Arjan Peters – Is het aftellen begonnen?
Ooit droomden mensen van een nieuwe wereld. In de kolossale roman Zwerm legt Peter Verhelst zijn mantel van moderne sprookjesverteller af, om er door middel van een ruige thriller op te wijzen, dat die nieuwe wereld wellicht is aangebroken – en dat die niets van een antieke droom heeft…
Is dat schrikken, of niet? Dat is de grote vraag bij dit ambitieuze romanproject, waarin Verhelst zich – net als zijn collega’s Michael Cunningham, Kazuo Ishiguro en Michel Houellebecq in hun laatste romans – op een toekomstbeeld stort, waarin de mens is vervangen door een kloon, een “ding,” dat van beul in slachtoffer kan veranderen (en omgekeerd; een mutant staat voor niets), een perpetuum mobile, waarover de moraal geen heerschappij heeft. Was vroeger de ‘V’ het symbool van victorie en vrede,vandaag of morgen zal de letter staan voor vernietiging en virus.
Veel trekt Verhelst uit de kast om van zijn ‘ding’ geen geruststellende roman te maken, maar een nieuwe oerknal. Permanente heftigheid, op even zo vele pagina’s als het Getal van het Beest, beginnend bij 666 en aflopend tot 1: je kunt het een waagstuk noemen. Maakt u gebruik van internet? Ooit stilgestaan bij de volgende voetnoot, die Verhelst er als service bij levert: ‘Het Hebreeuwse equivalent van w’ is wav’. De numerieke waarde van wav’ is zes. www: 666. World wide web.’ Denk daar maar eens aan als u van plan was zorgeloos te gaan surfen. Het einde der tijden is nabij, het aftellen begonnen.
In zijn vorige romans en gedichten gaf Verhelst zijn onvrede te kennen over kunst, die alleen binnen het kunstzinnige domein betekenis heeft. Dat is hem te veilig. Hij wil de grenzen overschrijden door van zijn boeken een welhaast lichamelijke sensatie te maken. Geen sprookjes meer (waar hij een uitgesproken talent voor heeft; zie De kleurenvanger), maar iets níeuws, iets anders, dat flitst, kerft, daadwerkelijk ingrijpt. Iets, dat er nog niet was. Als de kunstwereld op een bomaanslag alleen nog kan reageren door het autowrak ten toon te stellen (zoals Rob Scholte deed, nadat hij beide benen had verloren, en zoals ook in Zwerm gebeurt), dan is dat gruwelijk, maar niet voldoende. Dat is een commentaar – terwijl er een nieuwe taal nodig is om de nieuwste verschrikkingen te kunnen uitdrukken.
Zoiets moet Verhelst hebben bezield. Maar wat doet hij? Hij voert ene Rimbaud op, die onder de naam DJ/VJ Sponge achter zijn computer zit te jongleren met beelden en klanken. Een zijmuur van zijn opnamestudio is overwoekerd met projecties: ‘organische vormen, waaruit letters opdoemen, die zich slechts openbaren aan wie de muur minutenlang fixeert. Boodschappen, die zowel kunnen worden begrepen als satanische oproepen, als echo’s van Nostradamus, als oproepen tot een nieuwe seksuele revolutie of gewoon als zuchten van de ondoorgrondelijke wereld zelf. Even vertrouwd en verontrustend als het ruisen van water door de verwarmingsbuizen.’
Maar dit is een traditionele beschrijving van een vreemde wereld, in plaats van dat het die nieuwe wereld is. De taal is, om zo te zeggen, niet mee gemuteerd. En dat bezwaar gaat ook op voor de omgekeerde pagina aanduiding, zwarte pagina’s met witte letters in het hart van het boek, pagina’s gevuld met één eindeloos herhaald woord, de dilettantistische kabbalistiek, vetgedrukte letters, symbolen en typografische grollen. Allemaal trucs en experimenten, die reeds lang deel uitmaken van het modernistische repertoire.
En verder terug in de literatuurgeschiedenis. De twee zwarte pagina’s in Laurence Sternes Tristram Shandy (1759-67) staan ons nog helder voor de geest, en van Van Ostaijens ‘Boem Paukeslag’ naar Verhelst’s ‘Actie Cut’ is een kleinere stap dan de laatste denkt.
Absurdistisch dialoogje uit Zwerm: ‘Hoe heet u?’ ‘En u heet?’ ‘Zeer heet.’ Maar Verhelst voegt hier aan toe: ‘Idioot gewauwel van twee mensen, die zich dronken voeren met elkaar.’ De lezer bijpraten, dat is dodelijk voor de actie en vervreemding, die de auteur voor ogen staan.
Waarmee deze turf het doel mist, en in dezelfde steriele spielerei ontaardt, die zoveel sciencefiction ongenietbaar maakt. De lezer wordt niet ontwricht, maar murw gebeukt, zodat hij begint te verlángen naar de rot klap, waar hij zo bevreesd voor had moeten zijn.
Pixels, klonen, samples, biochemische wapens en experimenten, de Hofstadgroep, Vietnam, Deep Throat, Mengele, popsongs, films, het World Trade Center (hier aangeduid als het ‘Zilverkleurig Complex’, trouwens al jaren vóór 11 september 2001 door Cees Nooteboom op vergelijkbare wijze, met een visioen van de ineenstorting, omschreven in De zucht naar het westen): hoeveel Verhelst ook overhoop haalt, zijn Zwerm dendert onherroepelijk af op de valkuil, die elke geëngageerde contemporaine roman op zijn pad aantreft, namelijk dat we de auteur amechtig achter het laatste nieuws aan zien hollen, zonder dat zijn lezer wordt geraakt.
‘Wat betekent veiligheid nog in deze tijden?’, roept Verhelst uit, op twee derde van zijn boek. Fnuikende zin, zo’n retorische vraag. De lezer had zich dat bevend moeten afvragen, en Verhelst had het moeten tonen.
Zwerm is een boek, dat een actiefilm nadoet, Verhelst’s eigen Apocalypse Now. Zien zwarte gaten zwart van de informatie, en kunnen we aanstonds zwarte gaatjes in het menselijk lichaam inbrengen met een biologische computer? Zodat we eindeloos verhalen kunnen creëren, als futuristische mutanten?
Dat merken we dan wel weer, als het echt moet. Verre van gemuteerd, virusvrij, onaangedaan, gapend zelfs klapte ik Zwerm dicht. Hoe desperaat Verhelst ook pretendeert zich uit te spreken over nu, zijn boek is hopeloos retro.
Peter Verhelst
Zwerm – geschiedenis van de wereld
Prometheus
666pagina’s
24,90
ISBN 90 446 0675 I
De Volkskrant, 16 september 2005, 0:00
https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/is-het-aftellen-begonnen-~bd7ebc5b/
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Verhelst
Plaats een reactie