Cor Hendriks – De hostie in de pad (1): De ontwikkeling van sprookjesmotief V34.2
Sprookjes zijn opgebouwd uit motieven en een overzicht van die motieven is te vinden in de ‘Motif-Index of Folk-Literature’, samengesteld door Stith Thompson. Hierin vinden we onder V34 (Miraculous working of the host: wonderbaarlijke werkzaamheden van de hostie) als tweede (V34.2. Princess sick because toad has swallowed her consecrated wafer): prinses ziek omdat een pad haar gewijde hostie heeft ingeslikt. Thompson verwijst voor dit motief naar verhaaltype 613, genaamd ‘De twee reizigers’, of ook wel ‘Waarheid en Onwaarheid’, en de studie van dit type door Christiansen (‘The Two Travellers’, FFC 24). Andere motieven waarnaar hij verwijst zijn B177 (Magic Toad – toverpad), C55 (Tabu: losing consecrated wafer: verliezen van gewijde hostie), C940.1 (Princess’s secret sickness from breaking tabu: geheime ziekte van de prinses door het breken van de taboe) en D2064.1 (Magick sickness because girl has thrown away her consecrated wafer: toverziekte omdat het meisje haar gewijde hostie heeft weggesmeten). Bij dit laatste motief merkt Thompson op (H1292.4.1): Vraag (voorgelegd tijdens de speurtocht): Hoe kan de prinses worden genezen? Antwoord: ze moet de gewijde hostie zien terug te krijgen, die een rat heeft gestolen bij haar eerste communie.
De vraag, hoe de prinses kan worden genezen, wordt behandeld door Christiansen in zijn studie van het verhaaltype AT 613 en hij merkt op, dat de lijst van verschillende geneeswijzen lang is en dat het moeilijk is om een traditie vast te stellen. Een bepaalde trek vond hij in sommige varianten meer uitgewerkt of simpelweg aangeduid: het is het incident dat de ziekte van de prinses het gevolg was van een ongelukje tijdens haar eerste communie, waar ze de gewijde hostie verloor. Een pad nam die en zit onder de vloer met de hostie in zijn bek, en deze moet teruggegeven worden aan de prinses (ook een rat komt voor). Deze episode is te zien in 4 Noorse, 1 Zweedse, 4 Deense, 2 IJslandse, 2 Duitse, 1 Nederlandse, 2 Belgische, 2 Tsjechische, 1 Hongaarse, 1 Baskische, 1 Roemeense, 1 Slowaakse, 4 Finse, 2 Russische, 2 Wit-Russische en 6 Poolse versies. Waarschijnlijk hetzelfde verhaal is waar ze wat geld in de aalmoezenkist moet stoppen, maar het verliest (Duits) of een ring in de kist had moeten stoppen (Deens). Slechts weinig varianten hebben dit verhaal in zijn geheel, maar het motief is verspreid over het hele gebied der varianten. Christiansen merkt verder op dat in veel versies een pad wordt vermeld, in combinatie met de genezing (ook een serpent, rat, etc.), wat hij opmerkelijk vindt en niet slechts toeval, maar op de een of andere manier verbonden met ons motief. In een Zweedse versie wordt gezegd dat de prinses zal herstellen als ze wat ‘kalk’ krijgt, die een rat onder de kerk in zijn bek heeft. Het Zweedse woord ‘kalk’ betekent zowel ‘kalk’ als ‘kelk’. Soms moet de pad worden opgegeten (Deens), verbrand (IJslands), in een vijzel gestampt tot poeder (in 14 varianten, voornamelijk uit Oost-Europa). De pad zit onder de vloer (Fins), onder een brug (Wit-Russisch), de zieke moet met zijn vet worden ingesmeerd (2 Slav.), ze moet de pad in haar mond stoppen (Fins) of het in de kerk kussen (Deens). In één Finse versie zit de Duivel onder de kerkvloer met de gewijde hostie. Verder moet er een zalf gemaakt worden van de pad (2 Nederlands, Frans, Roem., SU, Zigeuner), of er wordt gezegd dat de pad onder het bed van de prinses zit (Nederlands, Frans, Roemeens, Spaans) of onder de vloer in haar kamer (Corsica). In een Duitse versie zitten vijf padden in een kistje in de kerk.
