Bunt Blogt | Teunis Bunt – Joost Zwagerman (1963 – 2015) Over Leden

Joost Zwagerman (1963 – 2015) Over Leden

Sommige schrijvers zitten op hun kamertje te schrijven, zonder dat iemand ze ziet. Af en toe, als er bijvoorbeeld een boek van hen is verschenen, komen ze naar buiten en knipperen met hun ogen om aan het licht te licht te wennen. Als de noodzakelijke drukte over is, trekken ze zich snel weer terug.

Zo’n schrijver was Joost Zwagerman niet. Er zullen weinig Nederlanders zijn die niet zijn hoofd kenden. Hij kwam op tv, als presentator van Zomergasten en als vaste klant bij De wereld draait door. Hij schreef het Boekenweekgeschenk voor 2010 (Duel), wat ook altijd goed is voor publiciteit. Op dinsdag 8 september jl. maakte hij een einde aan zijn leven. Hij kampte de laatste jaren met depressies.

In 2012 ontmoette ik Zwagerman voor het laatst, bij de aftrap van het Kunstfestival in Ede. Hij hield daar een prachtige voordracht over Rothko. Dat zou hij vaker moeten doen, dacht ik. Iemand vertelde mij dat Zwagerman dat juist al heel vaak deed, in De wereld draait door. Maar omdat ik nauwelijks televisie kijk, wist ik dat dus niet.

Die avond las ik enkele columns, in een zaal waar ook enkele dichters optraden. Na afloop schoot ik Zwagerman aan; hij stond achter in de ruimte. Tien jaar daarvoor had ik hem in de theaterzaal van Cultura in Ede een avond lang geïnterviewd. Zijn roman Zes sterren was toen net uit. Die vond ik eigenlijk niet zo goed, maar op zo’n avond wilde ik daar niet over zeuren en ik vermoed dat ik het publiek niet dwars heb gezeten met mijn oordeel over het boek. Het was een genoeglijke avond.

In die tijd was Zwagerman nog vooral als schrijver bekend. Men kende zijn boeken, niet zijn stem, zijn voordracht. In de pauze van het gesprek signeerde Zwagerman. Er stond een lange rij bij zijn tafeltje. Ik stond vlak bij die rij een praatje met mensen te maken. Een oude mevrouw, in de rij, schoot mij aan met: ‘Hij praat veel leuker dan hij schrijft’. Dat vertelde ik Zwagerman in 2012. Hij kon er hartelijk om lachen.

Van het literaire proza van Zwagerman heb ik zo ongeveer alles gelezen. Alleen de verhalenbundel Kroondomein (1987) heb ik aan mij voorbij laten gaan. Maar De houdgreep (1986), Gimmick! (1989), Vals licht (1991), De buitenvrouw (1994), Tomaatsj (1996), Chaos en rumoer (1997), Het jongensmeisje (1998), Zes sterren (2002) en Duel (2010) las ik allemaal wel.

Poëzie

Het eerste wat ik van hem las was een dichtbundel: Langs de doofpot (1987). Ik weet dat ik die gerecenseerd heb. Het zal een van de eerste poëzierecensies zijn geweest die ik ooit schreef. Voor welk blad, weet ik niet meer. Vermoedelijk voor het Vlaamse blaadje ’t Kofschip. Ik heb veel over poëzie geschreven in Kreatief, het blad van uitgeverij Manteau, maar als mijn geheugen mij niet bedriegt, is dat een jaar of drie, vier later geweest.

Langs de doofpot is een aardige bundel en ik zal hem vermoedelijk vriendelijk besproken hebben. Bij het teruglezen komen sommige gedichten me over als wat gemaakt, of nadrukkelijk rumoerig. ‘Jawel, er is bewogen’ staat er in één van die gedichten.

Een jaar later kwam de bloemlezing Maximaal uit, waarin o.a. gedichten van Zwagerman, Tom Lanoye, Koos Dalstra, Pieter Boskma en Arthur Lava. Als ik het niet opgezocht had, had ik alleen de namen van Zwagerman en Lava nog geweten. Die associeer ik blijkbaar met de Maximalen, die zich afzetten tegen de minimale, stille poëzie.

Uit Langs de doofpot een gedicht, waarin de angst al de kop opsteekt:

Om te worden het vriendelijk en telgaand
paard, prikkeldraad en te heet asfalt mijdend
alsof gevaar zich enkel openbaart als wat
schrammen met een beetje bloed soms, of gewoon
als vloeibaar zwart waaraan je je kunt branden,
– daarvoor moet ik nog zo heel veel doen.
Ik moet mijn kleding verstellen, mijn haar
eens grondig wassen. En dan nog is het niet
mooi en schoon genoeg aan mij om alle angst
te herleiden tot versperringen die pijn doen,
tot huid die niet meer wil.

