Cor Hendriks – De Folklore van het Lieveheersbeestje (11): De Duitse volkskundeatlas (6)
Een apart hoofdstuk wijdt Grober-Glück aan de lieveheersbeestjeliedjes in Zevenburgen en Bessarabië. Zevenburg onderscheidt zich niet alleen door een dicht net van opgaven, maar ook door bijzondere liedtypen. Zo heeft de ervaring van de inval van de Turken zich in twee liedgroepen afgezet. Het tweeregelige lied ‘vlieg in de hemel/zeg me, wanneer de Turken (ook: Tartaren: ‘Tatern’) komen’ kan men ook zien als de korte vorm van een drieregelig liedje, waarbij het lieveheersbeestje als beloning ‘brood en melk’ wordt beloofd. Een voorbeeld uit Senndorf luidt:
‘Hergelteiskn, vlieg in de hemel,
zeg me, waar de Tartaren zijn,
ik geef je melk en brood.’
De Turken en Tartaren worden even vaak genoemd. Éénmaal is sprake van ‘Tataren mit den roten Strümpfen’, een andermaal van ‘Russen’. Melk en brood worden vaak vervangen voor ‘Koläsche’ ofwel ‘Palukes mit Milch’ ofwel maïspap. Eenmaal wordt een ‘Schaff’ (bak) vol bier beloofd of wordt gezegd: ‘daarna zal je te eten krijgen.’ Vaak worden de beloningen ingebed in tekstuitbreidingen: brood brokkelen, melk gieten, in de kist opsluiten. Enige malen is sprake van een stalletje, waarin het lieveheersbeestje met melk en brood wordt gevoerd. Gezegd wordt: ‘Ik wil je in mijn stalletje lokken en wil je melk en brood inbrokken.’ Tweemaal zien we als vierde regel: ‘Ik sla je met de lepel dood.’ Een onduidelijke variant luidt: ‘wacht, tot de Tartaar komt, die geeft je melk en brood.’
Bonter maken het de liederen, die een combinatie met het thema ‘lieveheersbeestje in gevaar’ inhouden. De inhoud is:
‘Lieveheersbeestje, vlieg op de perenboom,
zeg me, wanneer de Turken (: Tartaren) komen,
De Turken (: Tartaren) komen met stangen,
de beer (o.a.) heeft zich opgehangen,
het bos brandt aan het end,
de vos heeft zijn staart verzengd’.
Vanaf de vierde regel wordt beschreven, wat er allemaal gebeurt als de Turken of Tartaren komen met stangen: een dier (beer, wolf, vos) of de duivel heeft zich opgehangen en het bosje staat in brand, waardoor de vos zijn staart verbrandt. Een voorbeeld uit Seiburg luidt:
‘Heergod-tisken,
Lemmeräntschen,
kruip op de appelboom,
zeg wanneer de Tartaren komen,
kruip op de perenboom,
zeg wanneer de Turken komen,
de Turken komen met stangen,
ze hebben het bos bedwongen,
het bos brandt, het bos brandt,
de vos heeft zijn staart verbrand.’
Varianten op de lange vorm zijn:
‘… de vos loopt door de Kinzen,
hij heeft zijn staart verloren.
De kantor heeft hem gevonden,
hij heeft hem aangebonden.’
‘… vos heeft zich opgehangen,
de koekoek heeft zijn staart verbrand.
Komt, gij lieden, het woud brandt.’
‘… kruip op de appelboom,
zeg, wanneer de Tartaren komen,
kruip op de perenboom,
zeg, wanneer de Turken komen.
De Turken komen met stangen,
zij hebben het bos bedwongen.
Het bos brandt, het bos brandt,
de vos heeft zijn staart verbrand.
Komt, gij lieden, het bos brandt.’
Typevarianten zijn: vanaf regel 3: ‘met de zeven spiesen, opdat ze je niet neerschieten.’ En: ‘Zie, wanneer de Turken komen. Ze komen met een spits mes, ze zullen je neersteken.’ Vanaf regel 4: ‘Koschut heeft zich opgehangen. De Turken zullen wij neerschieten. Vrede zullen we sluiten (erschießen-schließen).’ Vanaf regel 2: ‘Wacht tot je vader (‘Tati’) komt. Hij komt met het spitse mes, opdat hij je neersteekt.’
