Roos van der Lint – Kunst en copyright: De zaak-Luc Tuymans

De Groene Amsterdammer, woensdag 25 februari 2015

‘Je suis Luc’

De rechtszaak van fotografe Katrijn Van Giel tegen kunstenaar Luc Tuymans kreeg een uitspraak waar de kunstwereld al weken van steigert. Hoe kan kunst nog iets over de wereld zeggen, als ze van die wereld af moet blijven?

Het is een aanslag op de kunst, een smet op de kunstgeschiedenis. Het grote belang van het kunstwerk bleef onbegrepen. Wij zullen onszelf beschermen. Op sociale media verscheen een voorzichtige ‘Je suis Luc’ De strijd tussen het auteursrecht en de vrijheid van meningsuiting is hoog ingezet. Media soebatten over het verschil tussen pixels en verf, over de betekenis van reproductie en plagiaat. De discussie liep op tot politiek niveau (‘Tuymans en Charlie Hebdo, één strijd?’) en kwam in detail steeds weer uit bij de zweetdruppels op het voorhoofd van Jean-Marie Dedecker. De Morgen lanceerde een ‘fotoslider’ waarmee je schuivend over het hoofd van de Belgische politicus het bevochten beeld als foto en als schilderij tot op de centimeter kunt analyseren. Poriën gaan in de verf verloren, moedervlekjes verdwijnen, maar het grijze haar wordt wat voller en de witte reflectie van lampen op het glimmende voorhoofd een laken van grauwigheid. Flets, ontzield, aangeslagen. Als een kunstwerk van Tuymans.

Luc Tuymans is een Vlaamse schilder, die wordt gerekend tot de belangrijkste van dit moment, en is in Nederland onder meer bekend van het portret dat hij maakte van toen nog koningin Beatrix. Haar spookachtige verschijning op zijn doek zorgde voor controverse, maar H.M. (2012) is een typische Tuymans. Machtige mensen staren op zijn schilderijen naar hun eigen geschiedenis, ook als zij er nog midden in staan. Lumumba, Himmler, Condoleezza Rice, ze bestaan in de wereld als personages en ­Tuymans baseert zijn portretten op beeltenissen die hij van hen vindt. Tot één beeltenis niet zo anoniem bleek, en de bron tegen de kunstenaar in beweging kwam.

Op de Belgische verkiezingsavond in 2010 nam Katrijn Van Giel een foto van een verslagen Jean-Marie Dedecker. Ze koos voor een dramatisch uitgelichte uitsnede van zijn verhitte gezicht. De foto werd gepubliceerd in De Standaard, waar Tuymans naar eigen zeggen werd getroffen door het ‘krachtige’ beeld. Geheel volgens recept baseerde hij er het schilderij A Belgian Politician (2011) op, dat naar verluidt voor een half miljoen naar een verzamelaar in de Verenigde Staten werd verscheept. Een jaar later werd Van Giel getroffen door haar eigen foto, nu uitgevoerd als schilderij, afgedrukt in een catalogus met werk van Tuymans. De rechtbank van Antwerpen oordeelde onlangs, op 15 januari, dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht en legde Tuymans een dwangsom van vijfhonderdduizend euro op, te betalen indien die inbreuk niet wordt gestaakt, bijvoorbeeld door het doek opnieuw te exposeren of te reproduceren.

De kunstwereld schaarde zich als één man achter de veroordeelde kunstenaar, een internationaal apparaat van gepikeerde critici trad op als advocaat van de sector. Joost Zwagerman spande de kroon door onder de opruiende kop ‘Veel kunst kan niet langer in België worden vertoond’ te verkondigen dat na het vonnis meer dan de helft van de schilderijen van Marlene Dumas ‘de museumwand niet zou halen’ en dat ook Gerhard Richter en Richard Hamilton niet meer zouden kunnen verschijnen in een Belgisch museum.

