordt gezegd:
‘Sonnenreen,
Mitze abnehm!’
Ook wordt hier gezegd, dat kinderen onder één jaar zomersproeten krijgen, als ze van de zonneregen nat worden, en in Baden laat men kinderen onder één jaar niet in de regen komen, omdat ze anders sproeten krijgen op de plekken, waarop de regen valt.
In Mecklenburg betekent ‘Sünnenplacken’: 1. zomersproeten, 2. overdr. ‘Regenschauer bei Sonnenschein.’ Ook in Zwaben wordt gezegd, dat als de regen op je neus of gezicht valt je ‘Rossmucken’ krijgt. In de Elzas wordt gezegd: ‘s rëgnelt Summerflëcken,’ wanneer de zon in de regendruppels schijnt.
In de Pfalz lopen de kinderen in de zonneregen en zingen:
‘Sunnereen,
do wachst mer scheen,’
maar daar kent men ook het liedje:
‘Sommerreen,
do wachst mer scheen,’
en aan de zomerregen worden in de liedjes dezelfde eigenschap van het laten groeien toegeschreven:
‘Sommerreen, Glockesteen,
fall uf mich, do wachs ich,’
waarbij de kinderen met ontbloot hoofd in de regen gaan staan. Ook in Zuid Hessen kent men dit geloof: valt in de zomer regen, lopen de kinderen blootsvoets op het veld en zingen:
‘Summe(r)reje, mach mich grüß,
ich sann su klā(n) wäi e Hinkelsbä(n),’
of ‘ich bin en klåne Knīwes!’ Ook de meiregen wordt deze groeieigenschap toegedicht: ‘E Mairē(n) eß wächsig;’
‘Mairäje
kimmd den Bauer geläje
(meiregen komt de boer gelegen);’
‘Mäirē(n),
Gottessē(n);
Mairäje,
iß dem Bauer Seje’
en: ‘e gūrer Mäiraje iß Gold wert.’ Naar het volksgeloof groeien de kinderen een flink stuk als ze met ontbloot hoofd in de meiregen lopen. ‘Mäiräje, macht groß!’ In de regen staand vragen de kinderen:
‘Mäireje, mach mich groß,
ich bin en kläner Stumpe bloß,’
of ‘ich seun en klåne Stoppes bloß,’ of ‘och bin en klāne Storze.’ Ook kent men er het liedje:
‘Maierege mach mich grüß,
ich san su klā(n) wie e Hinkelbā(n).’
Ook in Rijnland kent men de wasdombevorderende eigenschap van de meiregen en ook daar lopen de kinderen met ontbloot hoofd in de meiregen en zingen:
‘Mairegen, mak min grot,
ek sin so klen wie ne Bockseknop (Hahnen-, Hennen-, Hasenpuət)!’
Andere varianten op dit laatste woord zijn: ‘Haselnuət, Füngerhot, Hinkelsbän.’ Ook kent men er het rijmpje:
Mairegen, fall (tripps, dröpps) op meich,
dan wossen eich!’
Ook kent men daar het rijmpje: ‘Mairenche, Klapperstänche,’ met de nodige varianten van het tweede woord: ‘Kiselstänche, Knasperstänche, Troppentrehnche, Tröppseträhnchen, Trippsenträhnchen, Treppserenche, Drippelrenche, Tröppelren, Drüppelren, Tribbelerähn, Drüppedrähn, Trippetreən, Tupperän, Zibbelsren, Gottessen (-zegen).’ Een voorbeeld is:
‘Mairenche, Treppserenche,
semmer kläne Stompe,
gehn mer onner di Lompe!’
Ook in Zwaben kent men de vruchtbare eigenschap van de meiregen:
‘Maie(n)rege(n) in der Fruh
Gibt Korn und Wei(n) g(e)nu(g).’
Ook kent men het gezegde:
‘Märzstaub und Maie(n)rege(n)
Kann man auf der Goldwag’ wägen,’
wat in het 18e-eeuwse Engeland bekend was als:
‘A peck of Marchdust, and a shower in May,
makes the corn green and the fields gay.’
In Nederland wordt gezegd:
‘Stof in Maart,
Is goud waard.’
En er wordt gezegd:
‘Een drooge Maart
is goud waard;
Een natte Mei
geeft boter in de wei.’
