Andrea Bosman – Ook de schoenen van Rob Scholte staan geëxposeerd
ANTWERPEN, HAARLEM – Ze staan zomaar op de grond in de Haarlemse Vishal, een paar eenvoudige, zwarte herenschoenen, recht onder het ingelijste verhaal in vier talen van Patrick Corrillon. In redelijke staat, maar duidelijk gedragen. Ze suggereren een kortstondige afwezigheid. De drager moet zich toch ergens in de buurt bevinden, hoe ver kan hij gekomen zijn zonder schoeisel?
Het verhaaltje van Corrillon gaat over ene Oskar Serti, die tijdens een wandeling op 5 maart 1910 een kiezeltje uit zijn schoen verwijdert, maar het terstond weer terugstopt. De plek die het steentje op zijn voetzool heeft achtergelaten, heeft namelijk precies de vorm van het rode vlekje om de mondhoek van de door Serti ‘zo betreurde Véronique de Coulanges’. Het vreemde relaas is verzonnen, maar een blik in het paar schoenen leert dat er inderdaad een uitgesleten gaatje in een van de binnenzolen zit.
De Vishal op de Grote Markt in Haarlem staat deze dagen vol met afgedragen schoenen. Kunstenaarsschoenen wel te verstaan. Schoenen vol verfklodders, met afgeknipte neuzen, platgetrapte hielen, doorgesleten zolen. Ingelijst aan de muur, verpakt, gekleurd, doorboord met spijkers, omwikkeld met touw, en vaak voorzien van een begeleidende brief. Van Rob Scholte, Walter Dahn, Marlene Dumas, Edward en Nancy Kienholz, Georg Baselitz en Herman Brood. In de schoenen keert het werk van de kunstenaars terug: de kleuren en materialen die ze gebruiken kleven er vaak in allerlei vormen nog op of aan.
De afwezigheid die bij Corrillon zo voelbaar is, geldt ook voor de zaal als geheel. Of een schoen als kunstwerk kan ontroeren, vraagt een bezoeker zich op deze woensdagochtend af. Een (afgedragen) schoen kan zich in ieder geval als een intiem kledingstuk ontpoppen, juist omdát zijn eigenaar niet in de buurt is. “Wij vragen eigenlijk ook om een stuk van hun lichaam”, zegt Pierre Bogaerts. “We hebben ons dat ook al eens voorgesteld, toen de boxen met schoenen bij elkaar stonden. Hoe het zou zijn als al die grote kunstenaars er ineens zelf ook zouden zijn.”
Sinds zeven jaar verzamelt het Antwerpse schoenmakersechtpaar Pierre Bogaerts en Veerle Swenters (werk)schoenen van beeldend kunstenaars: een bizar, maar tot de verbeelding sprekend idee waarmee ze hun interesse voor beeldende kunst in een unieke collectie om hebben weten te zetten. Met een brief, telefoontje of fax benaderden zij wereldwijd zo’n 1 400 kunstenaars met het verzoek hun werkschoenen af te staan. Bogaerts: “Zeker in het begin waren we echt krankzinnig bezig. Dag en nacht. Ons klein computertje en printertje stonden voordurend roodgloeiend.” Swenters: “Als er hier een feestdag was gingen we naar musea in Nederland, om zoveel mogelijk adressen van kunstenaars te achterhalen. We wilden snel werken omdat we het idee voor ons wilden houden.”
De schoenmakerij van Swenters en Bogaerts is gespecialiseerd in het bekleden van schoenen voor bijzondere gelegenheden. Voor particulieren met een trouwerij, maar in toenemende mate ook voor mode-ontwerpers of theatermakers. Tot in Japan is er belangstelling voor hun werk. Bogaerts: “We waren begonnen om kunst aan te schaffen die met schoenen te maken had, maar wilden uiteindelijk iets doen dat uniek was. Iedereen die over miljoenen beschikt kan zich een mooie kunstcollectie aanschaffen, maar het is veel spannender om met overtuigingskracht en een goed idee iets te bereiken, dan met geld.”
De expositie in Haarlem is de allereerste. Hoe moeizaam sommige contacten ook verliepen, inmiddels hebben Swenters en Bogaerts ruim 800 paar schoenen in hun bezit en staan er nog 500 toezeggingen open. Ongeveer de helft van de collectie werd gewoon uitgetrokken en opgestuurd, in de overige gevallen lieten de kunstenaars zich door het idee inspireren tot een speciaal kunstwerk(je).
Soms moest het echtpaar jarenlang wachten tot er via de post eindelijk een ‘box’ werd thuisbezorgd, in een enkel geval kwam de kunstenaar zijn of haar schoenen zelf langsbrengen in de schoenenwinkel in de Antwerpse Lange Beeldenkenstraat. En soms reisden ze zelf de halve wereld af om een pakketje op te halen.
Niet altijd werden ze even hartelijk ontvangen, zoals in New York, waar Bogaerts een doos in de handen kreeg gedrukt, gevraagd werd of hij nog even moest plassen of zijn handen wilde wassen, en aldus binnen vijf minuten weer buiten stond. Maar het ging ook wel eens anders, zoals met het fietswiel met de slappe gympies van Aldo Mondini. Dat werd terwijl ze erbij zaten door de kunstenaar persoonlijk op een terrasje tijdens de Biennale van Venetië in een uurtje in elkaar gezet, glundert Bogaerts. Uit alle verhalen van de verzamelaars blijkt vooral een diepe bewondering voor de kunstenaars die belangenloos aan hun project wilden meewerken. “Teun Hocks vroeg bij de opening of wij voor hém de catalogus wilden signeren”, zegt Pierre Bogaerts nog steeds vol ongeloof. “Het is de omgekeerde wereld, wie zijn wij nou, een paar schoenmakers? Terwijl zij voor ons als goden zijn.”
Sneeuwlaarsjes
‘Dear museum, you can have my shoes (and all my money too)’, kalkte Urs Stadelman met grote, kinderlijke hanepoten op bruin pakpapier rond zijn werkschoenen. De verzameling schoenen is natuurlijk ook een schier oneindige verzameling anekdotes. Stadelman, die zeer genereus al zijn geld aanbiedt, wilde als een van de weinigen een nieuw paar schoenen retour. Georg Baselitz trouwens ook, hij verstuurde zijn besmeurde sneeuwlaarsjes zelfs in etappes: eerst eentje, de andere zou pas volgen wanneer hij precies hetzelfde paar laarsjes had teruggekregen,
Verguld zijn Bogaerts en Swenters ook met idee dat zoveel kunstenaars door hun verzoek tot een persoonlijk werk werden aangezet. Jan Hülfstrm bijvoorbeeld. Hij vulde de schoenen die hij tijdens de Biennale van 1990 droeg met zijn eigen kindertekeningen en bedankt het echtpaar uitvoerig voor het losschudden van zijn jeugdherinneringen.
Het idee van afwezigheid krijgt een dubbel wrange betekenis bij de mosgroene, suede stappers van Rob Scholte. Het begeleidende briefje verraadt de datum: 30 maart 1992, anderhalf jaar voor de aanslag waarbij hij zijn benen verloor. “Ik neem er met pijn in mijn hart afscheid van”, schrijft Scholte vanuit Nagasaki. “Ik hoop dat u ze goed bewaart, zodat ik er in de toekomst nog een duplicaat van kan laten maken.” Overigens gaf Scholte zelf toestemming voor het etaleren van zijn schoenen.
Trouw, 15/07/97, 00:00
Plaats een reactie