Cor Hendriks – Als de zon schijnt en het regent (overzicht)
Het spreekwoord van de zon en de regen heeft zich over de hele wereld verspreid. In 1953 is een uitgebreid onderzoek naar dit spreekwoord gedaan door de Fin Matti Kuusi, die verbonden was met het Finse Folklore Instituut en zo toegang had tot de grote Finse folkloreschat. Ook was het eenvoudig om een enquête uit te sturen naar alle aangesloten folklore-instituten om zo van over de hele wereld materiaal te verzamelen. Op deze wijze kreeg hij ruim 3000 varianten van het spreekwoord bijeen.
In Nederland is het spreekwoord zeer bekend. ‘Als het regent en de zon schijnt, dan is het kermis in de hel.’ Over de betekenis ervan is heel wat te doen geweest in de loop der tijden en nog altijd heeft niemand (lijkt het) het goed uitgelegd. Het heeft allemaal te maken met de betekenis van ‘kermis’. De meeste mensen denken aan een drukke festiviteit, maar het woord kan ook als metafoor worden gebruikt en betekent dan ‘huiselijke ruzie’. Dit was al bekend aan Symon Andriessoon, de opsteller van de ‘Duytsche Adagia ofte Spreecwoorden’ uit 1550. Hij schreef: ‘Tis kermis inde hel: Dat seytmen alst reghent ende als de sonne schijnt, oft oock seytment als man ende wijf malcanderen slaen.’ Volgens Teenstra (1846, 89) zeggen ‘onze’ matrozen als het dondert, terwijl de zon schijnt: ‘Het is kermis in de hel, de duivel slaat zijn wijf!’
Het spreekwoord is ook in Vlaams België bekend, maar men kent er ook variaties als ‘Het is duiveltjeskermis’ of ‘duvelkenskermis’ en ook in het Rijnland ‘hät de Düvel Kirmes’. Maar ook kent men de ‘Kirmes in der Hölle’ of ‘Die in die Hölle haben Kirmes’, wat geworden is tot: ‘Frau Holle hat Kirmes’, wat ook in de Achterhoek bekend zou zijn als ‘bij regen met zonneschijn houdt vrouw Holle kermis.’ In het Rijnland hebben ze merkwaardige namen voor die kermis van de duivel: ‘der Düvel hät Schöttelplackskermes’ of ‘Schottelplaggenkirmes’, een ‘vaatdoekenkermis’, of ‘der Düwel hät Kirmse met Schottelplangen’. Ook wordt er wel gezegd: ‘Der Düwel hät Schottelplacke fel’ (biedt vaatdoeken te koop aan), of ‘ze verkofen’, of ‘hät der Schottelplack füər de Sonn gehange’ (zodat hij kan drogen; het druipwater is de regen). Ook wordt wel gesproken over ‘kermis voor de kippen’ of ‘het is kippe(n)kermis’ en in Oost Brabant ‘de henne hebben kermis’, wat ook in Duitsland bekend is. Ook in Marken en Monnikendam zegt men: ‘Het is kermis voor de kippen.’
De Vlaamse variant ‘Het is kermis in de lochting’ (tuin) kent een aantal uitbreidingen: bij Gezelle is het kermis in de ‘koollochting’; elders is het in ‘de pastoor ze lochting’, en uit Oost Vlaanderen in de ‘koornloch[t]ing’. Ook komt het voor in het regenliedje ‘Het regent, Het zegent, het maantje schinkt, ’t is kerremesse in de pastor zijn lochtink.’
In Sleeswijk-Holstein wordt gesproken over een heilige dag in de hel (‘se hebbt in de Höll ’n heiligen Dag’), wat ook op een kermis kan slaan, want kermis betekent kerk-mis, een kerkfeest, verbonden met een heilige, dus een heiligendag. In Oldenburg spreken ze van een feestdag (‘denn is in de Helle Festdag’) en in Hessen-Nassau heeft de duivel ‘Namenstag’, wat een contradictio in terminis is, want de duivel heeft zijn naam van zichzelf (niet van een heilige!) en ook geen verjaardag. Soms wordt de uitdrukking uitgebreid. In Vlaanderen wordt wel gezegd: ’t Is kermesse in d’helle En de duivels eten braambusschen. Ook wordt daar wel gezegd: ’t Is kermesse in d’helle En den duvel slaat zijn wijf. Ook Niermeyer (‘Verhandeling over het booze wezen’, 95) kende de uitbreiding ‘de duivel slaat zijn wijf’ en zegt erover: “Meestal hoort men het laatste lid dezer phrase niet; dat het er echter bij behoort, blijkt uit het Fransche ‘le Diable bat sa femme’, bij gelijktijdigen regen en zonneschijn.” Maar volgens Nout van den Eerenbeemt (1974, 95) spreekt de volksmond als tijdens de regen de zon schijnt over ‘kermis in de hel’ en zegt de boer: ‘de duivel slaat zijn grootmoeder. Zij huilt en hij lacht’, maar mogelijk gaat het hier om de vertaling van een Duits spreekwoord, dat we verderop zullen tegenkomen.
