Ben Haveman – De Liberg-spirit: ‘Dan droom ik dat het niet lukt en Koot en Bie het overnemen’
Als leraar kon hij geen orde houden, nu stoeit hij met volle zalen. ‘Wat wilt u horen? Rachmaninov? Dan moet u bijbetalen.’ Cabaretier en Emmy Award-winnaar 1997 Hans Liberg goes USA, Duitsland heeft hij al in zijn zak….
De tennisbal heeft het inlegkruisje vervangen. Op de vleugel liggen drie tennisballen waarmee Hans Liberg het zweet nu van zijn voorhoofd rolt. ‘U speelt Mozart, maar dat inlegkruisje heeft u toch niet nodig?’, zo was het verwijt tijdens een Duitse toernee. Der charismatische Clown aus dem Land der Tulpen had prompt zijn repliek paraat: ‘Maar mevrouw! Heeft u de brieven van Mozart wel eens gelezen? Die gaan alléén maar over inlegkruisjes.
‘Bij Berg Berg Producties in Utrecht hangt The Wall Street Journal aan de lijn. Of mr. Liberg (44) even een paar euro-grappen kan ophoesten. Met lichte wanhoop krabt hij op de gemillimeterde schedel, die hem een boeddhistisch, bijna Dalai Lama-achtig voorkomen verschaft. ‘Nee, voorlopig is alles uitverkocht’, klinkt een vrouwenstem van beneden. ‘Probeert u de voorstelling van 7 april in Rotterdam.
‘In het kantoor (‘we worden gek gebeld’) toont de video Libergs pogingen uit het New-Yorkse publiek tijdens de uitreiking van de Emmy Awards (november 1998) een lach te wringen. Dat lukt moeizaam, maar bij ‘Bill Clinton’s favoriete song’ steigert de zaal: Hold on, I’m coming!
Duitsland lag al aan zijn voeten, eind dit jaar wacht een korte trip door de VS. Dat wordt broeden op alternatieven voor Paulus de Housekabouter, de Venerische Liederen van Schubert en Vivaldi’s Viagratijden. Libergs show is een goocheldoos van muzikale fratsen gekoppeld aan woordgrappen als: ‘De tekst is van An Dante’, en ‘De pastorale van Bacchus gaat over een pastoortje dat over de hei loopt’, of ‘Het Ave Verum Corpus Delictum wordt vaak gespeeld op begrafenissen.
‘Van Winterswijk tot Stadskanaal stoeit Liberg met zijn publiek (‘Wat wilt u horen? Rachmaninov? Dan moet u bijbetalen’) dat hij spontaan aan het canonzingen krijgt: ‘Een canon ontstaat vanzelf als je de gebroeders De Boer tegelijkertijd het Wilhelmus laat zingen.’ Duikelend over het plankier tussen toetsen, jinglemachine en een winkel vol instrumenten introduceert hij een cellist die al klaar zit ‘voor het uitstrijkje’: ‘Hij komt uit Balencia, hij kan de V niet uitspreken, de biezerik.’
‘En dan volgt nu de Liposuctie van Bach.’De kritieken stemmen tevreden, de pils kan doorkomen. ‘Maar een aspirientje is ook een goed antidepressivum’, weet de sit down-entertainer, onderuitgezakt na een voorstelling in Hilversum. Mainz verwacht hem morgen voor een gastoptreden op de tv-zender Drei Sat. ‘Sensationeel’, schreef The Scotsman al in 1995, na een optreden in Edinburgh waar Liberg zelf publiek de zaal inlulde ‘omdat er nog geen kaartje was verkocht’. That’s the Liberg-spirit. Doorgaan. Zoals Libergs grote voorbeeld Victor Borge. ‘Maar die man weet op zijn negentigste nog van geen ophouden’, zegt Libergs vrouw Marliz fronsend. ‘Toon Hermans gaat ook maar door.
‘Liberg grimast, een pluisje plukkend van zijn designbroek. (Ontwerp Yoshi Yamamoto.)’
Qua uiterlijk was ik erg voor op de rest van de klas. De eerste met lang haar. Toen iedereen het lang had, knipte ik het kort, in navolging van John Lennon. Ik was trendy, liep met mondharmonica’s toen niemand dat deed. Het gemiddelde was corduroy pakken. Ik droeg ook ribfluweel, maar een ándere rib. Ik week bewust af van mijn klasgenoten. Door buurjongetjes uit het Indische circuit die veel in dancings kwamen, ging ik ook sjaaltjes dragen. M’n haar touperen, het Small Faces-kapsel. Daarna deed ik alle moeite om mijn broek in mijn laarzen te krijgen. Er moest dan een elastiekje onder m’n voet, zodat die broek strak zat. En een kaftan bloes hè, goud bedrukt. Opvallen wilde ik.