Meyer vermeldt in zijn catalogus van Vlaamse sprookjes bij AT 613 het motief D2064.1: de prinses wordt genezen wanneer ze de fout herstelt die ze beging tijdens haar eerste communie. Een van de vermelde sprookjes is ‘Van twee bedienden’ uit Vlaanderen, waarin door de beer wordt gezegd: ‘Toen de prinses, nu zes jaar geleden, haar eerste communie deed, beging ze een heiligschennis door de gewijde hostie uit haar mond op de grond te laten vallen, waar deze is blijven liggen onder de tweede steen van de communiebank. Om te genezen moet ze biechten en communie hebben met dezelfde hostie.’ De prinses wordt naar de biechtstoel gedragen (want ze kan niet lopen), waar ze haar zonde bekent, heeft de communie en keert blakend van gezondheid naar huis terug om met de held te trouwen.
Meyer maakt ook melding van motief B177.1.1: men moet een pad verwijderen, die onder het bed van de prinses zit. Dit motief is aanwezig in vijf varianten. Een daarvan is ‘Den Tooveressenberg’ uit de collectie Witteryck. De held Crabbe hoort een van de toveressen zeggen: ‘Ik weet ook dat de dochter van de koning gevaarlijk ziek is; meer dan acht jaar ligt ze in bed en niemand kan haar genezen, omdat de reden van haar ziekte onbekend is. Als men wist dat onder de tegel onder de rechterpoot van het bedhoofdeinde een toveres zit in de gedaante van een pad, dan zouden ze wel in staat zijn haar te genezen, want dat is wat haar ziek maakt. Om ervan verlost te worden moet men in de kamer gaan, waar de prinses ligt, een oven maken en roodgloeiend stoken en dan het bed wegschuiven, de tegel wegbreken, de “padde” met een gloeiende vuurtang grijpen en in de oven smijten.’ Dus toen de oven gloeiend heet was, kwam Crabbe in zijn eentje de kamer van de prinses binnen. Hij schoof stilletjes het bed [van de tegel] en brak de tegel uit, die onder de rechterpoot van het hoofdeinde was. Hij zag inderdaad een lelijke zwarte pad daar zitten. Hij greep die met de gloeiende tang en wierp hem in de oven. De pad slaakte een geweldige kreet en verbrandde. Zodra de pad dood was, hield de pijn van de prinses op; ze ging rechtop zitten en vroeg om haar kleren. Voor het eerst in een lange tijd verliet ze het bed en was geheel genezen.
Ook in een versie uit Gascogne weet de beer dat bij de prinses een pad van onder haar bed moet worden verwijderd. In een versie uit de Pyreneeën weet de wolf dat de prinses ziek is omdat onder haar bed een pad zit, die iedere nacht haar bloed zuigt. De held krijgt toestemming van de koning om in de slaapkamer van de prinses te slapen; hij verplettert de pad en werpt hem uit het raam. ’s Morgens is de prinses een heel stuk opgeknapt en na een paar dagen is ze volledig hersteld.
In de Baskische versie ‘La Trahison Punie’ (Het verraad bestraft) heeft de wolf ook een geheim te delen met de anderen: ‘De dochter van de koning van Italië ligt sinds twee jaar in bed, zonder dat iemand een methode heeft gevonden om haar te genezen. Maar ze zal genezen, als iemand van onder haar bed een afschuwelijke pad verwijdert, die daar verborgen zit, en snel verbrandt.’ Later laat de held, verkleed als dokter, de prinses naar een andere kamer brengen, opent het matras van het bed, vindt daar de afschuwelijke pad en gooit die in het vuur in de keuken. En wanneer de pad geheel verbrand is, is de prinses genezen en gereed om te trouwen.
