Adeline Ravoux – Herinneringen aan Vincent van Gogh’s verblijf in Auvers-sur-Oise
Vincent Van Gogh kwam eind mei 1890 bij ons; ik kan mij de datum niet meer precies herinneren. Men zegt dat hij korte tijd in het Hotel Saint Aubin verbleef direct na zijn aankomst in Auvers, maar zelf heb ik hem er nooit over gehoord. U hebt de kleine slaapkamer kunnen zien die hij bij ons betrok, op de tweede verdieping, de kamer recht tegenover de trap. Toen ik op 7 mei naar Auvers reisde corrigeerde ik de vergissing die de tegenwoordige eigenaar over dit onderwerp maakte wat betreft de slaapkamer op de eerste verdieping die hij nooit had gebruikt. De kamer in de lobby waar hij schilderde (de “artiesten kamer” zoals we die noemde) bestaat nog steeds, hoewel iets kleiner door een hal. Het verslag van mijn reis naar Auvers werd gepubliceerd in Les Nouvelles Littéraires van 12 augustus 1954.
Van zijn kleding kan ik me slechts zijn blauwe jasje herinneren dat hij altijd droeg en wat korter dan normaal was. Hij droeg geen boord en ook geen stropdas. Als hoofddeksel droeg hij een vilten hoed met grote flappen, en als de zon scheen een strooien hoed zoals deze door tuiniers of vissers werd gedragen. Over het algemeen zag hij er onverzorgd uit. Hij was goed gebouwd, de schouder aan de kant van zijn verwonde oor wat afhangend, en een zeer doordringende maar vriendelijke en rustige blik, maar niet erg communicatief van karakter. Als je hem aansprak, antwoordde hij altijd met een vriendelijke glimlach. Hij sprak erg goed Frans, soms wat naar woorden zoekend. Hij dronk nooit alcohol. Ik wil dit met nadruk zeggen. De dag van zijn zelfmoord was hij beslist niet dronken, zoals sommigen beweren. Toen ik later hoorde dat hij in een gekkenhuis had gezeten in de Midi, was ik zeer verrast; in Auvers leek hij altijd zeer beheerst en vriendelijk. Hij werd bij ons zeer gerespecteerd. We noemden hem gemoedelijk “Meneer Vincent”. Hij mengde zich nooit tussen de bezoekers van het café.
Hij gebruikte zijn maaltijden samen met twee andere onderhuurders, Tommy Hirschig (die we gewoon Tom noemden) en Martinez de Valdivielse. Tommy Hirschig was een Nederlandse schilder. Hij leek mij zo drientwintig of vierentwintig jaar oud. Hij kwam iets later bij ons dan Van Gogh. Hij sprak vrijwel geen Frans en sprak het heel slecht gedurende lange tijd en gebruikte verkeerde woorden, waar soms smakelijk om werd gelachen. Hij was een erg opgewekte vent, niet een harde werker, en werd meer in beslag genomen met mooie meisjes dan schilderen. Zijn relatie met Van Gogh leek mij erg oppervlakkig. Ik vond het moeilijk om hun gesprekken te volgen omdat zij Nederlands sproken. Vincent leek hem niet al te serieus te nemen. Hirschig vertrok uit ons huis in Auvers kort na het overlijden van van Gogh. Ik zelf denk dat Van Gogh bij ons was vanwege de lage huur (3.50 Francs per dag). Het was in elk geval niet Dr. Gachet die hem bij ons had gebracht. We hadden geen contact met deze dokter en ik had hem voor de dood van Vincent nog nooit bij ons gezien.
Martinez de Valdivielse was een Spaaanse aquarellist in ballingschap en had zijn geboorteland verlaten vanwege zijn carlistische opvattingen. Hij werd ruimschoots door zijn familie onderhouden. Martinez bezat een huis in Auvers en kwam alleen bij ons eten. Hij was een grote goed uitziende man met een lange grijs-bruine baard, met het profiel van iemand als op een medaille. Hij was erg levendig maar zenuwachtig en liep altijd met grote passen het hele huis door. Hij kon zich erg goed in het Frans uitdrukken en vond het prettig met Vader te spreken, die hij bijzonder respecteerde. De eerste keer dat hij een doek van Van Gogh zag, riep hij met het voor hem gebruikelijke vuur uit: “Welk varken heeft dat gemaakt?” Vincent antwoordde hem zoals gewoonlijk heel beheerst van achter zijn ezel: “Dat was ik, Monsieur.” Zo hebben zij elkaar voor het eerst leren kennen.
