Cor Hendriks – The Sphinx Speaks (4): Wie waren de Devata’s?
Er is een wereld van verschil tussen de goden van de Rigveda en de goden van de Purana’s. In de Rigveda representeren alle goden natuurkrachten. Goden hiervan kunnen meerdere namen hebben. Dus de Zon heeft diverse namen als Mitra, Savitar, Surya, Vivaswan, en in sommige hymnen is hij ook Aswa en Arva (oftewel het paard). Het is naar een bepaald aspect van de kracht van de zon, dat hij wordt genaamd. Toen hadden de Vedische goden geen menselijke relaties hoewel ze wel zo worden uitgedrukt in een hymne. Bijvoorbeeld, Yam(a) en Yami worden gezegd de zoon en dochter van de Zon te zijn. Maar in werkelijkheid representeren ze dag en nacht, die de natuurlijke fenomenen zijn verbonden met de Zon, aldus Singhal. Dit laatste is niet geheel correct. Yama is de god van de doden, bij wie de geesten van de overledenen verblijven; en Dowson vergelijkt met Pluto en Minos. Yama was de zoon van Vivaswat (de Zon), en had een tweelingzuster genaamd Yami of Yamuna, d.w.z. de rivier, waarvan ze de personificatie is [CDHM 373-5] [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Yama en https://en.wikipedia.org/wiki/Yamuna_in_Hinduism].
A painting of Yama, the Hindu god of the dead. c. 1820 CE, he rides his typical vehicle the buffalo and holds a mace and lasso, signifying his role as a catcher of souls (foto Wikipedia)
Vergelijkbaar wordt Dageraad of Usha soms de dochter van de Zon genoemd en door anderen de dochter van de hemel en de echtgenote van de Zon. Soms wordt van Usha gezegd, dat ze de heerschap van de Asvins of Arun of de voorlopers der dageraad accepteerde. Volgens Dowson is Ushas, de dageraad, de dochter van de hemel, i.e. Dyaus. De Aswins zijn tweelingzonen van de zon of Dyaus (sky) en zijn de voorboden van Ushas. Hun naam is van Aswa, het paard, letterlijk ‘de doordringer’ is altijd het symbool van de lichtende goden, in het bijzonder de zon [CDHM 31]. Aruna ‘rood, rozig’, is de wagenmenner van de zon en van latere origine dan de Vedische Ushas [CDHM 23f] [Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ushas en https://en.wikipedia.org/wiki/Ashvins].
Birth of Ashwinikumar (foto Wikipedia)
Verder is er niet een Allerhoogste God. Soms wordt tot Varuna, op andere momenten tot Agni, en ook tot Vishnu en Asur(a) gebeden alsof ze de heersers van alle andere goden zijn. Het is waar dat Indra de god is tot wie de meeste gebeden als een Allerhoogste God gericht zijn, maar hij heeft niet de gehele monopolie van suprematie heeft gekregen. De Goden van de Rigveda drinken Som(a), maar verrichten geen andere menselijke functies. Ze trouwen niet, hebben geen families van vrouwen, kinderen en andere relaties. Ze voeren geen gevechten (behalve dat ze ontaarde mensen vernietigen), worden niet gewond of beschadigd; ze hebben geen landen of steden van henzelf, geen bedienden en geen ondergeschikten. Ze vermaken zich niet met picknicken bij het meer Manasarovar [i.e. meer Manasa in de Himalaya], noch hebben ze enige politieke administraties noch geweren, politie en leger. Daarnaast zijn er veel Puranische goden, die absoluut geen plaats hebben onder de Rigvedische goden. Zo is er bijvoorbeeld geen melding van Shiva of Shanker (Shankara, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Shiva) in de Rigveda. Hij is een van de belangrijkste goden in de Purana’s, een lid van de Allerhoogste Drieëenheid van Shiva, Vishnu en Brahma. In dePurana’s is Indra ondergeschikt aan Shiva, Vishnu en Brahma, terwijl in de Rigveda Indra de Allerhoogste is.