Die ruzie wordt in sommige spreuken met name genoemd. Zo wordt in Antwerpen gezegd: ‘De duvel maakt ruzie tegen de engelen!’, terwijl de Fransen zeggen: ‘Voilà le diable et sa femme qui se disputent!’ Dat de duivel zijn vrouw slaat, komt in een groot gebied voor. In Nedersaksen zegt men wel:
‘Wenn Sünnenschien un Rägen tohope kamt,
denn kloppt de Döwel sin Wiew’
(Wanneer zonneschijn en regen tezamen komen, / dan slaat de duivel zijn vrouw). Of er wordt bij zonneschijn met regen gezegd: ‘Dei Düwel stickt sîn Wîf mit’n dägen’ (steekt zijn vrouw met een degen). In Westfalen wordt gezegd: ‘Jetzt prügelt der Teufel sein Weib’ (Nu ranselt de duivel zijn vrouw), in Mecklenburg: ‘nu haugt de Düwel sin Fru’ (nu geeft de Duivel zijn vrouw slaag), in Egerland: ‘s kröigt d’Teufelin Schläg’ (krijgt de duivelin slaag), in Bretagne heet het: ‘an diaoul o pilad e wreg’ (de duivel slaat zijn vrouw), zoals ook in Italië ‘il diavolo batte la sua sposa’, in Portugal: ‘o Diabo está a bater na mulher’ (de duivel is zijn vrouw aan het slaan), in Spanje: ‘riñe el diablo con su mujer’, in Chili: ‘el diablo está peleando con su mujer’ evenals bij Spaanstaligen in de VS, in Oostenrijk, bij de Bosnische Kroaten, in Servië, bij de Roemenen, in Hongarije, in Litouwen, in de Oekraïne, in Engeland, in de VS, bij de Finnen, en in Bretagne kent men de uitbreiding:
‘Il pleut et fait solet,
Le diable est à Carteret,
Qui bat sa femme à coup de martet’ (met een hamer).
In Quebec zeggen ze erbij, waarom de duivel zijn vrouw slaat: om hem pannenkoeken te brengen (crêpes). In Jamaica zijn de duivel en zijn vrouw aan het vechten om een haringgraat, in de Caraïben om een bot. In Louisiana slaat hij haar ‘for burning up the rice’, terwijl in Alabama ‘the Devil’s wife burned his biscuits.’
Slaat in Bretagne de duivel met een hamer, in Saintonge is het met zijn muts en in Normandië met een bezemsteel, in Aveyron met een broodschop, in Noord Portugal met een lepelsteel. In de VS slaat hij met een ‘codfish’, met een ‘dishrag’, met een ‘frying pan’, of ‘behind the door’. In de VS is een veel voorkomende met de zonneregen verbonden gedachte, dat je de ruzie van de duivel en zijn vrouw kunt horen, ‘if you stick a pin into the earth and put your ear to it.’ Je kunt het ook horen door je oor tegen een rots te leggen, wat doet denken aan een opmerking van Robert Kirk in ‘The Secret Commonwealth’ (1691), dat Engelse schrijvers meedelen over Barry Island in Glamorganshire dat bij het leggen van je oor op een spleet in een rots het blazen van blaasbalgen, het slaan van hamers, het gekletter van wapenuitrustingen, het gevijl van ijzer duidelijk te horen zijn. Het gaat hier om Gerald van Wales, die in zijn reisgids voor Wales melding maakt van deze rotsspleet en de geluiden die er te horen zijn (Hunter 2001, 86 en noot z). Sikes maakt melding van een grot in Noord Wales, waar als je ernaartoe gaat op Hallow-eve en je legt je oor op de opening, ‘you may hear the tune “Ffarwel Ned Pugh” as distinctly as you may hear the waves roar in a sea-shell.’ (Sikes 1880, 102).