Zij konden vrij goed met elkaar overweg en hadden een lange verhitte debatten, vooral over kunst en kunstenaars die zij kenden waarbij de een zich met vuur en enthousiasme uitdrukte en de ander beheerst. Ik denk dat Martinez het schilderen van Van Gogh niet echt kon bewonderen. Vincent schrijft niet over hem in zijn brieven, tenminste niet in de gepubliceerde brieven. In de Van Gogh briefwisseling behoort Dr. Gachet niet tot zijn relaties. Maar ik geloof dat het verhaal dat Vincent elke zondag en maandag daar ging eten waarschijnlijk niet waar is, of op zijn minst overdreven, want ik kan mij niets van de afwezigheid van Meneer Vincent herinneren tijdens de maaltijden die hij regelmatig bij ons nuttigde. Integendeel, ik ben er van overtuigd dat er geen intieme vriendschapsband bestond tussen de dokter en de kunstenaar. Dit moeten de kenners maar verder uitmaken.
Het menu dat in die periode werd geserveerd was: vlees, groente, sla en dessert. Ik kan mij niet herinneren dat Meneer Vincent een speciale voorkeur had. Hij sloeg geen enkele maaltijd af. Hij was geen lastige gast. Religie kwam bij ons thuis nooit ter sprake. We zagen Vincent van Gogh nooit in de kerk of in gezelschap van priesters. Ik heb nooit Protestanten ontmoet in Auvers. Voor zover ik weet ging Vincent bij niemand op bezoek in het dorp. Hij sprak slechts weinig met ons. Vader, die zich slechts een paar maanden voor de komst van Vincent in Auvers had gevestigd, was toen 42 jaar oud. Hij sprak niet over kunst en had nooit problemen met hem over materiële zaken.
Vincent had wel een zekere genegenheid opgebracht voor mijn kleine zusje Germaine (tegenwoordig Mevr. Guilloux, die bij mij woont). Zij was toen een baby van twee jaar. Elke avond na het eten nam hij haar op schoot en tekende Het zandmannetje voor haar op een lei: een paard en wagen met daarin het zandmannetje dat handenvol zand rondstrooide. Daarna gaf het kleine meisje iedereen een kus en ging naar bed.
Vincent had niet met mij gesproken voordat hij mij portretteerde, behalve misschien een paar woorden uit beleefdheid. Op een goede dag vroeg hij mij: “Zou je het leuk vinden als ik je portretteerde”? Hij wilde het blijkbaar erg graag doen. Ik vond het goed en hij vroeg mijn ouders om toestemming . Ik was toen dertien jaar, maar sommigen schatten mij op zestien. Hij schilderde mijn portret op een namiddag en zonder onderbreking. Vincent zei geen woord tegen mij tijdens het portretteren en rookte voortdurend pijp.
Hij vond mij erg goed opgevoed en complimenteerde mij omdat ik niet had bewogen. Ik werd er niet moe van, maar ik vond het leuk om hem te zien schilderen en ik was erg trots om voor mijn portret te poseren. Ik was in het blauw en zat op een stoel. Een blauwe strik bond mijn haar. Ik heb blauwe ogen. Hij gebruikte blauw voor de achtergrond van het portret, dat daarom een Symphony in blue was. Meneer Vincent maakte ook een kopie in vierkant formaat dat hij zijn broer toestuurde, zoals hij aangeeft in een van zijn brieven. Ik heb niet gezien dat hij deze kopie maakte. Er is ook een derde portret van mij. Maar dit ken ik niet.
Wat ik graag zou willen benadrukken is dat ik maar een keer voor een portret poseerde. Ik moet bekennen dat ik niet erg tevreden was met mijn portret en zelfs teleurgesteld: Ik zag geen enkele gelijkenis. Desondanks kwam iemand verleden jaar bij mij op bezoek om over Van Gogh te spreken: bij de eerste ontmoeting herkenden zij mij van het portret dat Vincent had gemaakt en zeiden: “Dit is niet het meisje dat Vincent zag, maar de vrouw die je later zou worden”. Mijn ouders konden dit schilderij niet erg waarderen en niemand anders die het destijds onder ogen kwam. In die tijd begrepen slechts weinigen iets van de schilderijen van Van Gogh. Wij behielden het schilderij tot 1905. Ik geloof dat Vincent dit schilderij als ook het Gemeentehuis van Auvers aan Vader cadeau had gedaan. Ik zag Vincent weer voor mij toen hij dit laatste doek schilderde, op de stoep`tegenover het café: het was de 14e Juli, het Gemeentehuis was versierd en er hingen slingers en lampions rond de bomen.