De vraag werd opgeworpen of de auteurswet, die stamt uit de negentiende eeuw, niet achterhaald is

Een petitie, geïnitieerd door kunstenaar Karin Hanssen, zet de verschillen tussen foto en schilderij uiteen. De foto betreft een illustratie bij een artikel met dus een tijdelijke functie, een publiek beeld zonder autonome positie, in grote oplage verspreid. Het schilderij van Tuymans is in alles tegenovergesteld, een artistieke toevoeging. ‘Op een vormelijke overeenkomst na hebben de twee beelden niets met elkaar te maken.’ En: ‘Zeggen dat dit plagiaat is, is zeggen dat de kunstenaar aan de foto niets toegevoegd heeft en komt neer op het criminaliseren van de kunstenaarspraktijk.’ Ondertekend door museum­directeuren, kunstcritici, galeriehouders en kunstenaars, onder wie Michaël Borremans, Francis Alÿs, Marie Civikov, Marcel van Eeden en Ronald Ophuis.

Tuymans zelf reageerde in een persbericht: ‘Al mijn werk, net als dat van veel hedendaagse artiesten, is gebaseerd op bestaande beelden die in de wereld circuleren. Hoe kan een artiest via zijn werk vragen opwerpen over de wereld zonder enkele van die beelden te gebruiken? Als gevolg van deze uitspraak wordt een heel gebied van de hedendaagse kunst verboden en wordt invloedrijke hedendaagse artiesten hun vrijheid van meningsuiting ontzegd.’

De felheid waarmee de kunstwereld zich beroept op haar autonomie, schermend met overtrokken scenario’s, toont op de eerste plaats haar lange tenen. Niet de fotograaf, maar de kunstsector is hier de gebeten hond, aangevallen op een vorm van originaliteit die voor de buitenwereld niet evident blijkt te zijn.

Het is wel het Warhol-effect genoemd, de generaties van kunstenaars die de afgelopen vijftig jaar een greep deden uit de beeldcultuur. Hun kunstwerken lezen als tijdsdocumenten, met onderwerpen die losgezongen van hun oorspronkelijke context opnieuw werden verpakt als appropriation art, een praktijk die al begon bij Marcel Duchamp. Jasper Johns schilderde in de jaren vijftig zijn Flags, doeken van Amerikaanse vlaggen, Andy Warhol verdubbelde iconische afbeeldingen, beroemdheden en commerciële symbolen uit de media als kunst. In de publicatie Warhol: Sixty Artists, Fifty Years (2012), waarin ook Tuymans wordt geïnterviewd, schrijft curator Mark Rosenthal hoe Warhol potentie zocht in het onopgemerkte en de Daily Mail als bron verkoos boven The New York Times. ‘He termed his subject matter “leftovers”, things thought to be “no good”. If he is a painter of history, as some have claimed, Warhol’s histories are reclamation projects taken from waste bins filled with discarded newspapers.’

Wat is er mis met een bronvermelding, als die op zijn plaats is? Die vraag kan niet rekenen op veel sympathie

De kunstgeschiedenis is sindsdien een geraffineerd spel van geven, nemen en houden. In Nederland werkte Rob Scholte, die ook de petitie voor Tuymans ondertekende, aan een oeuvre in het teken van vermeende originaliteit. De kunstenaar die zichzelf eens de ‘Dr. Mengele van de kunst’ noemde schilderde leven in de commercie en parodieën op de kunstgeschiedenis, met in 1988 een tentoonstelling in Museum Boijmans Van Beuningen met de titel How to Star. Scholte schilderde een grote © en noemde dat een zelfportret.

