Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (68): DAGEN
De moeder staande in de deuropening van het kleurloze
Straatje in de grauwe industrieprovinciestad schreeuwt
Haar kroost na dat zij het niet moeten wagen te laat op
School te komen een rauwe bittere stem draagt zij
De moeder hoe oud zal zij zijn niet ouder dan dertig sloft
Naar de huiskamer en zet zich op de stoel aan tafel bij
Het raam waaruit niets te zien is behalve de donkere
Huizen aan de overkant van de straat de buren die zij haat
De moeder steekt zich een sigaret op en geen opwekkende
Gedachte in haar geest is bereid zich verder te ontwikkelen
Henk haat de moeder zo ondertussen nu ook met zijn
Bravoure praatjes over hoe snel het wel niet veel beter
Worden zal
En zijn gezuip en hoe Henk tegenwoordig in bed ruikt en
De scheten die Henk laat en dat domme geile geneuk van Henk
Driftig draait de moeder de sigaret uit in de asbak het is
Een walgelijk leven dat ik leiden moet spreekt zij schor voor zich uit
Dan neemt de moeder de bezem de stoffer en het blik om
Haar huishoudelijke werkzaamheden aan te vangen en na
Verloop van tijd probeert de moeder een liedje te zingen
Maar het lukt niet erg buiten hagelt het en het is eind maart
Als dat Beverwijk niet is
Fabian de Sackenay