Na vijftien jaar begon de verf op de doeken te schilferen. We woonden toen in Meulan. Tegenover ons café stond het Hotel Pinchon, waar kunstenaars logeerden; er waren ook twee Amerikanen, ene Harry Harronson, die ook in Paqrijs woonde, aan de Rue de Marché au Beurre, nº 2, geloof ik, en in Meulan, en een andere met de bijnaam “Le petit père Sam” (of Vadertje Sam); er was ook een Duitser en een Nederlander die beweerde tot de Van Gogh familie te behoren. Zij wisten dat Vader twee werken van van Gogh in zijn bezit had.
Zij vroegen of ze de werken konden zien en stonden er later op dat Vader hen de doeken zou geven, omdat, zoals zij zeiden: “ De verf is aangetast en het is noodzakelijk ze te behandelen.” Geconfronteerd met de verslechterende toestand van de schilderijen, zei Vader tegen hen: “Hm! Eh, wel, geef me beiden tien Francs per stuk.” Dus op deze manier gingen deze schilderijen van Van Gogh van de hand voor veertig Francs: De vrouw in blauw en Het Gemeentehuis van Auvers op de 14e Juli.
De dagen van Van Gogh waren vrijwel allemaal hetzelfde. Hij ontbijte eerst en om negen uur ging met zijn ezel en schilders kist op pad het land op, altijd met de pijp in de mond, op weg om te schilderen. Hij was altijd precies om twaalf uur terug voor het middageten. In de namiddag werkte hij vaak verder aan een schilderij in de “schilders kamer”. Soms werkte hij daar tot het avondeten, soms ging hij een paar uur uit en kwam dan terug voor het eten. Na het eten speelde hij wat met mijn kleine zusje en tekende dan de “zandman” voor haar en ging vervolgens direct naar zijn slaapkamer. In het café zag ik hem nooit schrijven, ik denk dat hij dit ‘s avonds op zijn slaapkamer deed.
Het volgende is alles wat ik over zijn dood weet.
Op die Zondag ging hij direct na het middageten naar buiten, wat ongebruikelijk was. Tegen het donker worden was hij nog niet terug, wat ons erg verbaasde omdat hij bijzonder attent was in zijn relatie met ons, hij hield zich altijd aan de normale etenstijden. We zaten allemaal buiten op het café terras, want op Zondag was het gewoonlijk drukker en vermoeiender dan door de week. We zagen Vincent aankomen toen het al donker was, het moet ongeveer negen uur zijn geweest. Vincent liep voorover gebogen, zijn handen op de maagstreek, hetgeen zijn gewoonte om de ene schouder hoger op te trekken dan de andere benadrukte. Moeder vroeg hem: “Meneer Vincent, we waren ongerust en we zijn blij dat u weer terug bent; had u moeilijkheden?”
Hij antwoordde kreunend: “Nee, maar ik heb…” . Hij maakte zijn zin niet af , ging de gang door, de trap op naar boven naar zijn slaapkamer. Dit heb ik zelf gezien. Vincent kwam zo vreemd over dat Vader opstond en de trap op ging om te zien of hij iets kon horen.
Hij dacht dat hij gekreun hoorde, ging snel naar boven en vond Vincent in bed in een wat opgetrokken houding, de knieën tegen de kin, luid kreunend: “Wat scheelt er aan”, zei Vader, “ben je ziek?” Vincent stroopte toen zijn hemd omhoog en liet hem een kleine wond zien in de hartstreek. Vader riep uit: “Arme stakker, wat is er gebeurd?”
“Ik heb geprobeerd mezelf te doden”, antwoordde Van Gogh.
Dit was precies wat hij zei, onze Vader vertelde het heel vaak aan mijn zus en mij, want de tragische dood van Vincent van Gogh is altijd een van de belangrijkste gebeurtenissen in ons leven gebleven. Op zijn oude dag was Vader blind geworden en vond het prettig herinneringen op te halen en de zelfmoord van Vincent was wat hij het vaakst vertelde en tot in de kleinste details.
Tussen haakjes, ik wil hier elke twijfel wegnemen over de betrouwbaarheid van Vader’s geheugen, dat wonderbaarlijk goed was. Hij vertelde aan zijn klanten van ons café zijn herinneringen aan de oorlog van 1870. Dit kwam ook ter kennis van de columnist van de Petit Parisien, een expert in historische vraagstukken – zijn naam was M. Saint- Yves geloof ik, – en deze trok Vader’s verhalen na; alle details die hij verschafte, blekten te kloppen en zijn lippen werden nooit betrapt op een vergissing.