In de Purana’s trouwen de goden, hebben gezinnen, ze vechten met vreselijke vuurwapens. Ze rijden niet alleen op paarden en olifanten en strijdwagens, maar bezitten wonderbare vliegtuigen. De grote koning Bali van de Daitya’s zou een vimana (‘vliegtuig’) hebben bezeten, dat zo snel door de lucht bewoog, dat het verdween van de ene plek en elders verscheen in een moment, alsof het vloog met supersonische snelheid (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Vim%C4%81na en uitgebreider https://en.wikipedia.org/wiki/Vimana, meer sensationeel https://medium.com/@sathishramyen/a-five-thousand-year-old-ancient-indian-vimana-found-in-afghanistan-cave-eight-american-soldiers-453253fa002b). Ze bezaten wapens, die stormen te weeg konden brengen en geselende winden, die vuur in de rondte konden produceren en die dat vuur konden doven met hevige regen, die zeeën van mensen in één aanval konden doden als een atoombom, die hele legers konden verstijven en buiten zinnen maken, of die stenen, stof, bloed en andere van dergelijke zaken uit de hemel konden doen regenen.
Ook zijn deze Puranische goden niet vanaf het begin onsterfelijk. Ze werden onsterfelijk na het drinken van Nectar. De Nectar werd verkregen door een zee-expeditie of Samudra Manthan (karnen van de oceaan), waaraan de Devata’s, de Daitya’s, de Naga’s (of serpenten), de Kachchapa’s (of Schildpadden) tezamen deelnamen. Deze strijd wordt genoemd de tweede Devasur Sangram. In deze strijd werden de Daitya’s onder leiding van koning Bali verslagen, maar in de eerste Devasur Sangram was het Indra, die werd verslagen door koning Bali. De tweede Devasur Sangram is een zeer belangrijke gebeurtenis in de wereldgeschiedenis, omdat tijdens deze strijd sommige van de leiders der Daitya’s vluchtten naar Patala oftewel het land onder de voeten en de Daityacultuur verspreidden in het Indonesische gebied helemaal tot aan Amerika aan de ene kant en naar Afrika en Egypte aan de andere kant.
Zie voor andere versies http://www.indiapilgrimagetour.org/about-kumbh.php.
Historici hebben de verspreiding van de Heliolitische cultuur over de hele wereld waargenomen, maar kunnen niet zeggen waar deze vandaan komt en wanneer het spreidde in andere delen van de wereld of waarom en via welke wegen deze ging naar andere plaatsen. Heliolitische cultuur bestaat uit de verering van de Zon, het bouwen van enorme stenen monumenten en tempels, en mensenoffers (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Hyperdiffusionism_in_archaeology#Grafton_Elliot_Smith). Deze kenmerken bleken te bestaan in de Maya, Inca, Tolteken en Azteken beschavingen in Amerika, in Babylon en Assyrië en ook in Egypte. Op de Indonesische eilanden zijn overblijfselen van stenen structuren gevonden als de overblijfselen van de passage van de volken van deze cultuur. Deze waren ook de kenmerken van de Daitya cultuur. De verering van Shiva door de Daitya’s is van latere origine. Oorspronkelijk waren de Daitya’s vereerders van de zon, wiens naam in hun cultuur was “Ra”. De Daitya’s bouwden enorme stenen structuren. Er zijn slechts twee grote architecten in de oude geschiedenis van de Purana’s. Dat waren Vishwakarma (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vishvakarman), de architect van de Devata’s, en Maya (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Mayasura) van de Daitya’s. In de Purana’s is Vishwakarma een kleinere god. Maar in de Rigveda is hij een zeer hoge god die de wereld bouwt. In de Purana’s bouwt Vishwakarma alleen de paleizen, steden en landen van de goden. Onder de Daitya’s is de grote architect “Maya” Danava. Maya was zo kundig, dat hij daadwerkelijk drie vliegende steden bouwde, die “Tripura” werden genoemd (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Tripura_(mythology)). Deze steden werden later vernietigd door Shiva, omdat ze overal heen konden gaan en problemen veroorzaakten voor de bewoners van de plek die ze bezochten, net als een ruimtevaartuig georganiseerd als een militaire satelliet van een modern land schade zou kunnen toebrengen aan een vijandelijk land. En deze Daitya’s hadden weinig achting voor menselijk leven en offerden zelfs mensen. De godin Durga (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Durga), aan wie offers van levende wezens werden gemaakt, vindt geen plaats in de Rigveda, maar bezet een belangrijke plaats in Daitya cultuur en ook in het Puranische pantheon.
