Bea Versteeg – De keuze van de Koningin: Stedelijk paleis moet moderne kunst toegankelijk maken
Een paleis in een museum. Koningin Beatrix toont haar keuze uit de Nederlandse kunst na 1945 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Uit de vele tienduizenden werken die dit epicentrum van moderne kunst in zijn depots heeft, nam het staatshoofd er ruim 350 op in de tentoonstelling “De Voorstelling – Nederlandse kunst in het Stedelijk Paleis”.
Het was een idee van prins Claus. Bij directeur Rudi Fuchs van het Stedelijk viel het in de smaak. Na de dichter Gerrit Komrij en schrijver Harry Mulisch zou koningin Beatrix de volgende gastconservator zijn. Hij benaderde haar met het verzoek in het kader van haar twintigjarig ambtsjubileum een tentoonstelling uit de vaste collectie van het museum samen te stellen.
Toen stond koningin Beatrix voor het blok, zo vertelt ze in de catalogus die bij de tentoonstelling hoort. “Het leek mij heel leuk om te doen, maar ik dacht het kan niet. Niet alleen om dat ik te weinig gedegen kennis heb van de beeldende kunst, en te weinig tijd voor zo”n onderneming, maar vooral omdat ik het gezien mijn functie niet verstandig vond om puur voor mijn plezier een expositie in te richten van kunstwerken die ik persoonlijk de moeite waard vond.”
Goud en pluche
Het idee liet haar niet los. Het regeringsjubileum vond ze een aardig gelegenheid om het te doen. “Ik zou het op de een of andere manier ten dienste kunnen stellen van de Nederlandse kunst en kunstenaars, het zou toch een geweldige kans zijn om die kunst weer eens in de schijnwerpers te plaatsen. Daarom heb ik uiteindelijk ingestemd.”
Ja zeggen is één ding. Een tentoonstelling inrichten een ander. Een artikel bracht haar op het idee de dertig zalen van de eerste verdieping van het Stedelijk te veranderen in een paleis.
“Het woord paleis roept bij iedereen wel een bepaald beeld op, een bepaalde sfeer, men kan zich er iets bij voorstellen. Daarom hoop ik dat mensen zich er makkelijk door aangesproken zullen voelen, ook de mensen die gewoonlijk misschien niet vaak naar moderne kunst kijken. Een paleis is niet alleen een gebouw met grote ruimten, veel goud en pluche, het moet ook verwelkomend zijn en toegankelijk. Het toegankelijke kan bij dit paleis schuilen in een knipoog, een speels element of in combinaties van kunstwerken. Het idee is mensen binnen te leiden en mee te voeren door een fantasiepaleis, door de zalen, kamers en galerijen die open zijn voor het publiek en die tot de verbeelding spreken.”
Ontvangkamer
De bezoekers kunnen sinds zaterdag dwalen door onder meer de balzaal, de rode en de gele salon, de eetzaal, de grote ontvangkamer, de erezaal en het boudoir. De bordjes wijzen hen de weg. Rechts de eetzaal, links de balzaal. Het Stedelijk blijft het Stedelijk. De zalen en kamers zijn de gewone museumzalen, al hebben sommige hun oorspronkelijke witte wanden in bijvoorbeeld oker en limoengroen zien veranderen.
Van de grote ontvangkamer maakte de Koningin door de keuze voor veel witte reliëfs van Jan Schoonhoven en het in gebroken wit en bruin uitgevoerde “Logic Systems” van Avery Preesman een vrij sobere ruimte. Of zij wil de bezoeker die ten eerste maal ten paleize komt, wil geruststellen. Zo van: “Ik weet best dat je het eng vindt om hier te zijn, maar het valt best mee.”
Vinden de bezoekers de knipoog of het speels element? In de familiegalerij laat de Koningin zich gaan. Zij heeft niets van wat het vaak is: een reeks portretten van de dynastie die het paleis bewoont. Beatrix toont er een bonte verzameling mensen, variërend van de gewone man, een model van de Dokwerker van Mari Andriessen, tot twee echte vorstinnen. Een portret van haar moeder, toen nog koningin Juliana, geschilderd door Carel Willink, en eentje van haarzelf, dit jaar gemaakt door Jeroen Henneman.