”Ik was niet de leukste, maar wel humoristisch, met van die onschuldige kwinkslagen in de klas. Een dik, bol jongetje was ik in de derde van de lagere school. Niet dat ik ermee gepest werd. Ik werd nooit gepest. Ik word nooit eens gepest, zet dat er maar boven. Ik was populair bij juffrouw Paliari. Haar neefje verzamelde speldjes. Toen ik dat hoorde, gaf ik mijn speldjesverzameling aan de juffrouw; voor haar neefje. Ze moesten me aardig vinden.
‘Hans Libergs eigen kinderen hebben een glijbaan bij de voordeur en ze hebben Zweedse namen. Zo blijft de schipbreukeling in ere die in 1840 of daaromtrent op het strand van Terschelling aanspoelde en met Dieuwertje Oepkens een nieuw bestaan opbouwde. Voorvaders van Liberg genoten op het eiland de reputatie van vingerbieters; strandjutters die de opgezwollen vingers van dooie drenkelingen afbeten ‘als ze de ringen er niet snel genoeg af konden krijgen’. Gierend: ‘Ach, ik mag zo graag vertellen dat ik een afstammeling van Edvard Grieg ben.’
Er zat een ronselcafé aan het IJ in de familie. Zelf heeft hij dat maritieme ook nog, wat dacht je wat. Hans Liberg beschikt over een rubberboot. Plus zeilkano. Zijn vader deed iets met facturen bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland en had thuis, behalve twintig boeken, twee langspeelplaten staan. Eentje van Readers’ Digest, en Beethoven’s vijfde pianoconcert. ‘Op mijn 7de speelde ik op de piano uit mijn hoofd wat mijn grootmoeder me had voorgespeeld. Zonder in het boek te kijken, want ik heb een hekel aan noten. Er was een foute pianoleraar die zijn dochtertje liet voorspelen en dan aankwam met onmogelijke studiestukjes. Op les keek ik wel eens in het boek, maar ik wist absoluut niet waar ik was. Totdat meneer Wimmers zei: je bent op de verkeerde bladzij.’
En komisch talent? Op de lagere school in Slotermeer moet er iets zijn fout gegaan bij een toneelstukje. ‘Ik deed daar wat achter de schermen en toen het misging boog ik, zodra het publiek wat lacherig werd. Dat vonden ze nog leuker. Mijn moeder zegt trouwens altijd: dat was jij niet, dat was je zuster.’ Hoog in Carré zag hij naast zijn ouders Toon Hermans, die de indruk wekte dat het hem makkelijk afging. ‘Als iemand had gezegd: Toon Hermans is ziek geworden, kan iemand de voorstelling even overnemen, dan zou ik wel…’
Als enige op het lyceum dwepend met Sjostakovitsj, maar evengoed op gitaar en piano aan de soul en de blues. ‘In veel huiskamers knalde op zondag muziek van bandjes. De buurjongetjes hadden een krantenwijk om een gitaar bij elkaar te sparen en ik kréég die gitaar. Van oma. Een prinsje was ik niet, maar ik mocht wel doen wat ik wilde.’
Om hem heen in Amsterdam-Osdorp blowden ze tegen de klippen op, maar in Jeugdcentrum Kwak had Hans Liberg aan het psychedelische effect van zijn gitaar al genoeg. ‘Van het geld dat ik met muziek verdiende, kocht ik die rare dure kleren om trendy te blijven. Voor het oppikken van trends heb ik een alertheid die nooit overgaat.’
Minimal music, bijvoorbeeld, van John Cage de zenboeddhist. Maar eerst wou hij theologie studeren: ‘Je koos soms een paar weken iets omdat het interessant klonk.’ Muziek maken voor een film over uitgebuite leerlingen, in de dagen dat het schoolparlement schoolboeken navlooide op autoritaire zinnen. De onderdrukte mensheid moest worden gered; de sociale academie had het patent op het evangelie. Hans Liberg studeerde als muziekwetenschapper af op scat-vocals (’twaalf versies van oop-pop-peda’). Lesgeven op mavo’s onderging hij als een ramp. Legde hij de rituele functie van de trommel uit (‘de stok is het mannelijk geslachtsorgaan en de trommel het ontvangende vrouwelijke orgaan’), dan balkte de klas: Wooehhhh, Willempie!!!