Nog een Zevenburgse bijzonderheid is het liedtype, dat begint met ‘vlieg in de wolken/je moeder heeft gemolken’. Deels beperken de teksten zich tot deze regels, maar anderen breiden uit: ‘Je moeder heeft voor je in een tinnen lepeltje gemolken’; ‘je moeder heeft gemolken in een tinnen zeefje (? ‘Siefelchen’); ‘je moeder heeft je een schaaltje gekocht en daarin gemolken’. Het vervolg luidt: ‘je vader heeft voor je ingebrokkeld/je grootvader heeft voor je alles opgegeten.’ Als niet moeder maar vader melkt, dan is het moeder die inbrokkelt, en het eten dat het lieveheersbeestje krijgt wordt gemeld: ‘brood en paleoks’, ‘melk en paleoks’, ‘brood en melk’. Behalve grootvader zijn er ook anderen, die alles opeten: je grootmoeder, vader. Een voorbeeld uit Wölz luidt:
‘Heergod-tiesken, vlieg naar de wolken,
je moeder heeft daar gemolken,
de vader heeft voor je ingebrokkeld,
je opa heeft voor je alles opgegeten.’
Eén tekst vervolgt na regel 4: ‘Je moet linzen (?) eten, je moet naar de school gaan. Je moet je de les zeggen.’
Ook het liedtype van de Turken, die met lange stangen komen, zien we, maar het lieveheersbeestje is niet de bedreigde, maar degene, die het dreigende gevaar moet melden.
De door de zanger gewenste gaven zijn ‘melk en witbrood (‘Semmel’), soms ook melk en brood, brood en karnemelk, brood en witbrood, een stuk brood, honing en witbrood. Enige malen moet het lieveheersbeestje uit het bos hazelnoten halen en wel een schort vol, een voerlading, een zak vol. Ook is er de wens naar een potje of kopje vol honing of een potje vol room. Het huwelijksorakel komt driemaal voor en luidt:
‘… vlieg op de perenboom (: vlieg in het land)
en wijs (: toon) me, waar mijn liefje (: schatje) woont.’
Twee typevarianten van het thema ‘vader en moeder’ luiden:
‘…, vlieg weg,
je vader en moeder trekken weg’,
waarop de tweede vervolgt:
‘Je grootmoeder komt met de riek
en wil je doodsteken (rijm: Rechen-totstechen).’
Niet ingedeelde opgaven luiden:
‘Hirge, Hirgeniski, vlieg in de boterton,
zeg me wanneer mijn vader komt.’ (Treppen)
‘Heergods-teisken, vlieg in het huiske,
zeg me wanneer de vader komt.’ (Senndorf)
‘Mamaenta, spring,
spring op in één sprong.’ (Bußd)
‘Mamaruta (2x),
neem me op de wagen.’ (Reußdörfchen)
‘Heergodsosje,
wijs me je hoorntje,
wijs me waar je woont;
ik geef je melk en brood.’ (Weidenbach)
In Bessarabië zijn geen nieuwe liedtypen. Meest voorkomend is de vraag om een stukje boterbrood, voorafgegaan door de oproep ‘vlieg weg’, éénmaal ‘vlieg in de hoogte’ en ‘vlieg weg over het dak’. Afwijkingen zijn het aansluiten van een verdeling: ‘breng me een stukje boterbrood, mij een, jij een en de schaper helemaal geen’ en een combinatie met het Pommerlandlied:
‘Heilandsvogeltje, vlieg,
de vader is in de krieg,
de moeder is dood,
haal voor mij een stukje brood.’
Een andere wens is:
‘Breng voor mij en jou een zak vol appels.’
Het thema ‘brandend huis’ wordt ingeleid met ‘vlieg weg’, maar ook éénmaal ‘vlieg neer’ en ‘vlieg op’. Meestal is het tweeregelig: ‘vlieg weg, je huisje brandt aan.’ De enige afwijking luidt:
‘Heilandsvogeltje, vlieg weg,
het engeltje weent,
het huisje brandt.’
Het thema ‘in een huis vliegen’ komen we tegen in de vormen ‘klokkenhuis’ en ‘kroeg’, de laatste in de ‘koeienpoep’-variant, die we ook in Zuidwest Duitsland vinden:
‘Heergodsvogeltje vlieg,
vlieg over het klokkenhuis,
breng me een stukje koek eruit.’
‘Heergodsvogeltje, vlieg weg,
je moeder zit in de koeienpoep,
je vader zit in de kroeg.’