In Duitsland wordt ook gezegd:
‘Märzenstaub, Aprilenregen,
Kommt den Bauer sehr gelegen,’
wat sterk lijkt op het uit de Oudheid overgeleverde
‘hiberno pulvere verno lute
grandia farra, camille, metes,’
in het Nederlands vertaald:
‘Winterstof en voorjaarsregen,
Brengt, Camille, jou oogstzegen.’
Tegen een kind, dat niet goed groeit, wordt in Zwaben gezegd: ‘Ueber di(ch) därf au(ch) wohl no(ch) e(m) Maie(n)rege(n)le(in) komme(n).’ In Baden wordt gezegd: ‘Mairäje machs scheen’ en:
‘Mairääge uff d’Saade,
räägert Dukaate.’
Ook in het Rijnland kent men dit gezegde:
‘Mairegen op de Soot,
dann rent et Dukaten;’
en eveneens kent men:
‘Een guje Mairegen
es dem Bur sinne Segen.’
En in Pfalz:
‘Majereje uf die Saate,
do rechnent es Dukate;’
en
‘Maiefrescht,
nixnutze Gäscht,
Majerege,
der bringt Sege
(Meivorst, nutteloze gast; meiregen, die brengt zegen).’ Ook wordt er gezegd: Vum Maireen werd de Kukruz (maïs) scheen.’ In Zwitserland zegt men: ‘Wenn man vom Mairegen nass wird, so wächst man noch;’ en in kinderrijm:
‘Mairegen, Mairegen,
bist ein rechter Gottessegen,
tränkest Blümlein, Blatt und Moos,
machst mich kleines Männlein gross,’
evenals:
‘Mairegen, mach-mich grōss,
ich bin en chlīner Lumpen;’
of
‘Mairegen, mach-mich grōss,
ich g’hören under d’ Lumpen;
und blīben-ich als en Stumpen stān,
so wott-ich lieber in d’s Himmeli gān.’
De meiregen wordt ook zeer geschat door alchemisten. Mannhardt citeert naar Gräter uit een oud Calendarium: ‘Im Majo sollen die Alchemisten Regenwasser in große steinere Krüge sammeln, dass sie das ganze Jahr durch wann sie es bedürfen, sich behelfen können. Denn es ist gezehlt unter die besten Wasser, die man in der Arzeney gebrauchen kann.’
English summary
The magical qualities of the sun-rain are usually very positively depicted. Knapp in her dissertation on the folkloristic elements in the Romance weather maxims speaks of the sun-rain loved by young and old. A common German maxim says: ‘Sunshine and rain bring the people blessing.’ In Mecklenburg they say: ‘With sun-rain our Lord God gives us his blessing.’ Another word for sun-rain there is Sünnenpruust (sun-snort) with the maxim: ‘Sun-snort and evening haze bring the farmers corn in the barrel.’ Also in Catalan rain and sun means corn in tubs, rain and snow is corn everywhere.
In Switzerland they say: ‘Sunshine and rain is very convenient for the farmers’, and: ‘Rain and sunshine give good farmers’ wine.’ In Greece they have the maxim: ‘Sun and rain, God’s blessing.’ And in South-American Columbia they have the Spanish maxim: ‘When it rains and the sun is shining, these are the blessings of the Lord.’ The Swedes have the little rhyme: ‘When the sun shines and it rains, God take care of our youth.’ In Wallonia they say: ‘When it rains and the sun shines, the shepherd rejoices.’ Also in Spain the shepherd rejoices, he has nothing to fear and dances with his dog, while in France the shepherd speaks wonders of it. With the Fin-Swedes the shepherds’ children shout for joy, while the house-children cry; the shepherds’ children make noise, while the Gypsy girls bath their children. In Rumania there will be a feast-day tomorrow. In Spain the shepherd also makes or eats ‘migas’ (some kind of porridge) or his dog runs off, presumably to go to the cheese-cupboard and lick away the whey, while the folks are busy collecting the harvest of April and Mai, or to find a shelter for the rain, or to go lie in the shade. Also the rain with sunshine frightens the shepherd, and sunshine with rain frightens the sheep. In France, when it rains and the sun shines, the dog inquires his shepherd. And in Calabria it brings olives to the boss.