We weten waar de Daitya cultuur ontstond. Deze werd geboren op de oevers van de rivier Daitya of de moderne Aras (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Aras_(river) = Araxes). Ten tijde van de grote Daitya koning Hiranya Kashpa strekte het Daityarijk zich uit over heel Klein-Azië, Perzië, deel van Afghanistan, Zuid Rusland en oost Turkestan helemaal tot aan China en Tibet (zie hiervoor https://en.wikipedia.org/wiki/Hiranyakashipu). De reden om deze expansie van het Daityarijk aan te nemen is dat Hiranya-Kashpa zelfs China aanviel en onder tribuut plaatste. Dit zal duidelijk worden als we in staat zijn de andere volken der oudheid te identificeren, waarover in de Purana’s wordt gesproken. Naast de Daitya’s waren de andere overheersende volken de Devata’s, Naga’s en de Gandharva’s, met kleinere volken als de Kinnara’s, Kachchapa’s en de Yaksha’s. De Gandharva’s worden verondersteld bewoners te zijn van Afghanistan, waar ze hun hoofdstad Gandhar, het moderne Kandhar, hadden (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Gandhara evenals https://en.wikipedia.org/wiki/Kandahar). Kinnara’s zijn een stam tegenwoordig nog te vinden in de noordelijke delen van Himachal Pradesh. (Kinnars shouldn’t be confused with people living in the Kinnaur district of Himachal Pradesh, India. These people are an ethnic group: zie https://www.quora.com/Who-are-Kinnars-What-is-their-social-status-in-India, https://en.wikipedia.org/wiki/Kinnaur_district en https://en.wikipedia.org/wiki/Kinnara). De Naga’s zijn een bekend volk in hedendaags Assam (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Naga_(etnische_groep) en https://en.wikipedia.org/wiki/Naga_people). Turkestan wordt gezegd de verblijfplaats van de Naga’s in de oudheid te zijn. Dowson zegt over hen het volgende: de Naga’s, althans een volk van dezelfde naam als de mythische wezens, zijn historisch en hebben vele sporen achtergelaten. Er zijn bergen zo genaamd en Naga-dwipa was een van de zeven districten van Bharata-varsha. Koningen van dit ras regeerden te Mathura, Padmavati, etc., en de naam overleeft in modern Nagpur. Er zijn diverse speculaties ten aanzien van wie of wat ze waren, maar het lijkt duidelijk dat ze een ander ras waren dan de Hindoes. De mythologische verslagen zijn waarschijnlijk gebaseerd op de historische, maar ze zijn vermengd geraakt en verward. De favoriete theorie is dat ze een Scythisch ras (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Scythen) waren, en waarschijnlijk hun naam kregen van hun verering van slangen [CDHM 213].
De Naga’s of de Serpent Koningen hadden diverse subdivisies. Dat waren de Takchaks, de Ahi, de Basuki’s en de Sheshnags. Het schijnt dat sommige van deze stammen zich vestigden in Kasjmir, waar we nog steeds de Sheshnaga en Anantnaga plaatsen van pelgrimage hebben (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Anantnag en https://en.wikipedia.org/wiki/Sheshnag_Lake). Voor de Takshaka’s, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Takshaka, voor Basuki’s https://en.wikipedia.org/wiki/Vasuki#Descendants.
Ahi is een corruptie van Azi oftewel de Azi dynastie, waarvan de stichter Azi Dahaka was, wat letterlijk ‘de duivelse slang’ betekent (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Azhi_Dahaka, zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Zahhak, uitgebreider https://en.wikipedia.org/wiki/Zahhak; voor Ahi, zie Vritra: https://en.wikipedia.org/wiki/Vritra).
Pani zou hetzelfde zijn als Phani, wat een naam van de slangen is. Pani is een niet Arische stam, die ook in de Rigveda wordt genoemd (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Panis en https://en.wikipedia.org/wiki/Panni_(Pashtun_tribe)).