Delarue gebruikt in zijn catalogus van Franse sprookjes dit verhaal als zijn voorbeeld van AT 613 en neemt de genezing van de prinses op als paragraaf D van deel III. La mise en pratique des secrets (het in de praktijk brengen van de geheimen). D: De held geeft de gezondheid terug aan een prinses, D2: waarvan de ziekte het werk juist is van de demonische wezens afgeluisterd door de held; D3: want voor haar ziekte heeft zij (hij) een hostie uitgekotst; D4: die een pad (een kikker) heeft opgeslokt; D5: de held haalt deze (een, diverse) verborgen pad(den) weg; D6: haalt een ander verborgen beest weg; D7 (verborgen): in of onder het bed van de zieke; D8: laat dit (deze) beest(en) verbranden; D9: en maakt ervan een medicijn; D10: dankzij het water van zekere bron; (E1: trouwt met de [genezen] prinses).
Diverse Boheemse (Tsjechische) versies zijn verzameld door Tille. Hij behandelt eerst de versies waarin heksen hun daden onthullen. In de eerste variant zit in de slaapkamer van de zieke koning onder de middelste vloerplank een pad met een stuk brood in zijn bek, waarmee de koning kan worden genezen. In de tweede is de prinses ziek en kan genezen met een poeder gemaakt van de pad, die onder de platte steen zit. In de derde kan ze genezen met poeder van de pad, die in de koninklijke bron zit. In de vierde heeft de heks de prinses ziek gemaakt door een zilveren nagel in haar bed te spijkeren (die verwijderd moet worden om haar te genezen). In de vijfde kan de zieke prinses worden genezen met poeder van een verbrande pad.
Dan behandelt Tille de versies met dieren die geheimen, die ze kennen, aan elkaar onthullen. Hier weet de beer dat de prinses bij een ‘Kirchenraub’ (? kerkroof) een hostie heeft weggeworpen, die nu in een hoek van de kerk wordt bewaakt door een muis, die hem vereert.
In een versie uit Sleeswijk-Holstein is het de vogel Grijp, die zegt dat in de kerk, achter het altaar, onder de brede steen, die daar ligt, een pad zit. En wie die pad daaronder uitkrijgt en hem tot poeder verbrand, die kan alle zieken gezond maken. In de tweede variant zegt de vogel Grijp: ‘in de kerk achter het altaar ligt een grote kist. […] In de kist in de kerk zijn botten. Wie ze tot poeder verbrandt, kan met de poeder doden weer levend maken, wanneer hij ze ermee inwrijft.’ Dan maakt de held de gestorven koningsdochter weer levend en krijgt haar tot vrouw. In deze versie ligt onder de grote steen op de markt een grote pad. Ook in de derde variant zit de grote pad onder de grote steen in het midden van de markt, zoals de wolf vertelt, terwijl de vogel Grijp zegt, dat in de kerk achter het altaar een brede steen ligt. En onder de steen is een ijzeren kist begraven met beenderen erin die wanneer tot poeder verbrand al de zieken kunnen genezen.
Ook in de vierde variant heeft de koning een dochter die altijd ziek is en nooit het daglicht heeft gezien. De oplossing is: daar in de kerk, voor het altaar, daar is een steen. En wanneer die wordt opgelicht, dan zit er een pad onder. En wordt die tot poeder verbrand, en ze krijgt er wat van binnen, dan wordt ze kerngezond. De held vraagt de koning om vier mannen en neemt hen ‘s nachts tussen elf en twaalf de kerk in met geblinddoekte ogen en laat hen de steen bij de vier hoeken optillen. Dit blinddoeken is uiteraard zodat ze niet zien wat hij doet, waardoor hij zijn reputatie als wonderdokter in stand houdt (want hij heeft al de blindheid van de koning genezen met de dauw). Hij haalt de pad tevoorschijn, stopt hem in zijn rugzak en verbrandt hem later tot poeder die hij aan de prinses geeft, die meteen zo gezond als een vis is.