In het Rob Scholte Museum, gevestigd in een voormalig postkantoor in Den Helder, heerst nog altijd de uitgelaten sfeer van de parodie. Een rode streep op de vloer geeft aan waar vroeger de loketten stonden – ‘Veel van onze klanten hebben behoefte aan privacy. Wacht daarom achter deze lijn.’ Hier presenteert Scholte zijn privé-collectie, vanzelfsprekend zonder verklarende tekstbordjes. Naast een grote verzameling aziatica zijn er prenten van Jan Toorop, werken van meestervervalser Han van Meegeren, een nageschilderd landschap van Salomon van Ruysdael door Bart Domburg en wanden vol kleurrijke generatiegenoten. Van eigen hand hangen er onder meer een gouden parodie op Het laatste Avondmaal en een zeefdruk van een ©, gesigneerd met ‘® Rob Scholte’. Aan een kledinghanger een blauworanje colbert van aan elkaar gemaakte pakjes Van Nelle ‘stevige shag’, bewerkt met fragmenten Javaanse jongens, borstzakken van Drum en een kraag van Lucky Strike. Een stilleven van schildersbenodigd­heden met namen als Rembrandt-pastelkrijtjes, een Ingresblock, Bellini-goud, Van Gogh-olieverf, een flesje Van Eyck en een Da Vinci-pen, ontmoedigt iedere zin tot oorspronkelijk ambacht.

Uit een kaartenrek met reproducties, te koop voor één euro, steekt een ansichtkaart met een cartoon uit The New Yorker, herkenbaar als een James Stevenson. Een man en een vrouw zitten in een leunstoel en kijken naar het schilderij dat boven de televisie aan de muur hangt: drie Amerikaanse vlaggen op elkaar, hun roodwitte strepen en sterren op een blauw vlak de enige kleur in de pentekening. Onder de scène schreef de cartoonist in 1986: ‘If that were a Jasper Johns, dear, we could sell it for three million dollars.’ In zijn originele cartoon keek het echtpaar echter niet naar een Jasper Johns maar naar een klassiek zeegezicht, het was Scholte die de Three Flags hun huiskamer had binnengebracht. De titel van het nieuwe kunstwerk van Scholte staat achter op de kaart: If this were (1988).

Lenen, imiteren, stelen, het was een slim spel in de jaren tachtig, vaak op de man gespeeld. In 1986 schilderde Scholte Utopia, een variant op Edouard Manets Olympia (1863) die daarmee een schokkende parodie had gemaakt op de Venus van Urbino (1538) van Titiaan. Scholte verving het liggende naakt waar Manet een prostituee voor had gebruikt door een ledenpop. De knecht aan haar bed werd een houten negerfiguur met een dienblad in zijn grof gesneden handen. Toen Scholte’s Utopia werd aangekocht door Boijmans en in de krant verscheen, zond iemand een briefkaart in met daarop precies die ledenpop in weer een andere parodie op Olympia, een houten beeldengroep gemaakt door de Brit Paul Spooner. ‘Mag het ontlenen zo ver gaan dat niet alleen het thema, maar ook een vrijwel complete voorstelling wordt overgenomen?’ vroeg de krant zich in een stuk af. Scholte kende Spooner niet maar gaf toe zijn pop gebaseerd te hebben op een foto die hij in The Sunday Times had gezien en voegde er nog aan toe dat zijn knecht afkomstig was uit Sjors en Sjimmie. ‘Dat is mijn werkwijze, mijn stijl. Ik heb nooit en te nimmer mijn originaliteit op een soort ere-podium gezet.’

Deze geschiedenis is in Den Helder te lezen op het doek Nostalgia (1988). Scholte schilderde het krantenbericht (‘Het schilderij Utopia van Rob Scholte, nieuw gebruik of nabootsing?’) tot in detail na, inclusief de reconstructie van Utopia in beeld met van links naar rechts Titiaan, Manet, Spooner en Scholte – de hele discussie gevat in een gouden lijst. Verderop dan nog een Olympia van Mel Ramos, die zich het naakt als blonde pin-up voorstelde, dat maakt vijf parodieën op één thema.