Hoe dan ook, gezien het bestaan van de Naga’s heden ten dage kan aan hun bestaan in prehistorische tijden niet getwijfeld worden. Het is ook duidelijk dat hun oorspronkelijke land Turkestan was, waar de hoofdtak van de Takchaks verbleef. Naar de geest van Hindoe religie werden de Naga’s in de loop der tijd vereerd en een speciale dag Nagpanchami werd hen toegekend (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Naga_Panchami). Deze namen betekenen niet, dat de Naga’s werkelijk serpenten waren, maar alleen dat ze een volk waren, die een totem adopteerden waarnaar ze werden genoemd. Deze Naga’s waren voortdurend in strijd met de Garuds, die van de Su-stam zouden zijn, gezien de naam Suparna voor Garuda (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Garuda#Buddhism). Ze leefden ten oosten van de rivier Jaxartes, de moderne Zarfashan. Er is geen Zarfashan, wel een Zarafshan rivier, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Zeravshan_River; de Jaxartes daarentegen is nu de Syr Darya, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Syr_Darya. Omdat ze vlakbij de Naga’s woonden, was hun vijandschap natuurlijk, tot ze beiden verbonden raakten met Vishnu, die hen vrede bracht. Terwijl de Shesh (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Shesha) wordt gerepresenteerd als zijn divan, wordt Garuda voorgesteld als zijn voertuig, wat impliceert dat hun traditionele vijandschap een ding van het verleden was geworden.
Vishnoe en zijn gemalin Lakshmi op de slang Adishesha, waterverfschildering, Kangra, rond 1870, Victoria and Albert Museum, Londen (foto Wikipedia)
Vishnu was de koning van Tibet. De Sanskriet naam voor Tibet is Trivishtap, wat “driemaal gevouwen” betekent en is de naam gegeven aan Vaikunth in de Hindi Kos, de residentie van de Allerhoogste God Vishnu in de Purana’s [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vaikuntha en ook https://wiki.yoga-vidya.de/Vaikuntha_Loka). Met het “driemaal gevouwen” wordt waarschijnlijk een referentie gemaakt naar het geologische proces van het vouwen van de aardkorst waardoor de bergen en plateau van Tibet ontstonden. Singhal wijst op het boek ‘The Outline of World History’ van H.G. Wells, waarin op een kaart het gebied van Tibet overdekt is met ijs ten tijde van de Tethys zee. Vishnu wordt gezegd te leven in Kshirsagar (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Kshir_Sagar) of een zee van melk. De ijslaag kan hebben geleken op een zee van melk. Misschien waren er een paar open valleien in dat ijsbedekte gebied die bewoonbaar waren en daar werd het Vaikunth van Vishnu gevestigd.
Het is opmerkelijk, dat dit land van Vishnu, Vaikunth, niet vanaf het eerste begin bestond. Vóór de 6e of Chakchush Manvantar was er de 5e of Rewat Manvantar. In de Bhagwat Purana (8:5) wordt gesteld in het allereerste begin, dat in Rewat Manvantar God Narayan(a) [i.e. Vishnu] werd geboren als Vaikunth Incarnatie en het land Vaikunth schiep als residentie voor zichzelf en zijn echtgenote Rama of Laxmi (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Manu_(Hinduism)#Fifth_Manvantara_%E2%80%93_the_interval_of_Raivata_Manu). Op http://www.vedaboys.com/2018/05/17/the-avataras-of-manu-or-manvantara/ wordt gezegd van Raivata Manu:
Vaikuntha came as Raivata Manu, the twin brother of Tamasa. His sons were headed by Arjuna, Bali and Vindhya. O King, in the millennium of Raivata Manu the King of heaven was known as Vibhu, among the demigods were the Bhutarayas, and among the seven brahmanas who occupied the seven planets were Hiranyaroma, Vedasira and Urdhvabahu. From the combination of Subhra and his wife, Vikuntha, there appeared the Supreme Personality of Godhead, Vaikuntha, along with demigods who were His personal plenary expansions. Just to please the goddess of fortune, the Supreme Personality of Godhead, Vaikuntha, at her request, created another Vaikuntha planet, which is worshiped by everyone. This Vaikuntha is within the universe. It is situated above the mountain known as Lokaloka. This planet is worshiped by everyone.
After the Lord’s personal bodyguards Jaya and Vijaya became Daityas, having been cursed by the great sages Sanaka, Sanatana, Sanat-kumara and Sanandana, Jaya, as Hiranyaksa, had to fight with Varahadeva. That same Varahadeva is mentioned in regard to the Raivata millennium. The fighting, however, took place during the reign of the first Manu, Svayambhuva. Therefore according to some authorities there are two Varahas. According to others, however, Varaha appeared during the regime of Svayambhuva Manu and stayed in the water until that of Raivata Manu. Some may doubt that this could be possible, but the answer is that everything is possible. If one could count the atoms within the universe, one could count the qualities of Lord Visnu. But the atoms of the universe are impossible for anyone to count, and similarly no one can count the transcendental qualities of the Lord.