In de vijfde variant zegt de derde vogel: ‘In de hoofdstad Londen, daar is een grafsteen, daaronder zit een pad. Wie die tot poeder kan verbranden, die kan boze mensen regeren.’ De held neemt een paar man mee … de pad eronder uit… en verbrandt hem tot poeder. De koningsdochter is gek en ligt in de boeien. Hij wil haar verlossen en gaat naar de koning. Als hij zijn dochter gezond maakt, zal hij haar tot vrouw hebben. Hij maakt eenmaal poeder, vallen kettingen van haar af. De tweede maal valt meer van haar af. Dan een derde maal dan vallen de kettingen helemaal weg. Daarop zegt de prinses dat ze hem tot man wil. En dat zal ze en het huwelijk wordt gevierd.
In een andere variant zien we motief V34.2 (maar zonder de pad). Het derde dier zegt: ‘De koningsdochter heeft het Avondmaal gekregen en heeft de hostie laten vallen. En de hostie is onder het altaar gerold.’ Wanneer hij bij de koning en de prinses komt, zegt de held (Domme Hans): Nou, ze heeft het Avondmaal gekregen en heeft de hostie laten vallen; is dat haar? Ja. Waar is het heengegaan? … onder het altaar … Ze moet komen met haar vader. Wel, kijk aan, zegt ze, nu heb ik mijn hostie terug.
In een laatste variant zegt een van de ‘drie mannen’, dat de koningsdochter blind is en dat niemand haar kan genezen. Een andere man heeft de oplossing: ‘Onder de zoldertrap ligt onder de onderste trede een bosje haar. Daarmee hoeven slechts haar ogen gewreven te worden, dan zal ze wel weer zien.’ Dit wordt ook aangetroffen in een versie uit Nivernais (als D7): ‘deze pad heeft er zijn nest van de haren, die de prinses verloor tijdens het kammen.’
Dit laatste doet denken aan het verhaal van ‘De Vogel Grijp’ uit de collectie Grimm (nr. 165; AT 461). Hier logeert de held, eropuit gestuurd door de koning, die hem niet zijn dochter wil geven, om hem een veer uit de staart van de vogel Grijp te brengen, de tweede nacht in een kasteel, waar een dochter ziek is en niets kan haar genezen, dus de held moet aan de vogel Grijp, die alles weet, vragen wat de dochter weer gezond zal maken. De vogel Grijp zegt dat onder de keldertrap een pad zijn nest heeft gemaakt van haar haren en dat als ze haar haren terugkrijgt ze zal genezen. Dus wanneer hij weer terug komt in dat kasteel, neemt hij de dochter op zijn schouders, aangezien ze niet kan lopen, en draagt haar de keldertrap af en haalt het paddennest tevoorschijn van onder de onderste tree en geeft het haar in de hand; en ze springt van zijn schouders en de trap op voor hem uit en is geheel genezen.
In een ander verhaal uit de collectie Grimm, ‘Die Krähen’, dat nr. 21 was in de uitgave van 1815 en nr. 107 in de uitgave van 1819 en tenslotte werd vervangen door het verhaal van ‘De twee zwervers’ (KHM 107: ‘Die beiden Wanderer’) en ook een versie is van AT 613, luistert de arme verblinde onder de galgen achtergelaten soldaat het gesprek af van drie kraaien, die elkaar vertellen dat de dochter van de koning ziek is en door de koning als vrouw beloofd aan degene die haar geneest, wat niemand kan, want ze kan alleen genezen wanneer de pad in de vijver daar verbrand zal worden tot as en ze deze as drinkt.
In een versie van AT 613 uit Oostenrijk zegt een van de kraaien, dat de prinses stom is omdat een hostie die ze heeft laten vallen is opgeslokt door een kikker. De stenen plaat moet worden opgetild en de kikker verbrand.
