Astrid Theunissen – Voorpublicatie: Bril verhuist naar Amsterdam en Bril gaat op tournee
Deze maand verschijnt van de hand van Astrid Theunissen De schelmenjaren van Martin Bril, een biografie van de vijf jaar geleden overleden schrijver/columnist. Exclusief in Esquire: Bril verhuist naar Amsterdam en Bril gaat op tournee.
Proloog
Het is eind februari 2009, een grijze dag. In café Westers in Amsterdam worden nog voor de schemer invalt de kaarsen op de tafels ontstoken.
Martin Bril en Barbara van Beukering zitten bij het raam. Ze zijn goede vrienden en wonen allebei om de hoek, in de Derde Helmersstraat, maar ze hebben elkaar een tijd niet gezien. Als hoofdredacteur van Het Parool is Van Beukering druk en de zieke Bril heeft zich wekenlang onbereikbaar gehouden voor haar berichten. Totdat ze hem gisteren een e-mail stuurde: ‘Heb ik iets verkeerd gedaan? Waarom sluit je me uit? Ik ben toch je vriend?’ Toen belde hij meteen voor een afspraak, in Westers.
Hij bestelt wodka, zij wijn. De drankjes zijn nog onderweg als Bril bekent dat hij lijdt onder diepe gevoelens van schuld en schaamte. De grote roman is ongeschreven gebleven, zijn huwelijk heeft hij verkloot, zijn dochters te weinig gezien. ‘Ik ga dood en ik heb alles verkeerd gedaan,’ zegt hij en begint onbedaarlijk te huilen. Van Beukering gebaart naar de barman. Of hij aan de volumeknop wil draaien.
Zo heeft ze Bril nog nooit meegemaakt. Altijd is hij goedlachs en enthousiast en zelfs na de diagnose slokdarmkanker, bruist en borrelt hij van de ideeën. Altijd is hij bezig met regelen en ritselen: een auto hier, een designstoel daar. En als hij niet voor haar zou hebben gelobbyd in de krantenwereld, dan had ze misschien nu nog bij een damesglossy gewerkt.
Toegegeven, hij is niet de uitgelezen vader om Sinterklaas mee te vieren, maar hij is wel een trotse vader die sinds jaar en dag over zijn twee dochters schrijft. En inderdaad, als hij boos wordt, hoed je dan. Als chef van het Volkskrant Magazine heeft ze gezien dat de eindredacteur die een komma in Brils column had verplaatst onder het bureau dook toen Bril binnenkwam. Maar is Bril blij, dan is hij euforisch, dan laat hij zich zingend van plezier in het plastic kinderbad op Van Beukerings dakterras vallen, met zijn kleren nog aan.
Nu ziet ze een gebroken man.
Het zijn de medicijnen die hem doen snikken als een klein kind, vertelt hij later. Vreselijk vindt hij dat, maar het gevoel van spijt komt uit het hart, en het is geen emotionele oprisping. Kort daarop zal hij tegenover Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Broertjes en studievriend Dirk van Weelden woorden van gelijke strekking gebruiken. ‘Ik heb alles verkankerd.’
Twee maanden later nadert de dood huize Bril. Het verzet is groot. Hij is jong, 49 pas, en hij wil door met schrijven, kijken, luisteren, meemaken, met léven. Op 22 april legt het lichaam het af tegen de geest. Op 2 mei wordt hij begraven in een ruw-houten kist. Bij het afscheid in kerkgebouw De Duif zingt countryboy Charlie Rich.
Lord, I feel like going home
I tried and I failed,
and I’m tired and weary,
everything I did was wrong
Het tekort is de titel van Brils beste boek èn Brils levensthema. Er loopt slechts een dun lijntje tussen pech en geluk, afgrond en succes, dood en liefde, zei hij vaak in interviews. Bril balanceerde zijn leven lang op dat dunne lijntje, in evenwicht was hij alleen als hij schreef. Maar berust zijn genadeloze zelfkritiek wel op de werkelijkheid?