Dus in de voorafgaande manvantara’s was er geen land zoals Vaikunth of Trivishtap. Daarom, vóór het verdwijnen van Tethys zee was voldoende tijd verstreken om gigantische vouwbewegingen van de aardkorst toe te laten die de Tibetaanse en Himalaya bergen tot stand brachten. Deze vouwbewegingen veroorzaakten ook dat de Tethys zee in omvang afnam.
Churning of the ocean – Manthan (foto Wikipedia)
In dit hoofdstuk gaat de Bhagwat Purana voort te stellen dat in de 6e of Chakchush Manvantara de Samudra Manthan (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Samudra_manthan: karnen van de melkzee) plaats had gezamenlijk door de Daitya’s, Devata’s, Naga’s en Kachchaps op advies van de Ajit Incarnatie van God Vishnu, en toen had de tweede grote strijd tussen de Daitya’s en Devata’s plaats die leidde tot de verspreiding van de Heliolitische cultuur van Daitya’s over de hele wereld. Maar voordat we overgaan tot de beschrijving van dit “Karnen van de Oceaan” en de “Devasur Sangram”, moeten we weten wie de Devata’s van de Purana’s zijn.
Dat deze Devata’s geen natuurkrachten waren zoals beschreven in de Rigveda maar rassen van menselijke wezens is reeds gesteld. Er zijn duidelijke aanwijzingen in de Purana’s van hun land van oorsprong ook. Er was een hoop contact tussen de Ariërs en de Devata’s in de voorafgaande dagen van de huidige Vaivaswat Manvantar. De Devata’s waren gewoon de Manushya’s te bezoeken, de afstammelingen van Manu, zoals de Ariërs werden genoemd (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Human_beings_in_Buddhism). Er waren zelfs onderlinge huwelijken. Bijvoorbeeld, de godin Ganga trouwde Shantanu, de vader van Bhishma van de Mahabharata (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Shantanu#Shantanu_and_Ganga). Menaka, een andere ‘apsara’ of Devata vrouw leefde als vrouw met Vishwamitra (https://en.wikipedia.org/wiki/Vishvamitra). De Devata’s bezochten vaak de Manushya’s; en de Arische koningen, zoals Dushyanta (https://en.wikipedia.org/wiki/Dushyanta) en Dasharatha (https://en.wikipedia.org/wiki/Dasharatha), hielpen de Devata koning Indra in hun gevechten met de Daitya’s (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Dasharatha#Boons_To_Kaikeyi). Wanneer de Devata’s naar India kwamen, deden ze dat door de Himalaya over te steken in hun vliegtuigen of vimana’s. Wanneer de Arische koningen naar het land van de Devata’s gingen, staken zij ook de Himalaya over. Toen Arjuna de goddelijke wapens vóór de oorlog van Mahabharata ging halen, ging hij de Himalaya op (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Arjuna#Penance_for_Pashupatastra). God Shiva, een van de Puranische goden, wordt gezegd te leven op de berg Kailash, een piek van de Himalaya. Het meer Manasarovar (zie boven) is de plaats waar de Devata’s hun picknicks hielden en in de wateren waarvan ze graag een bad namen. Het bestaat tot op de huidige dag aan de voet van berg Kailash. Deze berg wordt ook gezegd de plek te zijn van Devata Kuber (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Kubera#Puranic_and_epic_descriptions:_Godhood_acquired), de Heer van Rijkdom, en een van de gouverneurs van de vier divisies van Devata-land. Kuber wordt ook gezegd de leider te zijn van het Yaksha volk (zie idem). Yaksha’s worden gezegd een niet-Arische stam te zijn in Rigveda, zie vers 7:18:19:
Yamuna en de Tritsu’s hielpen Indra.
Daar nam hij Bheda al zijn schatten af.
De Aja’s en de Sigru’s en de Yakshu’s [Singhal: Yaksha’s]
brachten hem als tribuut paardenhoofden.