In de Estlandse versie van AT 613, ‘De Twee Broers’, zwerft de verblinde broer steeds dieper het woud in en gaat tenslotte onder een boom zitten. Na een tijdje hoort hij stemmen die zeggen dat de mensen dom zijn, want ze weten niet dat nachtelijke dauw blindheid kan genezen, waarop de verblinde broer zichzelf geneest en twee kleine mannetjes ziet, die met elkaar in gesprek zijn. Ze zeggen dat de mensen van Koperstad, die allemaal blind zijn, op die manier te genezen zijn, terwijl ze in Zilverstad water kunnen krijgen door een steen onder de stadspoort op te tillen. In Goudstad is de prinses ongeneeslijk ziek. Ze heeft tijdens de mis in de kerk de H. Communie gekregen, maar heeft die laten vallen. Toen kwam een schurftige kikker onder het altaar vandaan, at hem op en verdween. Nu hoeven ze slechts de kikker van onder het altaar te halen, te roosteren en laten opeten door de prinses om haar te genezen. Dus onze held gaat – na de mensen van Koperstad genezen te hebben en de waters te hebben bevrijd in Zilverstad – naar Goudstad en ’s nachts haalt hij de kikker onder het altaar vandaan, roostert hem, maalt hem tot poeder, lost dit op in water en de prinses hoeft maar drie slokjes te nemen en ze is genezen.
Ook in de Noorse versie uit de collectie van Asbjørnsen en Moe zijn er twee broers, toepasselijk genaamd Tro (Trouw) en Untro. Trouw wordt door Untro blind gemaakt en achtergelaten en dwaalt diep het woud in, waar hij in een grote lindeboom klimt, waar – in het midden van de nacht – enige dieren bijeenkomen om midzomernacht (St. Jansnacht) te vieren. De dieren voeren een gesprek, waarbij ieder een geheim vertelt. De beer – de koning – begint met een verhaal over de blinde koning van Engeland, die kan genezen door de dauw op de lindebladeren. De wolf weet dat die koning een doofstomme dochter heeft. Vorig jaar, toen ze werd aangenomen (d.w.z. haar eerste communie deed), spuugde ze het heilige brood uit en het was opgegeten door een grote pad. Maar wanneer ze onder de vloer graven zullen ze de pad vinden, recht onder de knielbank voor het altaar (wat uiteraard de plaats is waar de prinses zat), met het brood nog steeds in zijn keel. Ze moeten hem opensnijden, het brood eruit halen en aan de prinses geven en ze zal horen en spreken als andere mensen.
In een Bretons sprookje gaat de held na een AT 563-avontuur (‘Tafeltje dek je’) naar Spanje om de prinses te genezen. Ze vertelt hem zelf dat, voordat ze ziek werd, ze een hostie heeft uitgespuugd (of gebraakt) in de vijver, die werd opgeslokt door een kikker. De held gaat (met zijn speciale schoenen) de vijver in, pakt de kikker en geneest de prinses.
Een versie uit Noord Italië (Waals Tirol) is geheel gewijd aan ‘La principessa ammalata’ (de zieke prinses). Een jongen verdwaalt in het woud, komt bij een kluizenaar, die hem een ‘gevaarlijke’ slaapplek wijst. Midden in de nacht wordt de jongen wakker en ziet dat de boom naast de hermitage vol heksen is. ‘Maar waar blijft toch onze slipper (‘la nostra ciabatta’)?’ vragen ze en meteen arriveert een lelijk klein heksje, die zich verkneukelend vertelt hoe ze zekere prinses heeft behekst, die weldra zal sterven. Ze kan alleen gered worden wanneer iemand de boom uitgraaft en een wortel kookt in het water van de vrijgekomen bron. Wanneer ze dit drankje drinkt, zal ze binnen een uur genezen zijn. Bij dageraad vliegen de heksen weg en de kluizenaar is verbaasd en blij te zien dat de jongen in leven is en vertelt hem dat het hem slechts ontbreekt aan goed drinkwater. De jongen vertelt hem van de bron onder de boom en ze graven de boom uit en een bron komt tevoorschijn. De jongen vult een fles, snijdt een wortel af en gaat naar de hoofdstad, waar hij de derde dag aankomt, de prinses geneest en met haar trouwt.
In een Duitse versie van AT 613 uit de collectie van Bechstein, genaamd ‘Schneider Hänschen und die wissenden Tiere’, vertelt de vos aan de beer en de wolf, dat de dochter van een koning al zeven jaar ziek is, omdat ze eens een goudstuk in het offerblok heeft gegooid, maar omdat ze jong en beschaamd was, wierp ze onhandig en het viel ernaast in een spleet. Ditzelfde is ook te zien in een Friese versie: de prinses geneest wanneer het goudstuk dat ze in de kerk in een spleet naast het offerblok heeft laten vallen wordt teruggevonden.
