Rechtbank N-H – Uitspraak buiten zitting over verzoek voorlopige voorziening, zaaknummer HAA 19/3348, 15 augustus 2019 (PDF) + RvS – Jurisprudentie: ECLI:NL:RVS: 2015:1965, 24 juni 2015
Rolbericht met uitspraak over het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer HAA 19/3348 BESLU JAN1, 15 augustus 2019 (PDF)
PDF:
Rechtbank Noord-Holland, Zittingsplaats Alkmaar Bestuursrecht, Rolbericht 15 augustus 2019
Jurisprudentie: ECLI:NL:RVS:2015:1965
Raad van State
24-06-2015
Datum publicatie
24-06-2015
Zaaknummer
201409573/1/A4
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2014:8315,
Bekrachtiging/bevestiging
Rechtsgebieden
Omgevingsrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Bij brief van 5 december 2013 heeft het college een door [belanghebbende] ingediende melding voor het slopen van een kas aan de [locatie] te Rockanje geaccepteerd.
Wetsverwijzingen
Binnenschepenbesluit
Algemene wet bestuursrecht
Vindplaatsen
Rechtspraak.nlAB 2016/91 met annotatie van R. Ortlep
JOM 2015/561
JOM 2016/401
Uitspraak
201409573/1/A4.
Datum uitspraak: 24 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rockanje, gemeente Westvoorne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2014 in zaak nr. 14/2137 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne.
Procesverloop
Bij brief van 5 december 2013 heeft het college een door [belanghebbende] ingediende melding voor het slopen van een kas aan de [locatie] te Rockanje geaccepteerd.
Bij besluit van 20 januari 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door S. van der Vlist en J. Brinkman LLB, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 5 december 2013 heeft het college de sloopmelding geaccepteerd en de voor de sloop geldende voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 bijgevoegd. Het college heeft geen nadere voorschriften aan de acceptatie verbonden.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de brief van het college van 5 december 2013 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht waar rechtsmiddelen tegen open staan. Volgens hem is de rechtbank dan ook ten onrechte niet inhoudelijk ingegaan op zijn beroepsgronden.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 1.26, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is het verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen.
Ingevolge artikel 1.28 krijgt de melder door of namens het bevoegd gezag een bewijs van ontvangst toegezonden, waarin de datum van ontvangst is vermeld.
Ingevolge artikel 1.29, eerste lid, kan het bevoegd gezag na een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 nadere voorwaarden opleggen aan het slopen indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen of beperken van hinder of van een onveilige situatie tijdens het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden.
2.2. In navolging van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal van 12 november 2014 (zaken nrs. 201303069/2/A3 en 201304895/2/A3), is de Afdeling van oordeel dat uit de acceptatie van een sloopmelding geen rechtsgevolgen voortvloeien. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het Bouwbesluit 2012 slechts een verbod bevat om zonder melding te slopen. Het college heeft op grond van het Bouwbesluit 2012 niet de mogelijkheid de melding niet te accepteren. Gelet hierop, en in aanmerking genomen dat het college geen nadere voorschriften aan de acceptatie heeft verbonden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de brief van 5 december 2013 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Borman w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015
190-720.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2015:1965
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=sloop
https://robscholtemuseum.nl/?s=sloopvergunning
Het bestuursrecht is helaas buitengewoon ingewikkeld. Een technisch vonnis dit over een gevecht in het zijterrein. Zegt niets over wie er nou goed of fout zit en al helemaal niets over het verloop van de oorlog. Desondanks verwacht ik ieder moment in de gelijkgeschakelde lokale media de vette kop:
SCHOLTE IN HET ONGELIJK GESTELD!!
We wachten het af Dick, zoals je zegt is het ingewikkeld maar geen waterdichte uitleg.
Je zal van HTD aangezegd krijgen dat de boel niet waterdicht is…..