Griffith merkt op: De paardenhoofden zijn van in de strijd gedode paarden. De Aja’s, Śigru’s en Yakșu’s waren mogelijk onderdanen van Bheda, maar verder is niets over hen bekend. De Yamunā [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Yamuna] is de Jumna; maar het is niet gemakkelijk te zien dat de expeditie zo ver reikte. Zie meer over Bheda en Tritsu’s in 7:83:4, 6, 8.) Singhal vergist zich dus met zijn identificatie van de in het vers genoemde Yakșu’s en de Yaksha’s (https://nl.wikipedia.org/wiki/Yaksha), waarvan Kuber de koning is, die een Puranische Devata is en geboren als een zoon van Vishrava muni, een mens (https://en.wikipedia.org/wiki/Vishrava). Toen Rawan (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ravana), de koning van het Rakshasa volk, uittrok om de Devata’s te veroveren, stak hij ook de Himalaya over. Het was tijdens het oversteken van de Himalaya, dat Rawan in conflict kwam met God Shiva. Het verhaal, zoals verteld door Valmiki in de Ramayana, boek Uttarkand, hoofdstuk 16, zegt, dat toen Rawan zijn stiefbroer Kuber versloeg en Kubers Pushpak Vimana greep, hij toen verder ging, maar dat zijn vimana stopte en weigerde te bewegen ondanks de beste pogingen van Rawan. Toen kwam Nandi, de hoofddienaar van God Shiva en zei Rawan, dat God Shiva op de berg leefde en dat niemand, Devata, Daitya, Yaksha, Ghandharva, Naga, Garuda noch Rakshasa, langs die weg kon gaan. Aldus beledigd wordt van Rawan gezegd, dat hij onder de berg ging om deze te ontwortelen. Hij hief de berg op in zijn armen. Het geschud van de berg maakte Parvati, de vrouw van Shiva, bevreesd. De God Shiva duwde de berg met zijn grote teen en de berg streek neer. Toen waren de armen van Rawan gevangen in een klem. De pijn was zo groot dat Rawan luid brulde. Zijn gehuil maakte andere luisteraars bang en zij begonnen ook te huilen. Rawan bad tot God Shiva om hem te vergeven. Niet alleen vergaf God Shiva hem, maar gaf hem als geschenk een groot zwaard genaamd Chandrahas (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Chandrahas). God Shiva zei ook dat hij voortaan Rawan zal worden genoemd omdat hij andere mensen deed huilen (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ravana#Etymology).
Singhal is het echter niet eens met dit laatste deel van het verhaal, want Rawan heette zo omdat hij een vereerder was van Ra of Zon-God volgens de tradities van zijn voorvaderen. In feite toen Rawan Lanka veroverde en het afnam van de Yaksha’s die daar leefden onder God Kuber, maakte hij van al deze Yaksha’s vereerders van de God Ra en stichtte zo de nieuwe beschaving van de Rakshasa’s. Hijzelf was de afstammeling van Sumali Daitya en vereerde zo Ra, maar als een groot staatsman assimileerde Rawan het Yaksha volk van Lanka in de Daitya cultuur.
Er is één deel zeer waardevol in dit verhaal. Het toont dat Rawan niet origineel een vereerder was van God Shiva, maar zijn aanhanger werd na deze ervaring van Shiva’s macht. Dit is waarom het fallische symbool niet wordt gevonden als een element van Daitya cultuur maar wordt gevonden in de overblijfselen van de Rakshasa’s.
Heden ten dage worden zowel Yaksha’s als Rakshasa’s gebruikt in een slechte zin en representeren boze wezens [i.e. demonen], groot van omvang, maar wreed en listig. Maar in de Ramayana van Valmiki, boek Uttarkand, hfdst. 4, vers 13 wordt gezegd dat deze levende wezens, die ondernamen om de plaats waar ze leefden te beschermen, Rakshasa’s werden genoemd en zij die hun thuis of moederland vereerden, Yaksha’s werden genoemd. In de Surya Purana, wanneer Agastya Rishi Kashi verlaat voor de Deccan, bidt hij tot God Shiva en noemt hem Yaksharaj oftewel de koning van het Yaksha volk [echter https://www.wisdomlib.org/definition/yaksharaj = Kuvera]. Zowel Kuber als Shiva worden gezegd te leven op de berg Kailash die gezegd wordt de vesting van het Yaksha volk te zijn [zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Kailash#Hindoe%C3%AFsme. Voor het verhaal van Ravana en Shiva, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ravananugraha].