Ook in een versie uit Sleeswijk-Holstein zegt de tijger, dat de koning een dochter heeft die vreselijk ziek is; geen dokter kan haar helpen. Ze is naar de kerk geweest en heeft een goudstuk willen insteken, en dat is er achter gevallen. En wanneer ze daarheen wordt gebracht, zodat ze het zelf weer erin kan steken, dan wordt ze weer gezond. De held laat een koets met kussens vullen en brengt de prinses naar de kerk en instrueert haar om het goudstuk uit de spleet te halen en in het offerblok (‘Gottskasten’) te stoppen.
In Frankrijk is dit te vinden in een versie uit Lorraine, door Delarue geregistreerd als variant van D3: de offerande; de held recupereert die en laat die door de prinses stoppen in de kerkkist.
Bolte en Polivka maken in hun aanmerkingen bij KHM 107 melding van een Faroese versie genaamd ‘Prinsessan og oblátin’ (de prinses en de hostie) en refereren aan de verloren hostie in hun aanmerkingen bij KHM 33: ‘Die Drie Sprachen’ (AT 617: The Three Languages). Hier merken ze op bij de Franse versies van Sébillot en Orain: ‘Hier melden […] die Frösche (kikkers), daß ein Mädchen erkrankt ist, weil es die Hostie fortgeworfen hat’.
In de Bretonse versie van Sébillot wordt het kind, dat de taal der dieren heeft geleerd, door zijn ouders van huis verjaagd en sluit zich aan bij twee pelgrims, die op weg zijn naar Rome om een nieuwe paus te kiezen. Kikkers kwaken dat een meisje haar hostie in de vijver heeft uitgekotst, waar deze werd opgegeten door een kikker. De pelgrims lachen, maar dan komen ze bij een huis waar de dochter ziek is. Een priester wordt gehaald, maar alleen de jongen is in staat de kikker over te halen om de hostie terug te geven, die door de priester in een kelk wordt gelegd. Wanneer ze het huis betreden, blijkt het meisje genezen te zijn.
De versie uit Orain, van Ille-et-Vilaine, heeft dit motief niet: de arme jongen, een ‘sorte d’illuminé’, aangezien hij de taal der dieren verstaat, noemt zichzelf Petit Jour (‘Dagje’) en sluit zich aan bij twee broers op weg van Bretagne naar Rome, waar een opvolger voor de paus wordt gekozen. Ze komen langs een vijver en vragen de jongen wat de kikkers kwaken en hij zegt: ‘Een maand geleden verdronk hier een meisje.’ Dit blijkt het geval te zijn.
In een versie uit de verzameling van Jean Fleury uit Zuid Normandië, uitgegeven in 1833, voegt de weggejaagde jongen zich bij twee priesters, die op weg zijn naar Rome. De eerste nacht blaffen de honden over dieven, die een tunnel hebben gegraven, de tweede nacht kwaken de kikkers dat de dochter van de heer des huizes stom is, omdat ze op de dag van haar eerste communie een stuk van de hostie op de grond heeft laten vallen. Een kikker nam die in zijn bek en zolang hij die bezit zal de dochter stom blijven. De volgende dag wordt een zoektocht op touw gezet, alle kikkers uit de gracht worden bijeengezameld en eentje blijkt dikker dan de anderen. Maar heeft hij ook de hostie in zijn bek? Een van de priesters beveelt de kikker deze uit te spugen en wanneer de kikker niet gehoorzaamt, probeert de andere priester het, en zelfs een derde priester die daar was (de huispriester). Dan vraagt de jongen het de kikker in zijn eigen taal en deze spuugt de hostie uit; en meteen kan het meisje weer spreken.