Een huwelijk leid je niet alleen, en Bril heeft geenszins gefaald in het naleven van zijn droom. Hij is schrijver geworden zoals hij wilde, succesvol gebleken zoals hij hoopte. Twaalf jaar lang bezorgde hij honderdduizenden lezers van Het Parool en de Volkskrant vijf dagen per week een vreugdevol moment.
‘Er is goed nieuws,’ noteert hij bijvoorbeeld op een vroege lentedag. ‘In de binnentuin heeft zich een merel gevestigd. Er is ook slecht nieuws. Het is ondoenlijk om het gezang van deze vogel in woorden te vangen.’
Bril liet zijn lezers kijken en luisteren. Hij tilde het kleine op. Schetste het onbekende alledaagse. Hij gaf het vlakke Nederland meer dimensie.
Briliaans, het zou een woord in Van Dale kunnen zijn.
Amsterdam
Na een memorabele tocht in een volgepakte Ford Transitbus arriveren Martin Bril en zijn vriendin Karin Schaafsma begin 1982 in Amsterdam. Maarten Corbijn, een ex van Karin met een rijbewijs, heeft het stel in Groningen opgehaald en de verhuisspullen waren nog niet goed en wel ingeladen of een sneeuwstorm brak los. ‘Het sneeuwde zo hard dat we stapvoets over de Afsluitdijk reden, met het nummer Riders on the storm van The Doors op volume tien.’
Op de Rozengracht, naast de brandweerkazerne en tegenover shoarmazaak Ben Cohen, betrekt het stel een kleine etage. Beginnend fotograaf Corbijn komt er geregeld op bezoek, want hij kan het goed vinden met de gesjeesde filosofiestudent en ook met zijn zus Elfriede, de Rietveldstudente, die hij daar ontmoet en met wie hij later trouwt en een dochter krijgt. Corbijn: ‘Martin was, onder ons gezegd, al een kutzwager en werd toen een schoonbroer en een vriend. En mijn referentiekader.
Corbijn is onder de indruk van Brils culturele kennis. ‘“Corbino, hier gaat de wereld over,” zei hij dan. “Je moet dit lezen” en “heb je dat al gehoord?” Martin was altijd op de hoogte van de laatste boeken en nieuwste platen. Vooral wat uit de Verenigde Staten kwam, hield hij goed in de gaten. Amerikaanse literatuur en muziek vond hij interessanter dan Europese, en ook de Amerikaanse journalistiek was vele malen onthullender dan onze verhaaltjes over Van Agt en Lubbers. En hij vond de films van Scorsese geweldig – vooral Raging Bull, die boksfilm met Robert de Niro, vanwege zijn overgave om iets te bereiken.’
Bril heeft na zijn verhuizing geen vastomlijnd toekomstplan. Hij wil leren schrijven, dat wel, maar zoiets als een schrijversvakschool bestaat nog niet en in een studie Nederlands ziet hij niets, want die opleiding brengt vooral docenten voort. Dan leest hij ineens ergens dat in de reclame en bij de film mensen ambachtelijk met taal bezig zijn, en hij weet wat hij wil: naar de Filmacademie. Hij meldt zich aan, wordt aangenomen en bedenkt in afwachting van het nieuwe schooljaar in september een roman over een drankzuchtige kraandrijver en een meisje dat zich niet door hem laat verleiden.
Enthousiast begint hij aan zijn boek. Elfriede herinnert zich de keer dat ze bij haar broer binnenkwam en hij euforisch uitriep dat hij het kon, dat schrijven. Het ‘scheppende proces’ zet hij voort op de Van der Hoopstraat in de Staatsliedenbuurt, waar het stel al snel een grotere bovenverdieping met een zolder weet te bemachtigen.