‘Als muziekleraar word je gewoon weggedragen, dus ging ik maar over op carnavalsmuziek. Dat was in Breda. Orde houden kon ik ook al niet. Een asbak is er nooit door de klas gevlogen, maar ze stonden wel op hun stoelen. Bracht ik een tuba mee, dan moest iedereen er aan lebberen, maar na een halfuur kon ik hem niet meer te pakken krijgen. Het jaar daarop speelde ik dat ik autoritair was, van: bek houwen. Gemept heb ik nooit, wel veel geknepen. Heerlijk, in zo’n nekje. Riepen ze: ik bel m’n vader. Zeker doen, zei ik dan.’
Ik wou die studie wáármaken, maar hun muziekcultuur was ook de mijne. Ik hoef niet per se klassieke muziek uit te dragen. Zo is Classic FM ontstaan, hè: we houden wel van klassieke muziek, maar we moeten d’r wel wat te drinken bij hebben. Kan ik niet naar luisteren. Boven aan de klassieke toptien staat het cd-tje Aangenaam Klassiek; het enige dat bankdirecteuren in huis hebben aan klassieks. Koop ik ook altijd. Nee, wij Nederlanders zijn niet zo muzisch. We kopen liever een winkelcentrum dan een werk van Mondriaan.
‘In Duitsland, zegt hij, is die muziek weer te heilig. ‘Daar kennen ze geen camp. Ik vind dat je de Teletubbies en Beethoven kunt combineren. Maar daar kan je geen grappen maken over commercials. Het publiek dat naar mijn voorstellingen komt, luistert niet naar commercials. Vinden ze ordinair.’ Dan maar liever Goethe parafraseren: ‘Dort wo du nicht bist, da ist Holland.’
Manshoge vrouwenportretten kijken op ons neer, geschilderd door zijn vrouw Marliz Frencken. Hij sprak haar in het Frans aan, in Parijs. ‘Ik was geen held in die dingen. Ik had weinig verhoudingen gehad. Want meisjes hadden trucs, kuren die je niet begreep. Je mag ze niet te veel aandacht geven, dat vinden ze niet interessant genoeg. Onhandig is dat. Vervelend. Zo van: en nou maar niet meer bellen. En waarom niet? Ik wil gewoon elke dag honderd keer bellen.
‘Marliz vond jazz maar rare muziek. Ik speelde toen in clubs, met bekende jazzmusici. Ik had zelf een speciale duimtechniek op de gitaar ontwikkeld. De gitaar was mijn liefde. En ik speelde ook een soort minimal music op de banjo, als Kermit de Kikker in een kindermusical. In wit matrozenpak. Die matroos heb ik later uitgebouwd. Met Rachmaninov en daar dan in het Italiaans doorheen lullen. Dadaïstisch, bijna niet te volgen. Zo is het begonnen.’ Later trad hij op in een café. ‘Geen hond die luisterde
.”In de zomer van 1980 besloot Marliz kunstenares te worden en ik cabaretier. Met een auto vol verf reden we naar de Dordogne. Daar heb ik m’n eerste liedjes geschreven.
‘Er stond een vent in matrozenpak voor muziekcentrum Vredenburg in Utrecht. Zijn Casio-orgeltje bliepte onophoudelijk ’tadelduddeltadelduddel’: als commentaar op muziek van componist Steve Reich in de zaal. Hans Liberg was halverwege geërgerd uit het concert weggelopen en stond daar nu te spelen terwijl de zaal uitging. ‘Mensen moesten glimlachen om de gek die de draak stak met dat wat religieus aandoende gedoe daar binnen.
‘Ineens kwam die Toon Hermans-gedachte van vroeger boven. Je durft het eerst niet van jezelf te denken: ik ga wat worden! In die tijd gaf ik les op het Amsterdams Lyceum, met bikkelharde intellectuelen als collega’s. Die lulden alleen maar over boeken, lesgeven vonden ze niks. Ik lees alleen boeken als ik die kan gebruiken.
‘Brigitte Kaandorp troefde hem af, op het Camarettenfestival. Hans Liberg zou later de ‘Rob Scholte-meezinger’ introduceren. Maar Scholte was nog niet beroemd en alleen de happy few snapte er wat van. In die dagen bezocht Liberg met Marliz een artiestenkroeg ‘vol moord en doodslag.’