Nu de betrouwbaarheid van Vader’s getuigenis is bevestigd, ga ik verder met het verslag van zijn herinneringen aan de dood van deze grote schilder. Ik moet eerlijk zeggen dat de manier waarop sommige biografen tegen mij over Vader hebben gesproken, voor mij erg schokkend was. Vader was geen onfatsoenlijke man. Zijn eerlijkheid was spreekwoordelijk: hij werd niet voor niets Pater Ravoux genoemd. Hij dwong respect af.
Ik ga daarom verder over wat Vincent van Gogh aan vader toevertrouwde gedurende de nacht van Zondag op Maandag die hij bij hem doorbracht.
Vincent was naar het korenveld gegaan waar hij eerder had geschilderd, achter het kasteel van Auvers dat in die tijd toebehoorde aan Monsieur Gosseling die in Parijs woonde, in de Rue Messine. Het kasteel was iets meer dan een halve kilometer van ons huis vandaan. Je kon er komen door een steile heuvel op te klimmen die bedekt was door schaduwrijk geboomte. We weten niet hoe dicht hij in de buurt van het kasteel kwam. In de loop van middag, op de weg die onder langs de kasteel muur loopt, zo heeft mijn vader begrepen, schoot Van Gogh op zichzelf en raakte buiten kennis. De koele avondlucht wekte hem weer tot leven. Op handen en voeten zocht hij naar de revolver om zichzelf voorgoed dood te schieten, maar hij kon hem niet vinden (de revolver werd pas de volgende dag gevonden). Vincent gaf het op en daalde de heuvel af in de richting van ons huis.
Ik was natuurlijk zelf nooit echt betrokken bij de doodsstrijd van Van Gogh, maar ik was getuige van vrijwel alles dat er gebeurde, en dit is wat ik wil vertellen.
Nadat hij de wond in de buurt van het hart had gezien, kwam vader snel vanuit de slaapkamer waar Vincent lag te kermen naar beneden en vroeg Tom Hirschig een dokter te zoeken. In Auvers was een dokter uit Pontoise met een ruimte op de begane grond waar hij spreekuur hield. De dokter was er niet en Vader stuurde Tom naar Dokter Gachet, die in het hoger gelegen deel van het dorp woonde, maar in Auvers geen spreekuur hield.
Wat was de relatie van Dr. Gachet met Van Gogh? Vader negeerde hem volledig, de dokter was nog nooit eerder bij ons thuis geweest en uit het tafereel waarbij mijn vader aanwezig was, kon hij niet merken dat er van enige relatie sprake was, integendeel.
Na het bezoek van de dokter zij vader tegen ons: “Dr. Gachet heeft Meneer van Gogh onderzocht en de wond verbonden met verband dat hij zelf had meegebracht”. (men had hem gewaarschuwd dat er iemand zwaargewond was). Hij stelde vast dat het een verloren zaak was en vertrok onmiddellijk. Ik weet zeker dat hij niet meer terugkeerde: niet diezelfde avond, en ook niet de volgende dag. Vader vertelde ons opnieuw: “Tijdens het onderzoek en toen hij de wond aan het verbinden was, zei Dr. Gachet geen woord tegen Meneer Vincent.”
Nadat hij de dokter naar zijn huis had gebracht, ging Vader naar boven naar Meneer Vincent en bleef er de hele nacht. Tom Hirschig bleef bij hem in de buurt.
Voordat de dokter kwam, had Vincent om zijn pijp gevraagd en Vader had deze voor hem aangestoken. Na het vertrek van de dokter rookte hij verder en rookte een groot deel van de nacht. Het leek alsof hij veel pijn had en kreunde geregeld. Hij vroeg aan vader zijn oor op de borst te leggen en of hij het geborrel van de interne bloeding kon horen. Vrijwel de hele nacht bleef hij rustig, soms doezelde hij wat.
De volgende morgen verschenen er twee gendarmes van de Méry brigade aan de deur, waarschijnlijk gealarmeerd door geruchten. Een van hen, genaamd Rigaumon, ondervroeg Vader op een onprettige toon: “Is dit de plaats van de zelfmoord?” Nadat Vader hem had gesmeekt zijn toon te matigen, nodigde hij hem uit naar de bedlegerige naar boven te gaan. Hij ging voor de gendarme de slaapkamer in en legde Vincent uit dat de gendarmes hier aanwezig waren omdat de Franse wet een onderzoek vereiste. De gendarme ging de kamer binnen en Rigaumon, nog steeds op dezelfde toon, ondervroeg Vincent: “Bent U degene die zelfmoord wilde plegen?”