In Spain they say it is the time of soft bread or time for the making of cheese, or buttermilk, while rain with moonshine is the time for olives. In Tuscany they have the maxim: ‘Water and sun, the countryside flourishes,’ as well as ‘water and sun increases the labour [of the harvest],’ which has been extended to two lines in Bergamasco: ‘Water and sun increase labour, water and wind increase the corn.’ On Sardine they say: ‘Rain and sun increase the grain, under the cape of our Lord,’ when they want to praise the excellency of the seed, because God has covered the harvest with his cape. Also in Spain the labour increases and rain and sun are the two great friends of the farmer, and a feeding year follows, because God is the great Feeder, and a two-liner makes of sun with rain an affluent year and sun with snow happy fields. With the Fin-Swedes God praises the earth or makes the earth happy. In Spain they have the little rhyme: ‘When it rains and the sun shines, praises to the Lord; when it rains and there is frost, dagger-stabs to the Jew.’ They also say: ‘When God wants it will rain with a clear sky,’ or ‘without clouds’. And also in France: ‘Sunshine and rain, as God wants,’ but they also say: ‘It rains and the sun shines, thanks to the Virgin Mary.’ The Catalans say, ‘God gives us rain and sun and war in Sebastopol,’ but also: ‘Rain and the sun shines at the gate of Saint Paul’ and ‘Rain and snow, at the gate of Saint Peter, rain and the sun shines, at the gate of Saint Paul.’
In Greece they say: ‘Sun and rain, blessing of God.’ In Latvia God has pity with every moment of us or is asked to bless every moment of us. But in the Pfalz they say: ‘Mai-rain brings much blessing;’ and also in Swabia they say: ‘Warmth and Mai-rain bring us fortune and blessing.’ This blessing consists in the advancement of the growth, as in Pfalz the clover: ‘Sun-rain makes the clover grow,’ on the Philippines the rice, in Turkey the grain and grass (they call the sun-rain ‘meadows-rain’ and attribute to it a great increase in the number of sheep), around Zagreb the grass. In Turkey they also say that with rain and sunshine in April the raindrops become pearls when they fall in the open oysters. In Italy it is said that then fungi spring up. In Turkey many mushrooms grow and also in Russia it announces mushrooms, meaning a good harvest. They speak of ‘mushroom rain’, a sign of good growth. In Lithuania they have the saying: ‘With sun rain – the mushrooms thrive.’ With the Estonians the sun-rain is a propitious ‘mushroom rain’, and also in Finland they say: ‘It rains and the sun shines, the mushrooms thrive.’ In US it is a sign of good luck. In Norway, Sweden and Finland it is considered the best weather on earth, and in Sweden they speak of real germinating weather, a ‘seed-growing weather’, the Fin-Swedes call it a ‘gold-rain’ and when there is a summer without sun-rain, the harvest prospect is bad. In Finland the sun-rain causes the growth of big grains and promises bread to the people; it brings stuff in the grain containers; it will become a barley-rich year. It is a ‘gold-rain’. ‘The Lord strews hay, He strews grass,’ which is also said when it rains in spring. Also the wood grows then. In Hungary the ‘tears of the old Witch’ are valuable for the growth of the wheat, and in Mecklenburg they say: ‘After sun-rain there is good growth, people and corn.’ So not only the clover and the corn but also people grow by it. To this last idea many songs are devoted (in Germany). In South Hessen the little children run barefoot in the field and sing: ‘Sun-rain, make me big; I am a little kid!’ In the Rhineland the children go out into the sun-rain and sing: ‘Little sun-rain, little rattle-stone, fall on me, then I will grow.’ This little song varies mainly in the word ‘rattle-stone’ (hailstone). The rhyming of the first line can be transferred to the second line. In Pfalz one of the rhymes goes: ‘Sun-rain, tile-stone, let me grow, I am still small.’
The rhyme with ‘klein’ (small) has led in the Rhineland to a totally different thought: ‘Sun-rain, make me small, make me small as a chicken-leg.’ Or shorter in the Pfalz: ‘Sun-rain, make me small.’ But this seems to me a deviation, because in South Hessen they say: ‘When you go standing in the sun-rain, then you will grow,’ and an almost identical rhyme from the Rhineland says: ‘Sun-rain, make me big, [I] am still as small as a potato-knot.’ In Schleswig-Holstein they say, as a formula: ‘Sun-rain, sun-rain, when you want become big, you must take off your cap’, or: ‘Sun-rain, take of your hat, tomorrow there will be fair weather.’