De volgende bundel, De ziekte van jij (1988) kocht ik ook, maar ik vind hem niet meer terug in mijn kasten. Ongetwijfeld is hij achtergebleven op een van de scholen waar ik lesgegeven heb. De gedichten in die bundel ogen frisser en natuurlijker dan die uit Langs de doofpot. Ze zijn ook lyrischer.

…zag jij misschien dat ik naar jou,
dat ik je zag en dat ik zag hoe jij
naar mij te kijken zoals ik naar jou
en dat ik hoe dat heet zo steels,
zo en passant en ook zo zijdelings –
dat ik je net zo lang bekeek tot ik
naar je staarde en dat ik staren bleef.
Ik zag je toen en ik wist in te zien
dat in mijn leven zoveel is gezien
zonder dat ik het ooit eerder zag:
dat kijken zoveel liefs vermag.

In 1993 kocht ik de mooiste vrouw van de wereld, een bibliofiele uitgave, genummerd en later door Zwagerman gesigneerd. Het zijn maar zes gedichten. Eén van die gedichten krijgt, nu we weten hoe het met de dichter afgelopen is, bij herlezing meer lading:

Inzicht

Het gebeurde in een voor- en achtertuin.
Twee bomen sloten een niet-aanvalsverdrag.
Ertussen kwam ik te wonen. Ik had een sleutel
en een achterdeur. Die sleutel was voor de deur.
De bomen werden vrienden, van elkaar,
van alle anderen die wisten van de bomen.
Ik bekwaamde mij in kennis omtrent ruzie
en vergat te weten van het omgekeerde:
dat de deur er soms ook voor de sleutel was.

Is Zwagerman intussen door de achterdeur uit het huis geglipt? Het zou zomaar kunnen.

Zwagerman is doorgegaan met dichten. Ik herinner me positieve recensies van bijvoorbeeld Roeshoofd hemelt (2005), maar ik heb de bundel niet gelezen. Sterker nog, ik heb verder alle poëzie van Zwagerman aan me voorbij laten gaan, op een enkel los gedicht na. Daar is niet echt een reden voor; het is gewoon zo gebeurd.

Romans en Verhalen

Wat zou de eerste roman zijn die ik Zwagerman las? Vals licht, vermoed ik. Het boek kwam uit in 1991 en verkocht meteen goed. Het gaat over een man, Simon Prins, die een relatie aanknoopt met een prostituee, Lizzie Rosenfeld. Zij vertelt hem van alles over haar leven, maar gaandeweg krijg je het vermoeden dat die verhalen niet allemaal kloppen.

Ik herinner me Vals licht als een goed boek. Je wilt als lezer volgen hoe de relatie zich ontwikkelt, maar het boek zit ook goed in elkaar. Ik herinner me bijvoorbeeld de ‘onderwaterkamer’, een ruimte die ik me nog steeds kan voorstellen. Heel gemakkelijk leek Zwagerman een symbolische lading te geven aan die plaats.

Later heb ik Gimmick! gelezen, een boek dat al in 1989 verscheen. Het lijkt een beetje op een moderne variant van Titaantjes: je volgt een groepje kunstenaars, die zich bewegen in hun wereldje. Een verschil met Titaantjes is dat het deze jongeren vrij gemakkelijk lukt om veel geld te verdienen. Later is het boek wel als een sleutelroman gelezen, waarin bijvoorbeeld Zwagerman en Rob Scholte een rol spelen. Dat is altijd door Zwagerman ontkend.

Gimmick! is een boek dat leest als een trein. Heel diepzinnig is het allemaal niet, maar dat zal ook niet de bedoeling geweest zijn. Het verkocht in ieder geval goed. Met Gimmick! en Vals licht was de naam van Zwagerman als schrijver wel gevestigd.

Eind jaren tachtig kreeg de groep Maximalen bovendien behoorlijk wat aandacht en Zwagerman werd als jonge schrijver ook geregeld gevraagd om bijdragen te leveren aan kranten en tijdschriften. Ik herinner me nog een nummer van Haagse Post waarin hij uitlegde wat het postmodernisme is. Ik zie nog de illustratie voor me, van een rij bakjes of doosjes. Ik vermoed dat ik indertijd nog nooit van het postmodernisme had gehoord.

In 1994 verscheen De buitenvrouw. Ik heb het meteen gekocht. Het gaat over een docent, Theo, die vreemdgaat met zijn Surinaamse collega die gym geeft. Hij denkt dat het allemaal in het diepste geheim gebeurt, maar de leerlingen blijken het al lang in de gaten te hebben. Ze leggen bijvoorbeeld pornografische foto’s op zijn bureau met de tekst ‘Blacky is the best’.