Het is een wijk die bekend staat als een vrijstaat binnen de stad. Naast kunstenaars woont er de harde kern van de kraakbeweging, die geregeld met acties ageert tegen de leegstand in de stad en het conservatieve beleid in Den Haag. Het kabinet Lubbers reageert met bezuinigen op de ecomische malaise; banen voor jongeren zijn er niet en er is de Russische dreiging met de atoomboom. No future wordt met graffiti op muren gespoten, doemdenken is het woord dat Van Kooten en De Bie op tv introduceren om de heersende somberte te duiden. New wave is de veelgedraaide muziek waarop wordt gedanst, de blik op de zwarte puntschoenen gericht.
Toch kijkt Corbijn vooral terug op een gezellige tijd. ‘Elfriede en ik aten vaak bij Martin en Karin. Dat was altijd knus. Elfriede bleef Martins jongere zusje waar hij soms een beetje op neerkeek, maar ze kon-den het prima met elkaar vinden. We gingen gevieren ook naar musea en naar Documenta in Kassel.’
Elfriede noemt het uitbundige jaren. ‘We hadden van alles met elkaar te bespreken. Karin was bezig met dans, Martin met schrijven en film, Maarten met fotografie en ik volgde dezelfde studierichting als Rob Scholte. We hielden elkaar op de hoogte over wie waar mee bezig was in de kunst.’ Lachend: ‘In de auto naar Kassel onderschreven we unaniem de opvatting dat ook wij ons zouden ontwikkelen tot “anständige Leute” .’
Bij de rellen in de stad is het viertal niet actief betrokken. Bril staat op de lijst van krakers die opgetrommeld worden als ergens een ontruiming dreigt, maar verwantschap met de scene voelt hij niet. Politiek actief is hij evenmin. ‘Martin gaf wel eens af op zijn vader, die bij een multinational werkte, maar hij was niet uitgesproken links,’ zegt Corbijn. ‘Hij wond zich ook niet bovenmatig op over de politiek. Hij was bezig om zijn plek in het kunstwereldje te vinden en aansluiting in de stad had Martin snel. Daar had hij ons in principe niet bij nodig.’
Bril vermaakt zich prima. Hij schaakt regelmatig met zijn overbuurman, kunstenaar Peter Mertens, en om de hoek, op de Haarlemmerweg, woont Rob Scholte met wie het goed ‘snuipen’ is, zoals ze de combinatie van snuiven en zuipen noemen.
De Rioolrat is het dranklokaal van de buurt, maar de schilder en Bril rijden in Scholtes auto naar de Spuistraat. Ter hoogte van het Paleis op de Dam bevinden zich daar vlak bij elkaar de plekken die ertoe doen: café Het Paleis, discotheek De Koer, kunstenaarscollectief W139 en, vanaf 1987, de RoXY, waar Eddy de Clercq de eerste housemuziek draait en de eerste XTC-pillen worden geslikt.
In het gekraakte kantoorgebouw aan Spuistraat 189 zit Aorta, een creatieve vrijplaats die is opgezet door Peter Giele, de gangmaker in de kunst- en uitgaanswereld. Scholte en Bril zijn er vaak te vinden, net als de schilders Peter Klashorst, Bart Domburg en Maarten van der Ploeg, die ook in de new wave-band Soviet Sex spelen. Criminoloog Koos Dalstra, beter bekend als de woordkunstenaar Dalstar, banjert er rond in een zelf gefabriceerd uniform met medailles, fotograaf Paul Blanca is er altijd, evenals de jonge literaire debutant Joost Zwagerman.
Corbijn is niet zo’n uitgaanstype. Wanneer hij Aorta aandoet, slaat hij vanuit een hoek geïmponeerd gade hoe Bril zich als beginnend schrijver met bravoure tussen de beeldend kunstenaars beweegt. ‘Ik was een man zonder opleiding en had een bijpassende schuchterheid. Martin was heel verlegen, maar had onder vrienden een grote mond. Hij overschreeuwde zijn onzekerheid, en hoewel hij daar ook drank en drugs voor nodig had, was evengoed duidelijk dat Martin wist wat hij vond en wat hij wilde: een leven on the road zoals Hunter S. Thompson, met veel avontuur à la Bukowski en schrijven als een God in Frankrijk. Hij was redelijk ongenaakbaar en daardoor had hij een enorme aantrekkingskracht op mensen. Scholte was net zo geïnteresseerd in hem als hij in Scholte.’