De laatste twee werken komen uit de privé-collectie van de Koningin. Zij gunnen de bezoeker een kijkje in het echte paleis. Niet meer ook. Koningin Beatrix is een verwoed verzamelaarster van moderne kunst, maar wat er in Huis ten Bosch hangt, blijft privé. Meer dan dat het een “collectie is, bijeengebracht op grond van persoonlijke voorkeuren” wil zij er eigenlijk niet over kwijt.
Geen namen
Wat ze zelf het mooist vindt, wil de Koningin eigenlijk niet zeggen. Maar van het werk van Jan Schoonhoven moet ze weg zijn. Deze kunstenaar is het best vertegenwoordigd in het Stedelijk. Zij koos van hem zeventien werken uit. Ook de schilderijen van Armando doen haar veel. Er is veel waar ze van houdt, maar ze noemt liever geen namen. “Dat is altijd mijn dilemma: als ik voorbeelden geef, namen noem, doe ik anderen tekort. Het is maar beter om niemand te noemen. Misschien wordt mijn verhaal daardoor wat saaier – nou ja, dat moet dan maar.”
De Koningin is geboeid door het ”handschrift” van de kunstenaar. “De scheppende hand is een belangrijk element in mijn waardering voor beeldende kunst. Ik heb een uitgesproken affiniteit met die kunst waarbij geen mechanisch element zit tussen de kijker en het werk.” Ze nam daarom geen foto”s en video”s op in haar tentoonstelling. “Ik wil liever laten zien wat ik kan begrijpen, waarvan ik denk: dat ken ik en dat durf ik aan.”
De tentoonstelling is de keuze van de Koningin, maar niet een persoonlijk statement. “Ik vond dat ik dat, vanuit mijn positie, niet moest doen. Met het overzicht dat ik toon heb ik een zekere mate van objectiviteit nagestreefd. Binnen bepaalde grenzen wilde ik laten zien wat er de afgelopen vijftig jaar gebeurd is in de beeldende kunst, wat Nederland aan belangrijk werk heeft voortgebracht. Ik sta achter alles wat er getoond wordt, maar dat betekent niet dat mijn persoonlijke voorkeur altijd de doorslag gaf. Ik geprobeerd zo veel mogelijk af te gaan op kwaliteit. Er zijn kunstenaars van wie het werk me minder aanspreekt maar van wie ik inzag dat ze niet mochten ontbreken. Zo heb ik getracht iedere kunstenaar toch zijn rechtmatige plaats te geven.”
Oervaders
In totaal konden 120 kunstenaars door de koninklijke beugel. Onder hen bekende namen zoals Karel Appel, Rob Birza, Corneille, Constant, Herman Gordijn, Anton Heyboer, Willem de Kooning, Charlotte van Pallandt, Marte Röling, Rob Scholte, Peter Struycken en Kees Verwey.
Alle kunstenaars hebben na 1945 hun bijdrage aan de kunst geleverd behalve Piet Mondriaan, overleden in 1944, en Hendrik N. Werkman, door de Duitsers in 1945 om het leven gebracht. Mondriaan moest er bij omdat “hij een van de oervaders van de moderne kunst is.” Het laten zien van de “druksels van Werkman is echt bedoeld als een eerbetoon aan deze kunstenaar. Ik vind zijn werk van zo”n bijzondere kwaliteit en zo uniek dat het niet te plaatsen is in enige stroming.”
De tentoonstelling “De Voorstelling – Nederlandse kunst in het Stedelijk Paleis” is tot en met 4 februari 2001 te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam. Informatie: 020-57329111 of http://www.stedelijk.nl.
Reformatorisch Dagblad, 11 december 2000, p. 15
http://www.digibron.nl/search/detail/012dd2207f76dfe8b4917bdf/de-keuze-van-de-koningin/17
Plaats een reactie