Kubera (foto Wikimedia)
Voordat Rawan bezit nam van Lanka werd het bezet door Kuber. Vóór Kuber was het in het bezit van drie Daitya’s, genaamd Mali, Sumali en Malyavan (volgens https://en.wikipedia.org/wiki/Sumali zijn de drie Rakshasa’s]. Ze waren broers. In Valmiki’s Ramayana, Uttarkand, hfdst. 7 en 8, wordt het grote gevecht van deze drie broers met God Vishnu beschreven. Hier wordt Vishnu beschreven als de jongere broer van Indra. Er is slechts één incarnatie van Vishnu, die de jongere broer van Indra of Upendra wordt genoemd. Die incarnatie is Vamana avatara (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vamana). Vamana verscheen na de tweede Devasur Sangram. Dus dit gevecht tussen Vishnu en deze drie broers kan niet hebben plaatsgevonden vóór de 2e Devasur Sangram. Hier wordt getoond dat Vishnu Mali doodt en Sumali en Malyavan dwingt Lanka te verlaten en te gaan naar Patala, terwijl in andere verhalen het lijkt dat ze wegvluchtten van de 2e Devasur Sangram en naar Lanka gingen, maar vandaar werden weggejaagd door Kuber, en toen migreerden ze naar Patala. Hoe dan ook, de verhalen hebben één ding gemeen, dat toen zij Lanka verlieten het Kuber was, die het bezette en later Rawan de afstammeling van Sumali het terugveroverde.
Dus uit de Puranische verslagen lijkt het dat het Devataland aan de andere kant van de Himalaya lag. Voorbij de Himalaya liggen Tibet en China. Als Tibet Trivishtap was, de Vaikunth, dan moet China het Devataland zijn geweest. Het is curieus op te merken dat tot zeer recent China inderdaad “het Hemelse Rijk” werd genoemd, zelfs door Westerse mensen (ook Hemels Mandaat, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Hemels_Mandaat). Bovendien zijn er ook enige culturele overeenkomsten. De Devata koning, Indra,was heel erg bevreesd voor vreemdelingen en outsiders. Niemand was veroorloofd het Devata land binnen te komen. Het was een uitermate gewaardeerde maar onverkrijgbare privilege. Als iemand de minste verering of boetedoening bedreef, dan werd Indra bang dat de persoon het land wilde betreden en zijn plaats innemen. Daarom probeerde hij altijd de vereerder af te leiden of hem te verleiden met rijkdom en vrouwen. De Chinezen staan bekend om hun exclusiviteit en China is voor het grootste deel een onverkend land gebleven. Toen waren de strijdwapens van de Devata’s beroemd en waren zeer krachtig in de Puranische verslagen en er wordt gezegd dat buskruit het eerst werd uitgevonden in China.
Veel Hindoes willen graag het Hindoevolk beschouwen als de Devata’s. Maar dit is duidelijk fout want alle Purana’s behandelen de Manushya’s of de afstammelingen van Manu als anders dan de Devata’s en allebei deze volken leefden in verschillende landen en plaatsen.
Een ander interessant punt is dat in de Purana’s de Devata’s worden gezegd de zonen van Brahma te zijn, terwijl in de Rigveda de leidende goden worden gezegd de Aditya’s te zijn of de zonen van Aditi (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Aditya, uitgebreider https://nl.wikipedia.org/wiki/Aditya). In de Purana’s zijn twee verhalen over de geboorte van de goden. Het ene is dat ze geboren waren door de mentale actie van Brahma, louter door zijn wil. Een ander verhaal is dat ze de zonen waren van de wijze Kashyapa bij zijn vrouw Aditi (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Aditi), terwijl de Daitya’s zijn zonen zijn bij zijn vrouw Diti (https://en.wikipedia.org/wiki/Diti). Dit verhaal is duidelijk gefabriceerd toen het bekend werd aan de mensen der oudheid dat er een wijze was, Kaspios of Kashyapa, die de voorvader was van de Daitya’s. In de Rigveda is ook een rishi met de naam Kashyapa. De verhaalvertellers identificeerden de twee onmiddellijk. Maar de Puranische Kashyapa had een beroemde zoon in Hyranyakashpa en zijn verhaal kon niet worden onderdrukt. Dus werd Kashyapa de voorvader gemaakt van alle levende wezens. De Devata’s werden ook zijn zonen door zijn vrouw Aditi. Als een tegenbeeld werden de Daitya’s zijn zonen door zijn vrouw Diti. Er was een natuurlijke tegenstelling tussen de Daitya’s en Aditya’s. Zelfs de Manushya’s worden gezegd de zonen van Kashyapa te zijn bij zijn vrouw Manu [Dowson 201: In de Ramayana is sprake van een vrouwelijke Manu en het schijnt dat het woord soms wordt gebruikt voor “de vrouw van Manu”]. Niets kan meer absurd zijn dan deze poging van Manu een vrouw te maken en echtgenote van Kashyapa en om van Kashyapa de vader van iedereen te maken (https://en.wikipedia.org/wiki/Kashyapa#Hindu_texts). Hij wordt gezegd geboorte te hebben gegeven aan slangen, vogels, vissen, schildpadden, paarden, buffels en andere wezens via zijn diverse vrouwen. Dergelijke fantastische verhalen verwerpend kunnen we echter dat accepteren waartoe zelfs de Griekse historicus Herodotus getuige is, namelijk dat hij de voorouder is van de Daitya’s.