In het tv-programma Zomergasten, waar Bril in 2001 te gast is, vraagt presentator Adriaan van Dis of hij in de jaren tachtig, net als Van Dis zelf, het verlangen had om bij ‘het kringetje’ te horen.
‘Nou nee,’ reageert Bril. ‘Ik wás het kringetje.’
Spotlights
Op 3 november 2005 is de première van de theatertour Giphart & Chabot met Bril, in de Purmaryn te Purmerend. Voor het eerst staat Bril niet in zijn eentje op een podium om te declameren uit een laatste bundel, maar brengt hij samen met twee collega’s een heus literair variété. Gestoken in een gesponsord wit Hans Ubbink-pak met een gebloemd hemd staat Bril daar, met een wippende voet en soms een grote grijns. De tour zou eigenlijk een feestje worden van Ronald Giphart en Bart Chabot. Zij hebben beiden eerder met een theaterprogramma op de planken gestaan: Giphart met Joost Zwagerman, Chabot met Herman Brood. Maar Zwagerman vond het gereis te tijdrovend worden en Brood is dood. Als de Utrechtse romancier en de Haagse dichter/schrijver elkaar op een borrel spreken wordt een nieuw duo geboren.
Daar krijgt Bril lucht van. Hij houdt van voordragen en wil graag een ander publiek aanboren dan de dames met een Carry Sleebril die naar zijn columns komen luisteren. Dus Bril belt Chabot. ‘Hij zei door de telefoon dat hij eraan kwam om koffie te drinken. Hij kwam nooit koffiedrinken, maar nu was hij binnen een uur in Den Haag. Om te zeggen dat hij met onze theatershow wilde meedoen,’ vertelt Chabot. Hij overlegt met Giphart. Martin is een leuke vent. Martin ziet er goed uit. Maar Gipharts geliefde geeft de doorslag. Als Giphart haar vraagt of ze vindt dat Martin moet meedoen aan hun show, roept ze onmiddellijk dat ze een trio moeten vormen. ‘M’n vriendin zat soppend op de bank, jaaaa, Martin moet ook mee,’ vertelt Giphart in het Rotterdamse uitgaansmagazine NL 10. Vandaar de titel Giphart & Chabot met Bril.
Het is een geramde show, al zeggen ze het zelf. De heren vertellen beurtelings over liefde, dood, eenzaamheid en seks. Waar de een stopt, gaat de volgende spreker verder. Na Brils verhaal over verpleegster Heidi vertelt Giphart over de Antilliaanse Heidi, die met zijn moeder op de muziek van Trafassi danst. Ook is er interactie met het publiek. Dat wordt aangespoord om de beste openingszin van een flirt te sms’en. En er komt rook uit een heuse rookmachine. Met dank aan Bril. Hij heeft wekenlang bij Giphart en Chabot om het apparaat gezeurd.
Vermakelijk, is het algemene oordeel van theatercritici over de show, maar het had iets gevaarlijker gekund, en de twee oudgedienden vallen net iets te vaak terug op hun bekende succesnummers. Chabot blaast zich zoals altijd weer op, Giphart lijkt nog steeds geobsedeerd door triootjes. Nieuweling Bril verschuilt zich nog af en toe achter de tekst en neigt bij vlagen Chabot te imiteren, maar hij groeit snel.