In een West-Franse versie hoort de held een hond blaffen: ‘Er is hier een ziek meisje.’ De heer des huizes laat hen binnenkomen en de jongen zegt dat het meisje niet zal sterven, maar de priesters nemen haar toch de biecht af. De jongen laat de kikker, die de hostie heeft opgeslokt die het meisje heeft uitgekotst in de vijver, uit de vijver halen. Zodra ze de hostie heeft ontvangen, is ze genezen.
In de versie ‘Le pape innocent’ uit Basse-Bretagne hoort de jongen: ‘Het is zeven jaar sinds de jongedame van dat kasteel dat je daar tussen de bomen ziet haar eerste communie moest doen. Ze kreeg de Heilige Hostie net als iedereen, maar stopte hem in haar zakdoek in het zicht van iedereen. De volgende morgen ging ze haar zakdoek uitwassen in de vijver en wierp de Heilige Hostie in het water. Die kikker die je tussen de andere zag heeft hem genomen en onder zijn tong bewaard sinds die dag. Dat is waarom deze kikkers, opgesteld in een cirkel, zo goed de glorie van hun schepper bezingen en dat is ook de reden waarom de jongedame ziek is.’ Ze geneest zodra haar de hostie is gebracht.
In zijn beschrijving van AT 671 heeft Delarue het motief gecatalogiseerd als III. C: Als hij de kikkers hoort kwaken, C1: legt de held uit dat een van de kikkers de hostie heeft opgeslokt, die een jong meisje in het water heeft laten vallen; C2: alleen hij slaagt er in de kikker over te halen om de hostie terug te geven; C3: hij geeft aldus de gezondheid terug aan het meisje, dat vanaf die dag ziek was geweest.
Ook in een Vlaamse versie zien we motief V34.2: ‘de held vangt de kikker die de heilige hostie heeft opgeslokt die in het water was geworpen’ vermeld als deel van een versie van AT 671. In een Italiaanse versie komt de held in een stad waar de kikkers in een fontein kwaken dat de prinses ziek is, omdat ze een kruis [op hosties staat een kruis] in die fontein heeft gegooid; zodra het wordt opgevist is de prinses genezen (en wil met de held trouwen).
In de Griekse versie uit de collectie Hahn heeft de koningin een pad in haar lijf en de jongen die de taal der dieren spreekt haalt de pad over uit haar lichaam te komen. Dit motief is ook aanwezig in een Bulgaars verhaal, gecatalogiseerd als AT *671**: ‘De taal der kikkers’, waarin een jongen die de taal der kikkers heeft geleerd dokter wordt en hoort, dat in de buik van de zieke prinses een kikker zit met kleintjes; hij hoort dat ze bang zijn voor azijn en vergiftigt hen daarmee, waarna hij met de prinses trouwt.
Het verhaaltype AT 461 is onderzocht door Antti Aarne in zijn studie ‘Der reiche Mann und seine Schwiegersohn’ en ons onderwerp behandelt hij onder het kopje van de vraag, hoe de zieke prinses kan worden genezen (onderdeel van 47 varianten). Deze vraag is afwezig in zuidoost en oost Europa. In de versie uit Annam (Zuid Azië) wil de rijke man weten waarom hij geen zoon heeft, alleen een stomme dochter. Deze stomme dochter is ook te zien in 10 Europese varianten; ze is blind in 15 gevallen, in één is ze melaats, in 4 is ze lelijk geworden en in één geval is ze in een kikker veranderd. In 7 Finse versies is sprake van een stom en een blind meisje. De reden voor de ziekte is vaak opgenomen in het antwoord, dat het meisje bij haar eerste communie de hostie heeft laten vallen; wanneer ze wil genezen moet ze de hostie zien terug te krijgen en die opeten (18 var.). Soms zit de hostie in de bek van een pad (7x) of een rat (2x) en is alleen terug te krijgen wanneer het dier wordt gedood. Aarne maakt melding van twee ‘eigentümliche Verdrehungen’. De koningszoon geneest als hij de steen uit de kerk haalt, waarin hij gespuugd heeft, en spuugt hem uit in de tuin; of de jongen kreeg eens in de kerk een steen in zijn keel en moet naar de kerk worden gebracht en de steen uit zijn mond gehaald (2x Fins). Soms wordt de ziekte rechtstreeks veroorzaakt door een pad (3x) of een slang (3x), die onder het bed verstopt zit. Wanneer het dier wordt verwijderd, herstelt de patiënt. De blindheid van de prinses wordt genezen met water uit een bepaalde bron of met ochtenddauw. En in zijn conclusie merkt hij op: ‘Wat de geschiedenis van de op de grond gevallen hostie betreft, die eveneens in een aantal varianten van het sprookje ‘De beide zwervers’ optreedt, dit vindt zijn grond in het volksgeloof. Uit eerbied voor de heiligheid van de hostie heeft het volk eraan een toverkracht geknoopt. De pad of een ander dier, dat de hostie heeft opgeslokt of alleen maar de ziekte verwekt, is hetzelfde dier, dat het watergebrek of het verdorren van de boom veroorzaakt.’