Dan zouden de Devata’s natuurlijk worden geaccepteerd als de zonen van Brahma, zoals de Manushya’s de zonen zijn van Manu. En een curieus iets is dat net ten zuiden van China is het land van Brahma of het moderne Birma (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Myanmar#Etymology). We hebben in vorige afleveringen gezien, dat er een tijd was dat de Tethys zee zo groot was, dat het uitstrekte zelfs tot Tibet en China. Pas toen de Tibetaanse en Chinese armen van de Tethys zee waren verdwenen door het vouwen van de aardkorst, kon het land van China bewoonbaar zijn geworden vanuit het land van Brahma of Birma.
In India bestond een alles absorberende cultuur, waarin verhalen van diverse beschavingen en volken zijn geassimileerd alsof die van hen waren. Dit is de reden waarom hetzelfde ding vaak verschillende versies worden gegeven door verschillende Puranische schrijvers en er zijn zoveel verschillen van namen en verhalen. Een ander punt om te onthouden is dat hoewel er een wereld van verschil is tussen de goden van de Rigveda en de Puranische goden, toch de Purana’s de namen van de goden van de Rigveda overnemen voor hun pantheon om aldus hun verhalen zo groot mogelijke autoriteit te verlenen door de twee klassen van goden te identificeren. Dus de leider van de goden van de Rigveda werd de Koning van de Puranische goden, terwijl de andere hoofdgoden vergelijkbare posities werden toegewezen in de Puranische hiërarchie. Desondanks bleven diverse goden over, die geen plaats hoe dan ook in de Rigveda hadden. Dit kon niet verholpen worden en geeft het verschil onmiskenbaar aan.
De Puranische verslagen maken één ding behoorlijk duidelijk. Tegen het eind van de Chakchush Mantavara voordat de Tethys zee verdween in de Baai van Bengalen en de Arabische zee, voegend bij de Indische oceaan, waren er de Gandharva’s ten westen van Sapta-Sindhu en nog verder naar het westen waren de grote Daitya’s met een wereldwijd imperium, naar het westen, naar het zuiden en het oosten was de grote Tethys zee, naar het noorden waren de oprijzende Himalaya en de machtige naties van Naga’s, Yaksha’s, Garuda’s en Devata’s. Waar dan konden de Ariërs vandaan komen naar Sapta-Sindhu? Ze konden niet komen van Centraal Azië noch van Perzië of Klein Azië, waar reeds sterke naties waren, die deze gebieden bezetten. Er is geen verslag in de Purana’s van enig gevecht tussen de Manushya’s of Ariërs en enige van de andere naties, wat de Ariërs in staat stelde Sapta-Sindhu te betreden. Kennelijk verrees de Arische natie op het Pamir plateau en de valleien in die buurt en spreidde uit in en kwamen tot bloei in Sapta-sindhu. Alle speculaties voor het tegendeel zijn slechts “wishful thinking”. Dan zou kunnen worden gevraagd hoe het komt dat Arische overblijfselen worden gevonden in de culturen van Centraal Azië, Perzië, Klein Azië en Europa. Wat volgt zal deze duistere hoeken verlichten evenals vele andere problemen die moderne historici troebleren.
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-1-introductie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-2-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-3-de-vloed-van-manu-en-aryanam-veijo/
Plaats een reactie