‘Kunstenaars die een glas fijnknijpen en naar elkaar gooien onder het motto: kijk toch naar míín werk!
‘Kunst was een milieu dat ik niet kende. Op de kunstacademie speelden ze punk toen ik op die duffe universiteit zat. Ik droeg een baard. Volgens Marliz had ik Bijenkorf-kleren aan, toen ik haar ontmoette. Dipje in mijn ontwikkeling. Kwam door een eerder vriendinnetje bij de Rabo-bank. Ken je Zelig van Woody Allen? Zelig past zich aan aan elke persoon die hij tegenkomt. En ik veranderde ook nogal eens van uiterlijk, als de tijd daar om vroeg.’
Marliz is de meest oprechte criticus, van anderen neem ik moeilijk dingen aan. Ze komt uit een zakenmilieu. Haar vader is een briljante man, van wie ik mijn tweede opvoeding heb genoten. Hij heeft me discipline geleerd. Geleerd hoe je je leven moet inrichten. Door hem heb ik mijn studie afgemaakt, die ik al wilde laten lopen. Want ik kom zelf niet uit een milieu dat zegt: haal eruit wat erin zit. Daar was het meer: o nee, geen promotie maken, verantwoordelijkheid is alleen maar lastig. Dat doe-maar-gewoon, doe maar mínder dan gewoon, dat zit in je botten.
‘Zijn schoonvader dreef cursus-instituut Maxwell, dat van concurrent Nederlands Taleninstituut te horen kreeg: jij kapot of allebei kapot (‘de baas was Abram van Leeuwen, die zich nu Prince de Lignac noemt’). ‘Mijn vrouw is het product van die opvoeding, ze is niet voor niets 50 procent aandeelhouder in mijn BV. Ze heeft oog voor detail. Vroeger repeteerden we in de slaapkamer, zij was de regisseur en ik liep er in onderbroek rond. Toen we het Vestzak-theater in Enschede binnenkwamen, waar twee mensen zaten, zei ze: kom op, we zijn niet voor niets gekomen, we gaan naar het stampvolle café hiernaast. Vragen of je daar mag spelen.’
Had hij zonder Marliz ook de Emmy Award 1997 gewonnen met Liberg Zaps Himself? ‘Nee’, zegt hij bedachtzaam boven een vegetarische mix van linzen en paddestoelen. ‘Dit kan je alleen maar bereiken als je door je zelf heen breekt. Zonder haar was ik misschien arrangeur van filmmuziek geworden. Of platenproducer. In het begin hadden we wel ruzies, zij had tenslotte haar eigen carrière.’
En natuurlijk, hij is schatplichtig aan Victor Borge. ‘Ik zag Borge in een zaal waar de eerste rijen met rode stoelen leeg waren en hij riep: ‘I see you’re all dressed in red.’ Ik zei tegen hem: meneer Borge, ik kopieer u niet. Please do, was zijn antwoord. En ik heb nou eenmaal meer muzikale ingangen en trends dan hij ooit had.’ Plus het voordeel dat nieuwe generaties Borge niet kennen, zal Liberg beamen.
Lubbers belde eens op met de vraag een grap te mogen gebruiken voor een Duitse carnavalsvereniging. Lubbers vertelde de grap verkéérd. Zelf oefent Hans Liberg zijn one-liners niet met Marliz (‘doe ik weer andere dingen mee’) maar met tekstschrijver Boudewijn Spitzen en dan wordt een fles wijn eind jaren negentig vin du siècle. ‘Er is een registratiekamer voor zulke dingen, dus als Albert Heijn ermee komt, dan is die vondst van ons.’ En toen wegenbouwers het ZOAB-asfalt introduceerden, kon Liberg een vakterm als ‘stijfheidscoëfficiënt’ lastig negeren, dat spreekt.
Op een bedrijfsvoorstelling in Nederland gaat de uitspraak het mag niks kosten erin als koek, ‘maar in Duitsland is dat absoluut geen grap. Duitsers zijn namelijk gewend gewoon te betalen voor kwaliteit. Die proberen niet af te dingen, wat wel een Nederlandse eigenschap is.’ De Süddeutsche Zeitung onderkende Libergs ‘wereldklasse’ maar in Duitsland hoeft hij geen naaktfoto’s van Helmut Newton op het podium te zetten, ‘want dat is meteen vrouwonvriendelijk en worden er vragen gesteld. Het is een beetje stijf land.