Het Pommerlandlied
De Pommerlandliederen hebben een eigen kaart in de ADV, waardoor het mogelijk is de varianten weer te geven. Deze zijn verdeeld in zeven groepen, waarbij de eerste slechts de variatie van het land in de regels 2 en 3 betreft, de andere echter verandering van hele regels of voortzetting met wegvallen van de onbelangrijke vijfde regel.
Wanneer we een vergelijking maken tussen de hoofdkaart en de kaart van het Pommerlandlied, dan valt als eerste op, dat ze zowel tegelijk als naast elkaar voorkomen. Soms werden in één plaats beide typen opgegeven. Aan de Oder en Weichsel, in Masuren en bij de Boven Spree beheerst het Pommerlandlied het veld alleen; in Opper Saksen, Slezië en het Rijnland is de verhouding ongeveer gelijk, terwijl in Zuid Duitsland en Oostenrijk het Pommerlandlied in de minderheid is. Het sterkst is het geconcentreerd in het Midden Duitse gebied van Frankenland en Oberpfalz, waar ook de sterkste concentratie van liedtypen op de hoofdkaart is. Daarnaast zien we concentraties in Noord Duitsland en ten zuiden van de Donau.
Het Pommerlandlied is vrijwel overal aanwezig, wat een gevolg is van de opname van het lied, gewijd aan de meikever, in schoolleesboekjes. Het ‘normaaltype’ is ook over het hele gebied verspreid en vaak melden deze plaatsen het bestaan van normaaltype en variant. Het vaakst zien we het type ‘kroeg’, gevolgd door het thema ‘brandend huis’ en ‘vader en moeder’ en tenslotte de liedtypen ‘bakkershuis’, ‘bron-zon’ en eenmalig ´herdershuis´, ´Heergodstuin-wegge’ en ‘vlieg op de hoge berg’. De varianten van het Pommerlandlied bestrijken een brede strook van oost naar west over het midden van Duitsland. Noord Duitsland is vrijwel leeg, terwijl ook ten zuiden van Mains en Donau de bezetting laag is.
De kleinste verandering is, zoals we zagen, die van de landsnaam. De variant Böhmerland zien we vooral in de buurt van Bohemen, maar ook wel verder weg. Variaties erop zijn Bömmerland en Böhmerwald. Het minder vaak voorkomende Engelland zien we in de Eifel en Opper Franken, Niederland zien we in de West Eifel. Ook Pulverland is hoofdzakelijk tot de Eifel beperkt, in dialect Polverland, éénmaal Polderland. Oberland zien we veelal in het Odenwald, terwijl Schwabenland vooral in de buurt van Zwaben te vinden is. Ungarland zien we in Noord Mähren en Opper Slezië, maar ook elders. Enige malen is sprake van Hollerland of Holl(e)land in de Eifel, Polenland, Pomperland, Bomberland, Bumberland, Pomperlon, Bombenland zijn mogelijk allemaal vervormingen van Pommerland. Weinig voorkomende namen zijn: Bummeloch, Hessenland, Unterland, Helgoland, Bongeland, Morgenland, Mailand, Murreland, Pfefferland, Kommerland, Mia, Bethlehem, Sachsenland, Vaterland, Egerland, Drittelbach, Hoberland, Nachbarland, Leeme, Bettelland, Hegaland, Heilingkreig, Eisenhaus, Bummerland.
Varianten in de tweede en derde regel zijn zeldzaam. In Neder Slezië zien we op het stadje Striegau betrekking hebbende varianten: ‘Vlieg tot aan Striege! Vlieg tot aan Pommerland’, deels met de voortzetting ‘de kinderen zijn alleen, breken hals en been.’ Aan de Midden Rijn zien we ‘Vlieg in de krieg! Vlieg naar Pommerland.’ Varianten in dit gebied zijn: ‘Tot aan Trier in de krieg, de vader is in Nederland…’; ‘je moeder is in de hoogte, je vader is in Pommerland…’; ‘Je vader is in Trier…’; ‘Vlieg naar je moeder uit, vlieg uit naar Pommerland. Pommerland is afgebrand. Waar de oude wijven zitten met de grote puntmutsen’; ‘Je moeder is in het hospital, je vader in in de oorlog…’ Tweemaal wordt alleen de derde regel veranderd: ‘…midden in Böhmerland…; ‘…de moeder hoedt de bonte koe.’