Joost Zwagerman ziet een paar weken na de premiére een geslaagde voorstelling in de Amsterdamse Kleine Komedie. ‘De combinatie van die drie mannen was goed. Ze hadden ieder een eigen rol. Ronald was cabaretesk, Bart met zijn Johnny van Doornachtige uithalen theatraal en Martin las op zijn typerende monotone manier de meest beladen teksten voor. Hij won het publiek voor zich.’
Bij de aanwezige dames is Bril sowieso favoriet. De recensente van internetsite 8weekly.nl, Diana van der Sluis, ziet aan zijn grootse handgebaren en die beweeglijke voet dat Bril zich niet helemaal thuis voelt op het podium. Maar door zijn kwetsbare optreden worden de ‘geilste en seksistische teksten van hem haast aandoenlijk,’ schrijft ze. ‘Voorgelezen door een schattige man van middelbare leeftijd komen die teksten in een heel ander perspectief te staan.’
Volgens Giphart zorgt Bril alleen al met zijn aanwezigheid voor een golf van erotisch gesmacht in de zaal. ‘Martin kon crowdsurfen op de hunkering van meutes, al dan niet bejaarde, Volkskrantlezeressen.’ Bril is zich bewust van zijn aantrekkingskracht en hij maakt er gebruik van zodra de kans zich voordoet. In de kleedkamer, bijvoorbeeld. ‘Wij streken voor de voorstelling altijd onze overhemden,’ vervolgt Giphart. ‘Het gebeurde vaak dat wanneer Martin een strijkplank uitklapte een langslopende schouwburgdirectrice of medewerkster lachend aanbood om het klusje even van hem over te nemen. “Zou je dat echt willen doen, schat?” vroeg hij dan, de bout overhandigend.’
Die strijkbout zeult Bril altijd mee naar het theater. En niet alleen dat apparaat. Hij komt in iedere schouwburg aan met een AH-krat met een strijkbout, een koffiezetapparaat, een waterkoker, een voorraad thee voor een half jaar, folders van uiteenlopende bezienswaardigheden ten behoeve van mogelijke stukjes, medicijnen en etenswaren, genoeg crackers om een scheepsramp mee te overleven, honing, drop, zuigtabletten. En ook nog ‘heel veel boeken en 150 voorleesteksten, mocht zich pardoes een gaatje voordoen in het programma,’ aldus Giphart.
Bril vindt alles aan de theatertour fantastisch. Hij geniet van het voordragen en van de aandacht, de optredens bevorderen zijn herkenbaarheid en daarmee de verkoop van zijn boeken, en over elke plaats waar hij optreedt, kan hij een of meerdere columns schrijven – dat scheelt tijd en geld, want dan kan hij de benzinekosten en versnaperingen op de krant verhalen. Maar het leukste is het gekeet en gekloot met de boys.
Steevast pist Bril bij binnenkomst in de wastafel van de kleedkamer en smijt er een sigarettenpeuk achteraan. Het is een ritueel waarop Giphart door schouwburgdames wordt aangesproken, omdat ze niet tegen Bril persoonlijk durven te zeggen dat hij een smeerkees is. Giphart heeft nu eenmaal de meest serieuze uitstraling van het stel, weet Chabot. Hij is ook de pater familias. ‘Ronald is de jongste van ons drieën, maar als we op tournee gingen, gedroeg hij zich het meest volwassen. Martin is een jongen gebleven. Net als ik, eigenlijk. Als hij bij ons in de kleedkamer in de wasbak ging pissen, ging ik uit wraak bij hem winden laten. Het was een rock-’n-roll band, maar dan zonder instrumenten.’
Theater
Bril gaat er helemaal in op, zegt Jan Mulder, die Brils theatershow heeft gezien en hem ook wel eens treft bij literaire bijeenkomsten. ‘Ik zag Martin tijdens de voorstelling geleidelijk veranderen. Hij werd steeds theatraler, bijna té. Maar echt té werd het nooit, want ineens gaf hij een wending aan zijn verhaal en aan zijn houding en begon hij onbedaarlijk te lachen. Of je zag hem innerlijk lachen.’