‘Het is eigenlijk internationaal wat ik doe’, benadrukt Liberg voor alle zekerheid, verwijzend naar een verzoek voor een driedaags optreden in Wenen. Alleen: probeer eens een Duitse of Oostenrijkse pendant voor Pieter van Vollenhoven te vinden! Wel kennen ze daar de Vlaamse nachtegaal Helmut Lotti; ze zijn er zogezegd helemaal Total Lotti.
In een provinciale krant stond eens een rotstukkie dat hem door merg en been ging en daar heeft hij een brief op geschreven, ‘omdat de recensent de humor niet begreep’. Vroeger was het: om zes uur opstaan en naar De Telegraaf en de Volkskrant of naar Bruna op het station rijden om de recensies van die dag te lezen. ‘Doen alle cabarettiers in het begin van hun carrière’. Nu vindt hij het prettig, zegt hij, niet op zijn tv-bekendheid te worden aangesproken als hij zijn kinderen bij de antroposofische school aflevert. ‘De meeste van die ouders kijken niet eens tv. En mijn oudste heeft mijn show nog nooit gezien. Waarom zou ik hem daarmee lastig vallen?
”Af en toe heb ik een droom dat ik in een reusachtige, quaker-achtige silo van hout sta. Er zit ook publiek en het lukt niet. Het gaat me niet goed af. Dan komen Koot en Bie. Ze zeggen: ”Geeft niet, hoor! Wij nemen het wel over.” Als ik wel eens over de toekomst nadenk, dan hoop ik dat ik de beslissing kan opbrengen niet tot mijn zeventigste te spelen.
‘Soms heb ik een intense behoefte aan stilte’, herneemt Hans Liberg dan, met een blik op het behoorlijk aanwezige restaurantpubliek om ons heen. ‘En ik zou ook wel eens een uur in de file willen staan, lekker éven niks aan je kop. Waarom denk je anders dat mensen in de file staan?’
Mijn laatste show heb ik geschreven in een camper in een natuurgebied tussen twee snelwegen, vlak bij Utrecht. Heerlijk zes weken achter je toetsenbord. Ik heb getint glas, ik ben onzichtbaar voor dagjesmensen en hun kinderen die daar uitstappen. Als je dat dan ziet, gaat er een wereld van tragiek voor je open.’- Wilt u de grappa in een cognacglas, of in een klein glaasje?, informeert de serveerster.- Eh, doet u voor mij maar in het infuus, reageert de entertainer.
Hij poetst zijn brillenglazen en zegt dat hij zich na elke voorstelling op de ochtend verheugt ‘wanneer we met ons vijven in bed liggen. Dan kunnen de grote jongens er niet meer bij, zei ik vroeger’. Dat gevoel van veiligheid was lang zoek: sinds het wreed ontwaken door een vuurzee in een Amsterdams huis, jaren geleden. ‘Marliz wou als eerste de brandladder af, ze duwde me opzij. Beneden zei de brandweerman heel galant: u kunt nu uw ochtendjas wel weer dicht doen, mevrouw.’
Na die traumatische ervaring (‘je denkt dat je stikt door dat brandende, giftige tempex-plafond’) droeg hij jaren een stuk touw in zijn rugzak, voor het geval dát. ‘Latente claustrofobie is mij niet vreemd; voor militaire dienst ben ik afgekeurd. Liften probeer ik te mijden. In zalen waar ik optreed, kijk ik altijd eerst waar de nooduitgang zit.’
Op straat zuigt hij diep de nachtlucht in, huppelend in zijn joggingpak. ‘Oké, maak maar een foto van me in mijn huissauna en dan heb ik alleen een handdoek om. Ja?’
Nee.
Want daar ziet de achterban minder in, in die sauna. En de achterban geeft de doorslag. ‘Zeker, Marliz is soms een beetje mijn goeroe’, had Hans Liberg gezegd. Moet je horen: een paar keer ging tijdens de voorstelling achter de coulissen de telefoon. Volkomen onverwacht. Was het Marliz! Om te vragen of ik al klaar was. Waar het publiek bij zat, zei ik dan: eh, néé schat, ze zitten er nog.
Kijk, zo’n moment moet je dan vasthouden. Dát is lachen.’
De Volkskrant, 30 januari 1999, 00:00
Plaats een reactie