Één variant van regel 3 en 4 is zeer frequent. Hierbij is regel 3 constant: ‘Je moeder is in Saksen.’ De vierde regel heeft twee hoofdvormen, die gemengd voorkomen en getalsmatig in evenwicht zijn: ‘waar de lieveheersbeestjes groeien (‘wachsen’)’ en ‘waar de mooie meisjes groeien’. We zien deze variant vooral in het Beierse Vogtland, Opper Franken, de Opper Pfalz en het aangrenzende Bohemen. Varianten luiden: ‘kan het hemelkevertje niet groeien’; ‘zal snel weer groeien’; ‘waar de kleine kinderen groeien’; ‘waar de grote kinderen groeien’. Eénmaal laat men de mooie meisjes aan de boom daarboven groeien, terwijl een andere variant het verhaal voorzet: ‘Had ik maar eraan gedacht, had ik er een meegebracht.’ Een, die aanvangt met regionaal-typische beginregels, luidt:
‘Achenshiller, vlieg over het stoeltje,
kijk waar je vadertje en moedertje!
Je vader is in de krieg,
de moeder is in Saksen,
waar de mooie meisjes groeien.’
Een aantal teksten met de gemeenschappelijke gedachte aan de moeder, die diverse dingen en eigenschappen worden toegeschreven, komen voor in Noord Mähren, Oostenrijk en aan de Midden Rijn en Beneden Main. Ze luiden (vanaf regel 3): ‘je moeder is geheel zwart afgebrand, je broeder is van je weggerend (‘-rannt’)’ (Minge); ‘je moeder is in de laars gekropen, heeft het linkerbeen gebroken’ (Großwilsdorf); ‘je moeder zit in het kamertje en flikt (voor de vader) het hamertje’ (Diebach); ‘je moeder is in het hoenderhuis en jaagt de jonge hoentjes eruit’ (Poppenhausen); ‘je moeder is een edelvrouw, heeft een kleed, dat is hemelsblauw’ (Schönau); ‘je moeder is in het tuchthuis, je vader kijkt het raam uit’ (Wiesentfels); ‘je moeder zit aan de ovenhaard (‘herd’), tot de vader wederkeert’ (Pawlowitz); ‘de moeder is in Pommeren, zullen snel terugkomen’ (Gumplitz); ‘je moeder zit in de kelder en drinkt muskateller’ (Eichach); ‘je moeder is in appelflappen, die kan je niet meer te vreten bakken’ (Burgsalach); ‘je moeder is in het ziekenhuis, het vogeltje kijkt het raam uit’ (Straßbach); ‘je moeder is in het ziekenhuis, rekt haar hoofd het venster uit’ (Garching); ‘de moeder zit in het kamertje, het kamertje is echt heel klein’ (Ober Wölsdorf); ‘de moeder is gaan grazen, wil een sleetje vol voer brengen’ (Kornitz); ‘de moeder is in de molke verzopen, lieveheersbeestje, vlieg weg!’ (Briesen); ‘de moeder bakt de oliebollen aan en het engeltje kan ze niet wegdragen’ (Babitz); ‘de moeder is in de oven geslopen, heeft de kat de staart afgebroken’ (Wartberg); ‘de moeder is een arme deern, moet haar kinderen zelf wiegen’ (Hürm).
Vervolgens zijn er teksten, die de vierde regel ‘Pommerland is afgebrand’ omvormen. Zo zien we in de Pfalz als vierde regel: ‘haalt een zak vol zilverzand’. In één geval begint deze verandering al in de tweede regel:
‘Lieveheersbeestje, vlieg,
vlieg over de krieg,
vlieg over Hollerland,
haal een zak vol zilverzand,
smijt hem over de [deur]post,
post kraakt (‘kracht’),
vader lacht,
moeder valt in onmacht.’ (Waldsee)