De schutterige jongen van weleer heeft zijn knulligheid afgeschud. Als debutant brak hem het angstzweet uit als hij in een boekwinkel moest lezen voor vijfentwintig mensen, maar de Volkskrantcolumnist geniet van de spotlights. En dat niet alleen. Het is de hele entourage die hem in vervoering brengt, weet Mulder sinds hij Bril achter de schermen zag van een uitverkocht Vredenburg.
‘Voordat Martin het toneel opging, stond hij met een witte handdoek om zijn nek tussen de coulissen naar de vijftienhonderd man in de zaal te gluren. “Even kijken,” zei hij, “of er een man met een sigaar in de zaal zit, want dat maakt het licht zo prachtig.” Hij zag meteen een filmische setting voor zich en was zelf een personage in dat decor. Die handdoek, zogenaamd tegen het zenuwenzweet, was Martin ten voeten uit. Hij voelde zich achter die gordijnen Cassius Clay, Frank Sinatra en Toon Hermans ineen.’
Bril bezit een grote verbeeldingskracht, zegt hij zelf in interviews. Een fantast, noemt Mulder hem. Hij denkt aan Brils ideeën over de theatershow waarvoor Bril hem benaderde omdat Giphart zei in 2008 te willen stoppen met touren. ‘Martin wilde die nieuwe show groots aanpakken. We zouden optreden in grote zalen en hij had bedacht dat er een revue-achtig showballet moest komen, van die dames die op een rijtje met hun benen gingen zwaaien. Als ik daarom lachte, lachte hij met me mee, maar even later kwam hij erop terug. Hij had al uitgerekend hoeveel het zou gaan kosten en hoe we die dames gingen financieren. “Dat ballet kost ongeveer een ton,” zei hij. “Maar als jij iets met Jaguar of BMW doet en ik met Volvo, komen we wel aan dat ton.’ Martin meende het. Hij was vol van het idee. “Jan,” zei hij. “Als we gaan toeren, rijdt die bus vol dames achter onze auto’s aan naar Zwolle.”’
Bril gaat graag op in zijn zelfbedachte scènes. Mulder ziet hem nog voor zijn deur in Bussum staan, met een groot zwart leren jack aan waar het kleine koppie van een kitten uitstak. ‘De familie Bril had jonge poesjes en wij wilden er wel een. Het leek me logisch dat ik het beestje in Amsterdam zou ophalen, maar nee, Martin wilde dat poesje per se komen brengen, en toen hij voor mijn deur stond begreep ik waarom. Hij verheugde zich op het moment waarop hij dat katje onder zijn jack vandaan kon halen en ik naar de naam zou vragen en hij kon doen alsof hij die naam ter plekke verzon. Zo ging het namelijk. Toen ik vroeg: Hoe heet die poes, Martin? Zei hij: “Eh….”, keek wat rond, fronste zijn voorhoofd, en na een korte stilte: “Truusje.” Alsof je over de naam Truusje zo lang moet nadenken, hahaha.’
De Brilbiografe
Astrid Theunissen (1968) was jarenlang redacteur bij HP/De Tijd, waarin ze in 2006 de exclusieve interviews publiceerde met Alicia de Bielefeld, de tot dan onbekende, buitenechtelijke dochter van Prins Bernhard in Amerika.
In mei 2010 publiceerde ze Slappe Zakken!, een non-fictieboek over hedendaagse mannen met bindingsangst dat voor veel ophef zorgde.
Het door de uitgever als ‘biografische schets’ gepresenteerde De schelmenjaren van Martin Bril verschijnt deze maand bij uitgeverij Meulenhoff – € 17,50.
Esquire, mei 2014, pagina 98 t/m 103
https://www.internetboekhandel.nl/base/54/content/9029088354.pdf
PDF:
Astrid Theunissen – Voorpublicatie Bril verhuist naar Amsterdam en Bril gaat op tournee
Plaats een reactie