De vraag werd opgeworpen of de auteurswet, die stamt uit de negentiende eeuw, niet achterhaald is

De juridische twist tussen Van Giel en Tuymans scharnierde op een definitie van de ‘parodie’. De auteurswet kent de maker van een kunstwerk het exclusieve recht toe op reproductie, bewerking, verhuur, uitlening en distributie. Daarnaast geldt een ‘onvervreemdbaar moreel recht’. De enige manier om toch met een beschermd werk aan de haal te gaan, is via de weg van karikatuur, parodie of pastiche, die ‘onbetwistbaar’ voorhanden moet zijn.

Parodie is waar de verwerende partij op inzette, en die zou liggen in de titel van het schilderij en ‘de verdubbeling van de werkelijkheid’ die Tuymans daarmee voor ogen had. Niet de gebeurtenis op Van Giels foto wilde de kunstenaar uitbeelden, ‘de deliquescence van de Belgische politiek’ laat hij met A Belgian Politician zien.

De rechter, die het schilderij zelf overigens niet zag, deed een heldere uitspraak: ‘Samen met de eisende partij is de rechtbank van oordeel dat verwerende partij te kwader trouw is opgetreden te meer daar hij zelf in tempore non suspecto verklaarde dat de foto van eisende partij een sterk beeld is waar hij niet zo veel aan moest veranderen. Het schilderij van ver­werende partij kan vanuit geen enkele invalshoek als parodie weerhouden worden.’

Vormelijk staat vast dat de foto van Van Giel en het schilderij van Tuymans op elkaar lijken – het vonnis spreekt over ‘dezelfde opvallende uitsnede en hetzelfde zwetende hoofd’ – maar vorm alleen is geen criterium bij het beoordelen van een hedendaags kunstwerk. Op een druk bezochte debatavond in het Trippenhuis, georganiseerd door de Akademie van Kunsten en Platform Beeldende Kunst, werd dan ook de vraag opgeworpen of de auteurswet, die stamt uit de negentiende eeuw, niet achterhaald is.

Wat is er mis met een bronvermelding, als die op zijn plaats is? Die vraag kan niet rekenen op veel sympathie

Het auteursrecht is op de eerste plaats een recht dat dient om kunstenaars te beschermen tegen uitbuiting van hun creatie. De laatste pagina’s in catalogi van Tuymans zijn er ook duidelijk over: ‘All works of Luc Tuymans are © Luc Tuymans.’ Maar de afgelopen decennia werd de wet ook een recht waar geld mee is te verdienen. In Nederland is Pictoright actief als organisatie die voor kunstenaars vergoedingen voor het gebruik van beelden regelt – een bezigheid waar ze per rechtenvergoeding 25 procent op inhoudt. Zelfs Rob Scholte blijkt aangesloten bij Pictoright en om zijn ©-zelfportret bij dit stuk af te beelden moet aan Pictoright worden betaald. Met het internet als platform en de groei van digitale kunst gaat delen en bewerken bovendien bijna ongemerkt, iets waar de nieuwe generatie kunstenaars zelf weinig moeite mee lijkt te hebben. Kan dat auteursrecht dan niet wat soepeler?

Bernt Hugenholtz, hoogleraar informatierecht aan de UvA, stelt dat in Nederland negen van de tien rechters hetzelfde vonnis over de zaak-Van Giel-Tuymans zouden hebben uitgesproken. Alleen in Duitsland laat de auteurswet meer ruimte voor de vrije bewerking van een beeld en in de Verenigde Staten geldt een beoordeling van fair use. Het zijn versoepelingen waar de tijd wellicht om vraagt en waar de rechtspraak veel mee te maken heeft. De kunstsector zou door middel van een commissie zelf kunnen discussiëren over een mogelijke invulling van een update van de wet in Nederland, is de conclusie van de avond. En wat is er eigenlijk mis met een bronvermelding, wanneer die op zijn plaats is? Die vraag kan niet rekenen op veel sympathie. Ann Demeester, directeur van het Frans Hals Museum, stelt dat dan de hele kunstgeschiedenis opnieuw bekeken moet worden. Als Tuymans zijn oeuvre van copyright moet gaan voorzien, trek je al een beerput open. ‘Je kunt het ook achterstallig huiswerk noemen’, vindt Feer Verkade, advocaat-generaal bij de Hoge Raad.