In een groep teksten zijn inhoudelijke ondergroepen te herkennen, die deels ook regionaal opvallen, zoals het motief van de ‘verbrande raven’. De meeste teksten zetten het ‘gebrand’ van het Pommerlandlied in een andere samenhang. Ook roept het woord ‘land’ andere rijmassociaties op als hand, band of bekend (‘bekannt’). Deze teksten luiden vanaf regel 3: ‘Je moeder is in Hessenland, daar zijn de raven allemaal verbrand’ (Biedenkopf); ‘de moeder is in het Bovenland, het Onderland is afgebrand’ (Boppard); ‘de moeder is in het Onderland, dat is sinds gisteren afgebrand’ (Mombach); ‘je moeder is in Engelland, heeft de sleutel in de hand’ (Herrnneuses); ‘de moeder is op Leeme (?) en brengt een wegge naar huis (heeme)’ (Wilgartswiesen); ‘je moeder is in het Bedelland en bedelt alle penningen bijeen’ (Diepersdorf); ‘je moeder is in Heilingkreig, geef het een goede kruid (zuurkool) en vlees’ (Morsbach); ‘de moeder is in IJzerhuis en rekt het hoofd het venster uit’ (Schaflohe); ‘de moeder is in Zwabenland, zuipt de koffie uit de pan’ (Eisingen); ‘de moeder is in Hongaarland en koopt voor het kind een ‘Bitschel’-band’ (Gundelfingen); ‘je moeder is in Hongarije, laat me niet verhongeren’ (Schuttern); ‘je vader is in het Onderland, Onderland is onbekend, lieveheersbeestje, vlieg!’ (Inzigkofen). Vanaf regel 4: ‘Vader en moeder zijn meeverbrand’ (Waltersdorf); ‘daar hebben de Franzosen hun gat verbrand’ (Mellendorf); ‘daar worden al de raven verbrand’ (Frebershausen); ‘Fliehkiebchen (= lieveheersbeestje) is uitgebrand’ (Burkersdorf); ‘daar heeft ze haar gat verbrand, aan allebei de zijden’ (Morchenstern); ‘en heeft zijn vinger verbrand’ (Staffel); ‘Pommerland is ons welbekend’ (Oberhartheim).
Enige malen zien we de variant ‘toegesloten/sleutel afgebroken’. Tweemaal wordt het Pommerlandlied gevarieerd en vervolgd, in één geval met een aftelrijmpje (vanaf regel 3):
‘je moeder is in Engelland,
Engelland is toegesloten,
is de sleutel afgebroken,
die met zijn rode kap,
moet hem weer laten maken (‘rijm’: Kappen-lassen)’ (Unterschweinach)
‘je moeder is in Hongaarland,
Hongaarland is toegesloten,
de sleutel is afgebroken,
hi, ha, hoe,
de molenaars koe,
de molenaars ezel,
dat ben jij (‘du’).
Vlieg, lieveheersbeestje, vlieg!’ (Zeche).
Ook de afdwaling ‘Pommerland is afgesloten. De kat vreet een koek’ kunnen we hierbij aansluiten.
De veranderingen in de vijfde regel valt in twee groepen uiteen. In het Spreewald zien we ‘de sleutel is weggerend (rijm: gerannt)’. Varianten hierop zijn: ‘alle kinderen zijn weggerend’, ‘de schimmel is weggerend’, ‘toen zijn we allen weggerend’. In de buurt van Leipzig vinden we een aantal maal ‘staat nog slechts een halve wand’. In twee gevallen wordt dit nog met twee regels verlengd: ‘Halve wand is weggereten, hebben de honden erop gescheten’ (Glossen); ‘Kinderen zijn alleen, breken hals en been’ (Falkenberg).
Zonder samenhang zijn de volgende continueringen (vanaf regel 3):
‘De moeder is in Engelland,
Engelland is afgebrand,
het heeft achter het hek gebrand’ (Wilsecker);
‘moeder is in Dritelbach,
Dritelbach is afgebrand,
is je moeder meeverbrand’ (Rieden).
Vanaf regel 5: ‘vader en moeder eten een zout-“pamme”’ (Welsickendorf); ‘waar de blauwe kool stond (‘stand’)’ (Kleinwenden); ‘met louter zoete suikerkandij’ (Gatzen); ‘vlieg in een ander land’ (Gallschütz); ‘met heel de ovenbank’ (Oppurg); ‘en heeft de moeder d’r gat verbrand’ (Neustadt a.d. Tafelfichte); ‘trok ze naar een ander land’ (Großlangheim).