Grappig is de versie van de bekende Engelse schrijver Jonathan Swift (1667-1745):
‘It rained, and the sun shone at the same time.
Why, then the devil was beating his wife behind the door
with a shoulder of mutton.’
In Robert Earl Keen’s song, ‘Willie’ heet het: ‘There’s a black cloud comin’ yonder. The devil beats his wife with a silver chain.’ In een Engelse literaire versie uit 1703 moet iemand rond het kerkhof worden geranseld, zoals de duivel doet met zijn vrouw in regenweer, terwijl de zon schijnt; thans heet het in de VS: ‘The Devil is beating his wife around the old stump and the angels are crying.’
In Gascogne en de Languedoc luidt het liedje:
‘Il pleut, il fait soleil
Le diable bat sa femme
A grande coups de bâton
Vive Napoléon!’
In Verviers slaat hij zijn vrouw ‘dans un panier’ (in een mand) en in Henegouwen wordt gezegd: ‘De duivel vecht in een mand.’ In een kinderspel uit de omgeving van Toulouse wordt gezegd:
‘Il pleut et il fait soleil
Le diable se bat avec sa femme
cahin, caha, quoiqu’il soit boîteux
il va pour la saisir
avec ses griffes et il lui fait ainsi: flic, flac!’
(… hoewel hij mank is, gaat hij haar te grazen nemen met zijn klauwen en maakt hij met haar als volgt: flik, flak!) Het elkaar slaan komen we tegen in Rocca Pietore in de Dolomieten: ‘el diaul e la diaula se da’ (de duivel en de duivelin slaan elkaar), maar ook in Jamaica, waar de duivel en zijn vrouw vechten. In Asturië strijden de vrouw en de Boze, terwijl in een Catalaanse spreuk uit Mallorca de duivel met zijn hoorns naar zijn vrouw stoot:
‘Plou i fa sol
la gallina fa son ou
lo diable tupa a la dona’
(Regen en zonneschijn, de kip legt haar ei, de duivel stoot naar de vrouw). De reden, waarom de duivel zijn vrouw slaat, wordt in twee Frans-Canadese versies verteld: hij wil pannenkoeken en zij wil ze niet voor hem maken. Dus maakt hij ze zelf in Friesland en Oldenburg. Of zijn moeder maakt die voor hem in Friesland: ‘de divel syn moer is oan ’t pankoekbakken.’ Ook komt voor, dat hij boter maakt, zoals in Estland. Het pannenkoeken bakken en boteren komt verderop uitgebreid aan de orde. Een andere reden wordt gegeven in Roemenië, waar gezegd wordt, dat de duivel zijn vrouw ranselt en God lacht. De duivel is in een slechte bui en ranselt zijn vrouw, omdat ze de geiten heeft kwijtgemaakt. Ze maken ruzie, hij slaat haar neer en wreekt zich vervolgens op de mensen door de zonneregen te zenden. In de VS slaat de duivel zijn vrouw, omdat ze vergat zout in zijn soep te doen, omdat hij geen wortelgroenten wilde eten of tarwebrood als avondeten.
Niet alleen zijn vrouw wordt door de duivel geslagen: in Pruisen, Zwitserland en Zwaben slaat hij zijn moeder (‘so schlägt der Teufel seine Mutter’) en aan de Moezel hangt hij haar op (‘Der Teufel hat seine Mutter erhenkt’) en Praetorius in zijn ‘Blockes Berges Verrichtung’ uit 1668 zegt: ‘Der Teufel schlägt seine Mutter, daß sie Öl gibt.’ Ook in Portugal, Engeland, Servië en Frankrijk slaat de duivel zijn moeder, wat eveneens bekend is in Nederlands Overijssel, waar Sinninghe noteerde: ‘slaat de duivel zijn moer.’ In het Rijnland loopt de duivel zijn moeder na met een knuppeltje: ‘Der Düwel läuft seiner Modder met em Köllche no.’
In Sleeswijk-Holstein slaat de duivel zijn grootmoeder dood (‘de Düwel sleit sein Großmutter dood’), elders vecht hij met haar: ‘Der Teufel rauft mit seiner Großmutter’ of slaat hij haar, waarop ze gaat wenen, hetgeen natuurlijk de regen is:
‘Wenn’s regnet und die Sonne scheint,
so schläget der Teufel seine Großmutter:
er lacht und sie weint.’