– Ja, ik geloof van wel, antwoordt Vincent met zijn gebruikelijke zachte stem.
– U weet dat U hier niet het recht toe hebt?
Met dezelfde zachte stem antwoordde Van Gogh: “Gendarme, dit lichaam is van mij en ik ben vrij om er mee te doen wat ik wil. Beschuldig niemand, omdat ik het was die zelfmoord wilde plegen.”
Vader vroeg de gendarme, een beetje vinnig, niet verder aan te dringen.
Vanaf ‘s morgens zag Vader er erg tegenop hoe hij het Theo, de broer van Vincent, zou moeten vertellen. Het slachtoffer bevond zich in een schemertoestand en was niet in staat nauwkeurige informatie te verschaffen. (De opleving tijdens het bezoek van de gendarmes had hem erg vermoeid). Maar hij wist dat Vincent’s broer verkoper was bij de Kunstgalerij Boussod Valadon, boulevard Montmartre in Parijs en verstuurde een telegram naar dit adres zodra het postkantoor open was. Theo kwam per trein halverwege de namiddag. Ik herinner mij nog goed hoe hij kwam aanrennen. Het station was dichtbij. Hij was een beetje kleiner dan Vincent, slank, zag er goed uit en leek een erg aardige man. Maar zijn gezicht was door verdriet getekend. Hij ging onmiddellijk naar boven naar zijn broer, kuste hem en sprak tegen hem in hun eigen taal. Vader trok zich terug en hielp hem niet verder. Hij ging niet weer naar binnen gedurende de avond. Na de emoties bij het zien van zijn broer was Vincent in coma geraakt. Theo en mijn vader waakten bij het slachtoffer tot aan zijn dood, welke om een uur in de ochtend intrad. Het was Vader, samen met Theo, die ‘s morgens de overlijdensakte tekende op het Gemeentehuis.
Het huis was in rouw alsof iemand van ons was overleden. De deur van het café bleef open, maar de luiken aan de voorkant waren gesloten. In de namiddag, nadat de lijkbaar was opgesteld, werd het lichaam naar de “schilders kamer” gebracht. Tom was weggegaan om wat groene takken en bladeren te zoeken om de kamer te versieren en Theo liet de doeken die Vincent had achtergelaten rondom de kist plaatsen: De kerk van Auvers, De irissen, De tuin van Daubigny, Het kind met sinaasappel, etc. Aan het voeteneind van de lijkkist werden zijn palet en verfkwasten neergelegd. Onze buurman, Meneer Levert de timmerman had het onderstel geleend. Het kind van deze laatste, twee jaar oud, was door Van Gogh geschilderd in het schilderij Het kind met de sinaasappel.
Meneer Levert had ook de lijkkist gemaakt.
Les Nouvelles littéraires had een foto van ons huis in Auvers geplaatst waarop Vader, mijn zusje Germaine, het kindje van Levert en ik te zien zijn.
De begrafenis vond twee dagen na het overlijden plaats, in de namiddag. Ongeveer twintig kunstenaars volgden het lichaam naar de begraafplaats. Vader was er ook bij, evenals Tom en Martinez en de buren, die Meneer Vincent elke dag zagen als hij ging schilderen.
Theo, Tom, Dr.Gachet en zijn zoon Paul die toen ongeveer zestien jaar was, vergezelden Vader op de terugweg. Ze gingen de “schilders kamer binnen” waar de lijkkist had gestaan en waar de doeken waren opgesteld. Theo wilde de mensen die zijn broer hadden geholpen bedanken door enkele doeken ter herinnering aan de overleden kunstenaar schenken. Vader was blij met mijn portret en het Gemeentehuis van Auvers dat Meneer Vincent hem had gegeven toen hij nog leefde. Toen hij Dr. Gachet uitnodigde, koos deze verscheidene doeken en gaf ze aan zijn zoon Paul: Rol ze op, Coco”, en droeg hem op er een pakje van te maken. Daarna nam Theo mijn zusje Germaine bij de hand om een stuk speelgoed uit te kiezen: het was een uit riet gevlochten mandje met iets uit de keuken. Tot slot pakte Theo de spullen van zijn broer bij elkaar. Wij zagen hem nooit meer terug.