Emeritus hoogleraar politicologie Joost Smiers, niet aanwezig op de debatavond, pleit voor een complete afschaffing van de auteurswet, met nieuwe marktafspraken om het copyright te ondervangen. In het essay Adieu auteursrecht, vaarwel culturele conglomeraten (2009) stelt hij, samen met Marieke van Schijndel: ‘Vanuit cultureel perspectief kan men zich afvragen of het passend en nodig is om rond wat kunstenaars creëren een individueel eigendom te draperen. Per definitie ontstaat er dan een exclusief en monopolistisch gebruiksrecht op het werk. Daardoor wordt een essentieel deel van onze communicatie geprivatiseerd. Dat is schadelijk voor de democratie.’ Stelen blijft in dit scenario ook zonder auteursrecht verboden, maar kopiëren met vermelding van de herkomst van een kunstwerk bevordert slechts de discussie en dat is weer goed voor de democratie.

Er zitten haken en ogen aan de uitvoering die Adieu auteursrecht voorstelt voor de beeldende kunst, maar interessant is het uitgangspunt dat de auteurswet is vergeven van romantische opvattingen over individuele creativiteit, terwijl het concept ‘originaliteit’ al decennia aan inflatie onderhevig is. Voor de kunstkenner is het evident dat A Belgian Politician geen kopie kan zijn: het is een schilderij, geen foto, en wel een Tuymans, te plaatsen in zijn oeuvre en in de kunstwereld. Toch is de intensiteit waarmee het kunstwerk verdedigd wordt onbegrijpelijk. A Belgian Politician heeft bestaansrecht als ieder kunstwerk en iedere mening, maar leunt wel zwaar op de uitgegumde fundatie van een ander. Ongeacht de draai in betekenis werd het spel door de schilder niet op de man, maar achter zijn rug om gespeeld.

In Marion de Cannière Art Space in Antwerpen opende een tentoonstelling met de titel A Belgian Politician. Ruim honderd kunstenaars betuigen hier hun steun aan Tuymans door zelf een parodie op Van Giels foto te maken: een broodrooster dat het portret in je toast brandt, een geborduurde Dedecker, een cartoon, veel zweetdruppels. Uit het persbericht: ‘De kunstenaars willen zo op een artistieke en ludieke manier hun ongenoegen uiten over de in hun ogen onterechte veroordeling voor plagiaat. Een belangrijke uitspraak die in strijd is met de noodzakelijke vrijheid van de kunst. (…) Elke van deze kunstenaars bleek in staat een bestaand beeld naar eigen hand te zetten, door het van uitzicht en inhoud te veranderen, zodat een nieuw beeld ontstond en men niet langer kan spreken van “plagiaat”.’

Als al die kunstenaars dat kunnen, moet het voor een van de grootste van deze tijd ook te doen zijn. En als de kunst dan toch om een citaat zonder bronvermelding vraagt had hij, zo werd in het Trippenhuis gesuggereerd, de fotografe als blijk van erkenning best ‘een bloemetje’ kunnen sturen.

Beeld:
(1) Rob Scholte, Titel Zelfportret, Roepnaam Copyright! (Rob
Scholte)
(2) Tom Vansant, Ready Made, 2015 is onderdeel van de
tentoonstelling A Belgian Politician, een reactie van 125 kunstenaars
op de plagiaatuitspraak van de rechtbank tegen de schilder Luc Tuymans
(Katrijn van Giel / Imagedesk)

https://www.groene.nl/artikel/je-suis-luc