People believe that they will grow or that the hairs grow, but also that ‘from sun-rain you’ll get crisped hair.’ In Mecklenburg the children go bareheaded outside: ‘with sun-rain you have to take of the hat (cap); after sun-rain your hair grows well.’ In Turkey the children walk in order to get much hair bareheaded in the rain. And also in Finland they say that you have to go outside bareheaded so that the hairs will grow. In Thuringia they say: ‘Sun-rain, take off [your] cap!’ They also say here that children under one year will get freckles, when they get wet in the sun-rain, and in Baden they don’t let children under one year come in contact with the rain, for otherwise they will get freckles on the spots where the rain falls. In Mecklenburg the word for freckles also means a shower while the sun shines. Also in Swabia they say that when the rain falls on your nose or face you will get freckles. In the Alsace they say: ‘It rains freckles’, when the sun shines in the raindrops. In Pfalz the children walk in the sun-rain and sing: ‘Sun-rain, then one grows beautiful,’ but they know the same song of the ‘summer-rain’, and to the summer-rain the same growing qualities are attributed: ‘Summer-rain, clock-stone, fall on me, then I will grow.’ And the children stand with bare head in the rain. Also in South Hessen this belief is known: when it rains in the summer, the children walk barefoot in the field and sing: ‘Summer-rain, make me big, I’m as small as a chicken-leg,’ or ‘I am a small kid!’ Also the Mai-rain is endowed with this growing quality: ‘A Mai-rain is favourable (= makes grow)’, ‘Mai-rain is convenient for the farmer’, ‘Mai-rain, God’s blessing; Mai-rain is the farmer’s blessing’ and ‘a good Mai-rain is worth gold.’ According to folk-belief the children grow a big piece when they walk with bared head in the Mai-rain. ‘Mai-rain, makes big!’ Standing in the rain the children ask: ‘Mai-rain, make me big, I am but a small stub.’ They also know the song: ‘Mai-rain, make me big, I am as small as a chicken-leg.’
Also in the Rhineland the growth promoting quality of the Mai-rain is well-known and there also the children walk with bared head in the Mai-rain and sing: ‘Mai-rain, make me big, I am as small as a trouser-button (cock’s, chicken’s, hare’s leg)!’ Other variants of the last word are: hazelnut, thimble, chicken’s leg. Also they know the rhyme: ‘Mai-rain, fall (drip, drop) on me, then I will grow!’ Also they know the rhyme ‘Mai-rain, rattle-stone’, with a lot of variants of the second word: little pebble, little teardrop (drop-tear), etc. An example is: ‘Mai-rain, drip-rain, I am but a small stump…’
Also in Swabia the fertile quality of the Mai-rain is known: ‘Mai-rain in the morning gives plenty corn and wine.’ Also they know the weather-rule: ‘March-dust and Mai-rain can be weighted on gold-scales,’ which was known in 18th-century England as: ‘A peck of Marchdust, and a shower in May, makes the corn green and the fields gay.’ In the Netherlands they say: ‘Dust in March, is worth gold.’ But also: ‘A dry March is worth gold; a wet Mai gives butter in the meadow.’ In Germany they also say: ‘March-dust, April-rain, is very convenient for the farmer,’ which resembles maxim from the Latin antiquity, which translates to: ‘Winter-dust and spring-rain, bring you, Camille, harvest-blessing.’
To a child that doesn’t grow well they say in Swabia: ‘Over you there might very well come a Mai-rain’. In Baden they say: ‘Mai-rain makes beautiful’ and ‘Mai-rain on the seed, it rains ducats.’ This is also known in the Rhineland, where they also know: ‘A good Mai-rain is the farmer’s blessing.’ In the Pfalz they say: ‘Mai-rain on the seed, then it rains ducats’, and ‘Mai-frost, worthless guest; Mai-rain, this brings blessing.’ They also say: ‘From Mai-rain the maize becomes beautiful.’ In (the German speaking part of) Switzerland they say: ‘when you get wet by Mai-rain, then you will grow,’ and in nursery rhyme: ‘Mai-rain, Mai-rain, you are a real God’s blessing, waters little flower, leave and moss, make me little fellow big;’ as well as: ‘Mai-rain make me big, I am a tiny tot,’ etc.
The Mai-rain was much valued by the alchemists. Mannhardt quotes from an old Calendarium: ‘In Mai the alchemists must collect rainwater in big stone jars, so that when they need it they have enough for the whole year. Because it is reckoned under the best water that can be used in medicine.’
Plaats een reactie