Later hoorden wij dat hij vrijwel onmiddellijk na de zelfmoord van zijn broer ernstig ziek was geworden en een paar maanden later dood was. Zijn lichaam werd naar Auvers teruggebracht waar het naast dat van zijn broer werd begraven. Wat waren de motieven voor de zelfmoord van Vincent?.
Dit is wat Vader er van dacht: Theo had een zoontje en Vincent was dol op zijn kleine neefje. Hij was bang dat zijn getrouwde broer, door de stijgende kosten, hem niet langer kon onderhouden zoals voorheen. Dit had Vincent aan Vader te kennen gegeven en hij vertelde hem dat de laatste brief van Vincent in die trant was geschreven. Deze is gepubliceerd onder Nº 692 in de serie Brieven aan Theo; werd deze brief wel volledig gepubliceerd? Het motief voor de zelfmoord blijkt niet duidelijk uit de brief.
Omtrent Vincent’s geld probleem, dat Theo aan Vader toevertrouwde, is niets in de brieven terug te vinden, waardoor ik begin te vermoeden dat er stukken ontbreken in de publicatie van de brieven. Veroorzaakte de briefwisseling van Vincent van Gogh soms problemen, die iemand probeerde te verbergen?
Over zijn tegenslagen in de liefde, het geringe succes van zijn schilderijen en van zijn leven wisten we niets en wij zouden zijn financiële probleem zeker hebben genegeerd als Theo tegen Vader zou hebben verteld dat zij voor Vincent zorgden, want hij betaalde trouw zijn huur.
Dit was mijn verslag. Ik wil dat het volledig wordt gepubliceerd zonder veranderingen in de tekst. Ik ben de laatste tijd door journalisten geïnterviewd die mijn woorden niet bepaald waarheidsgetrouw weergaven of mijn verklaringen op soms onaangename wijze vermengden met hun persoonlijke opvattingen, zelfs zover gingen te verdraaien wat ik ze had verteld of mijn memoires dusdanig misbruikten dat ik het interview geweigerd zou hebben als ik dat geweten had.
Ik ben ongetwijfeld de laatste persoon nog in leven die Vincent van Gogh persoonlijk heeft gekend en zeker de enige levende getuige van zijn laatste dagen.
Het lijkt mij daarom dat mijn getuigenis, die zonder enige literaire pretentie is, van essentiële waarde is voor de geschiedenis van het leven van Vincent van Gogh in Auvers en welke niet verstrikt is geraakt in fantasieën die in de loop van de jaren werden verspreid door Joost mag weten door wie en met welk doel. Ik voeg hier nog aan toe dat mijn getuigenis alleen kan worden gebruikt bij het schrijven van de geschiedenis van het leven van Vincent van Gogh in Auvers wanner de inhoud volledig wordt gerespecteerd. Het is goed mogelijk dat deze ware herinneringen van een levende ooggetuige niet overeenkomen met de nu algemeen geldende legendes.
Maar zij – (en latere schrijvers die naar hun woorden verwezen) die de geschiedenis van het leven van Vincent van Gogh hebben beschreven, zullen moeten toegeven dat zij pas in 1953, ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van deze grote kunstenaar over wie de pers zo bezorgd is, de vrouw hebben gevonden genaamd De vrouw in blauw. Dus gedurende meer dan 63 jaar is er geen enkel getuigen verslag onderzocht over zijn leven en van haar herinneringen van het leven van Vincent in Auvers-sur-Oise. Er is daarom, op onbetrouwbare gronden, een legende gebouwd rond het leven van Van Gogh in Auvers-sur-Oise.
Naar mijn beste eer en geweten heb ik verteld wat ik heb gezien en vervolgens wat ik had gehoord van mijn vader, die de tragische nacht van 27 Juli 1890 alleen bij Vincent had doorgebracht. Ik zou graag willen dat mijn getuigenis als een nuttig document wordt gezien om te bewaren en dat het als een bronvermelding zal dienen voor iemand die de ware geschiedenis wil schrijven over het verblijf van Vincent van Gogh in Auvers-sur-Oise.
http://www.vggallery.com/international/dutch/misc/archives/a_ravoux.htm
Merci Beaucoup Adeline Ravoux.
Een boeiend verslag, waarheidsgetrouw en met m.i. terechte kritiek op auteurs van boeken over Van Gogh. Ik geef zelf rondleidingen in het Van Gogh huis in Nieuw Amsterdam