Al vrij snel zetten leerlingen het boek op de lijst. Weer waarschijnlijk omdat het gemakkelijk leest, het een herkenbare setting heeft en misschien ook wel omdat er seks in voorkomt. Maar aan de hand van het boek is het goed om na te denken over racisme of over de relatie van Theo met zijn vrouw. Hoewel hij vreemdgaat, houdt hij wel van haar.

Chaos en rumoer (1997) is misschien wel de beste roman van Zwagerman. Tenminste, in mijn herinnering. De titel verwijst naar het programma Ophef en vertier, een radioprogramma dat Zwagerman een tijdje presenteerde. De hoofdpersoon is Otto Vallei, die wel wat met de schrijver gemeen heeft. Ook enkele andere figuren lijken op personen in de werkelijkheid.

Chaos en rumoer is deels een satire, maar ook een boek dat knap gecomponeerd is, met een hoofdpersoon die interessant is. Het is een antiheld waar je gemakkelijk solidair mee kunt zijn.

Na Chaos en rumoer was het een beetje over. Wel volgde een jaar later nog de verhalenbundel Het jongensmeisje (best aardig), maar daarna duurde het vier jaar voor de toch wat mindere roman Zes sterren verscheen en toen weer acht jaar voordat Zwagerman het Boekenweekgeschenk Duel publiceerde.

Intussen zat hij niet stil; hij schreef veel non-fictie. Ik heb al die boeken voorbij zien komen. Ik heb de recensies gelezen, die vaak positief waren. Ik heb de dikke bloemlezingen (verhalen en essays) gezien, die Zwagerman samenstelde en waarover de pers ook al enthousiast was. Soms heb ik de neiging gehad zo’n boek te kopen, bijvoorbeeld Perfect day en andere popverhalen (2006), maar ik heb het nooit gedaan.

Ook heb ik wel de interviews met Zwagerman gelezen, bijvoorbeeld naar aanleiding van het boek Door eigen hand (2005). De vader van Joost Zwagerman deed ooit een zelfmoordpoging en het is dus niet vreemd dat hij geïnteresseerd was in de nabestaanden van mensen die zelfmoord pleegden. Hij interviewde bijvoorbeeld Arthur Japin, Heleen van Royen, Renate Dorrestein en Wouter van Oorschot. Zelfmoord komt ook voor in Zes sterren. De oom van de hoofdpersoon, oom Siem, pleegt daarin zelfmoord.

Zwagerman heeft zich verschillende keren over zelfmoord uitgelaten. Die moest niet te gemakkelijk worden gemaakt, vond hij. Wilde hij er mede daardoor voor zorgen dat de achterdeur niet op een kier kwam te staan? Dat blijft speculeren.

Juist deze week kwam Zwagermans laatste boek uit, De stilte van het lichtCarel Peeters merkte daarover op dat er door de schrijver wel erg veel de nadruk wordt gelegd op kunstenaars die erop uit zouden door middel van hun kunst ‘niet te zijn’, te willen verdwijnen in hun kunst.

Ongetwijfeld zal dat niet-willen-zijn ook meegespeeld hebben in het leven van Zwagerman zelf. Ik heb begrepen dat hij kampte met depressies, waardoor een gang naar Albert Heijn al een opgave was. Rogi Wieg was een van zijn vrienden. Hij liet in juli door euthanasie een eind aan zijn leven maken. Dat soort gebeurtenissen zal het niet gemakkelijker gemaakt hebben voor iemand die moeite heeft om bij het leven te blijven.

Wat er allemaal precies gespeeld heeft, zullen we wel nooit weten. In ieder geval bleek voor Zwagerman de drang om niet te zijn, sterker dan de drang om er wel te zijn. Dat is droevig genoeg.

Het werk van Zwagerman blijft nog wel even. Degenen die hem kennen van televisie, zullen zich zijn enthousiaste verhalen herinneren; zijn lezers zullen dat enthousiasme halen uit zijn stukken over popmuziek en beeldende kunst. Romans als Vals licht en De buitenvrouw zullen nog wel eens hier en daar op een boekenlijst voorkomen en Chaos en rumoer mag wel eens herdrukt worden, zodat we dat nog een keer kunnen lezen.

Bunt Blogt, woensdag 9 september 2015

https://teunisbunt.blogspot.com/2015/09/joost-zwagerman-1963-2015-overleden.html

Expo in Rob Scholte Museum sinds 5 jul 2019 om 00:17

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Teunis+Bunt
https://robscholtemuseum.nl/?s=Bunt+Blogt
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


CAPTCHA ImageChange Image