Ook zijn er teksten, die de vijfde regel van het Pommerlandlied (‘Lieveheersbeestje, vlieg!) weglaten en daarvoor twee of meer regels toevoegen. Ook hier zien we typevarianten, die vaker voorkomen, naast eenmalige opgaven. Zowel de voortzetting ‘alleen/been’ als ‘gerannt/verbrannt’ kwamen we al tegen. De varianten van het type ‘alleen/been’ zijn geconcentreerd in Slezië, maar komt ook in Opper Saksen voor. Enige malen is ‘de kinderen zijn alleen’ vervangen voor ‘de kinderen zitten thuis (‘daheeme’)’. Een variatie op de zesde regel is: ‘De kinderen zijn allene, werpen naar elkaar met stenen.’ Er zijn meerdere tweeregelige voortzettingen (vanaf regel 7): ‘kwam dokter Hampelman, kleeft het been met spuug an’ (Ober Siegersdorf); ‘hals en been heeft ze gebroken, de moeder moet de soep koken’(Tschiebsdorf); ‘kruipen onder de tafel, eten brood en vis’ (Glashütte); ‘hals en benen hebben ze gebroken, de moeder zal de botten koken, de vader zal ze stampen, de kinderen zullen ze “wampen” (opsmullen)’ (Lorzendorf). Onder deze teksten bevindt zich een achtregelige contaminatie met het variant-type ‘weggerend /gat verbrand’ (vanaf regel 5): ‘De kinderen waren alleen, die breken hals en been; de jongens hebben hun gat verbrand, de meisjes waren weggerend’ (Weißbach). Een ander verkort de opgave tot zes regels: ‘De jongens zijn alleen, de meisjes hebben hun gat verbrand’ (Süssenbach). De opgaven van het variant-type ‘gerend/verbrand’ komen uit het gebied tussen Bautzen en Görlitz. Jongens en meisjes zijn naar gelang de zanger uitwisselbaar. De enige afwijking luidt (vanaf regel 5): ‘de moeder heeft haar kleed verbrand, de kinderen zijn weggerend’ (Radmeritz).
Ook zijn er nog een tiental opgaven, die bij deze variantengroepen horen, maar inhoudelijk afwijken. Opvallend zijn de drie opgaven ‘zitten/spitsen’ uit dezelfde regio. Ze luiden (vanaf regel 5): ‘vierentwintig stonden is je bloed geronnen’ (Euper); ‘alle broers wenen, zitten achter stenen, hebben geen mes, vork (‘Gabel’), vreten alles met de snavel’ (Skerbersdorf); ‘was ik niet toegerend, was de ganse stad verbrand’ (Ehrsten); ‘waar de kleine boeren zitten met de grote puntmutsen’ (Leutenthal); ‘tot op zeven kerkspitsen, waar de oude wijven zitten, die de kwark met lepels eten en het geld met kwarten meten’ (Geißmannsdorf); ‘tot op twee spitsen, waar de kevers zitten’ (Nieder Linda); ‘zijn slechts nog een paar spitsen, waar de hemelkindjes zitten’ (Rothenbach); ‘varen we naar Saksen, waar de mooie meisjes groeien, meisjes dragen gouden kranzen, jongens dragen rattenstaarten (rijm: Kränze-schwänze)’ (Stanitz); ‘vlieg, kever, vlieg, naar de vader in de krieg’ (Wildschütz).
Tot slot zijn er nog enige teksten, die zich niet bij de voorafgaande groepen lieten indelen. Zij luiden:
‘Mariawurmpje, vlieg!
Je vader is in de krieg,
je broertje is in Pommerland,
Mariawurmpje, vlieg! (Bandow)
‘Mariapaardje, vlieg weg!
Waarheen?
Naar Pommerland.
Dat is mijn vader en moeder bekend.’ (Bayershöhe)
‘Hemelschaapje, zoem weg,
zoem weg naar Pommerland,
Pommerland is afgebrand.
Zoem!’ (Ließen)
‘Bèhlam, vlieg weg,
vlieg heen naar Pommerland,
vader en moeder is verbrand.’ (Niederseefeld)
‘Bèhlammetje, vlieg weg,
vlieg weg naar Jüterbogk,
Jüterbogk is afgebrand,
vader en moeder zijn meeverbrand.’ (Langengrassau)
‘Heergodskuikentje, vlieg weg,
vlieg met mij in het Hessenland,
daar worden de raven allemaal verbrand.’ (Wemlighausen)
‘Vlieg, schaapje, vlieg,
je vader is niet hier.’ (Hermsdorf)
‘Zomervogeltje, vlieg!
De Häcker is in het Onderland,
de hekker is in het Bovenland.
Zomervogeltje, vlieg! (Möhringen)[1]
An English PDF will follow at a later date.
[1] Grober-Glück merkt op, dat Friedrich Hecker in 1848 een mislukte opstand in Zuidwest Duitsland ondernam. Echter een ‘Häcker’ of ‘Hacker’ is een grondwerker in de wijnbouw (hoewel thans ook een computercodekraker), n.l. iemand die hakt (ww. ‘hacken’) met een hak (‘Hacke’).
Plaats een reactie