Voor Franse versies van AT 461 heeft Delarue het motief gecatalogiseerd als III. C3: het gaat erom het dier te doden; C6: dat verstopt zit onder het bed van de zieke; C7: en dat de heilige Communie heeft opgeslokt.
In een Hongaarse versie van AT 461 (‘Het gelukkigste uur’) is de dochter van de Zwarte Keizer zeven jaar ongeneeslijk ziek en de demonenkoning vertelt, dat de zieke prinses een hostie heeft laten vallen; wanneer die wordt gevonden en ze eet hem op, dan zal ze genezen zijn.
Ook in een versie van AT 461 uit Sleeswijk-Holstein wordt de jongen op zijn weg naar de Pewit-berg gevraagd door de tweede koning om de draak te vragen hoe het komt dat zijn dochter vanaf haar confirmatie zo’n ruw gezicht had en het antwoord is: ze heeft eens een halve hostie gegeten en de andere helft ligt bij het altaar op een steen.
In een Tsjechische versie vertelt de draak, dat de prinses in de kerk een ‘heiligenbeeld’ (‘heilig beeld’ = hostie) heeft weggegooid, een kikker zit erop; ze moet het beeld kussen op haar knieën.
In een Franse versie uit Trégor vertelt de Zon de held, dat de zieke dochter van de Russische koning de hostie heeft gekregen, terwijl ze naast een arme man zat, en ze had uit schaamte de hostie in haar zakdoek verborgen; het viel in de gootsteen tijdens de was en werd opgegeten door een kikker, die gevangen moet worden en de hostie teruggegeven aan de prinses, die dan genezen zal zijn.
In de Oostenrijkse versie ‘De gouden vogel’ komt de held bij een koning, wiens dochter op een dag spuuglelijk is geworden. De gouden vogel zegt, dat de koning een hostie moet laten wijden die de prinses in haar gebedenboek heeft laten vallen, en die aan haar geven.
Het genezen van de stomme prinses is al aanwezig in een vroege versie van AT 613 in de Spaanse ‘Libro de los gatos’, genaamd ‘Een exempel van twee gezellen’. De reizigers wedden of waarheid of onwaarheid meer opbrengt en doen een proef in het land der apen, die de liegende slijmjurk eren; en de minnaar van de waarheid wordt blind gemaakt. ’s Nachts klimt hij in een boom en hoort de vos vertellen aan de andere dieren hoe de blinde koning en zijn stomme dochter kunnen worden genezen door een bron verborgen in hun huis en een bijzondere koek. De blinde koning en de blinde held worden genezen door de bron, die uiteraard in de kelder is. De bijzondere koek is voor de prinses; wat zo bijzonder is aan die koek wordt niet gezegd.
Het bovenstaande is de vertaling van het eerste deel van een artikel genaamd ‘The Host in the Toad. The Development of a Fairytale Motif (V34.2)’, dat ik enige jaren terug schreef. De PDF van dit artikel met voetnoten verschijnt bij de laatste aflevering van deze reeks. In de volgende aflevering behandel ik de historische achtergrond van het thema van de hostie en de pad.
Plaats een reactie