Dit is ook in Engeland bekend:
‘If it rains whilst the sun is shining,
the devil is beating his grandmother;
he is laughing and she is crying.’
Maar in Noorwegen wordt gezegd, dat dan de duivel weent. Ook in Slowakije ranselt hij zijn grootmoeder, evenals in Oostenrijk en de VS. Ook wordt in Sleeswijk-Holstein gezegd: ‘de Düwel hett sien Grootmoder op de Bleek’, terwijl het in Thüringen heet: ‘der Teufel hat seine Großmuter auf die Bleiche gelegt’ en in Mecklenburg: ‘nu is den Düwel sin Großmudder up de Bleik.’ Een versie uit Holstein luidt voluit:
‘Dat regent bî Sünnenschîn,
de Düwel hett sîn Grotmûder up de Blêk.’
In Neder-Saksen luidt het:
‘Wenn dëi Sünn schint und ’t regent,
blëikt de Dübel sin Groutmouder.’
En ook in Oost-Friesland ‘bleekt de Düvel sien grootmoder.’
Ook kinderen van de duivel krijgen klappen, zoals in Finland en de VS: ‘The devil is whipping his children.’ In de Ardennen kastijdt Satan zijn dochter, terwijl in Frankrijk wordt gezegd:
‘S’il pleut quand le soleil luit,
C’est signe que le diable bat sa fille’ (slaat zijn dochter).
In een ander Frans gezegde heet het: ‘le diable bat sa femme et marie sa fille.’ Bij de Walen heet het: ‘Le diable qui bat sa mère et marie sa fille’, of ook alleen: ‘C’est le diable qui marie sa fille’, wat lijkt op wat in Dendermonde wordt gezegd als het dondert met zonneschijn: ‘Den duvel trouwt zijn dochter, hij speelt met kegelen.’ In Luik trouwt de duivel zijn dochter ‘au bois’ (in het bos) en in Verviers ‘dans un panier’ (in een mand). Ook in Frankrijk trouwt de duivel zijn dochter, soms zelfs zijn dochters, en in de Ardennen trouwt hij zijn dochter in het bos van Torcy. In een spreuk uit Mecklenburg heet het:
‘Bei Regen und Sonnenschein zugleich
stattet der Teufel seine Töchter aus.’
In Spanje heet het van de duivel: ‘ha casat una filla’ of ‘el diablo casa a su hija’, wat ook in Mexico bekend is.
In Wallonië wordt ook gezegd: ‘L’diâle qui s’mareie’, evenals in Bulgarije en ook in Toscane trouwt de duivel zelf:
‘Quando è sole e piove
il diavolo mena moglie.’
De Italianen kennen het gezegde ‘le nozze del diavolo’ voor het weerverschijnsel en zeggen dat hij gaat trouwen. En Strafforello heeft in ‘La Sapienza del Mondo’, Turijn 1870-1888, die alle spreuken behalve de Franse in het Italiaans vertaalt, de Duitse spreuk: ‘Wanneer het regent en de zon schijnt, is het bruiloft in de hel’, hetgeen moet zijn op zijn Oost-Fries:
‘’t regent un de Sünn schint:
’t is in de Höll’ Hochtîd.’
In Oldenburg ‘hollt de Düwel Hochtied’, evenals in Sleeswijk-Holstein en elders in het noorden van Duitsland. In Spanje zegt men:
‘Cuando llueve y hace sol,
se casa (trouwt) el diablo.’
En in Argentinië weten ze nog met wie: ‘Se casa el diablo con la diabla en el infierno’: het is de duivel, die met de duivelin trouwt in de hel; of trouwt hij met een oude vrouw, zoals als de Catalanen zeggen (‘s’ha casat amb una vella’). Ook in Servië en Macedonië trouwt de duivel (of trouwen de duivels), net als in Bulgarije en Roemenië. Zelfs in Turkije wordt gezegd, dat de duivel trouwt of de duivels trouwen of dat het huwelijk in de hel is en wel dat van de duivel en zijn dochter of dat de duivel zijn dochter(s) uithuwelijkt. Ook bij de Finnen kent men het huwelijk in de hel: er wordt gedanst: de duivel viert [zijn] huwelijk of het is het huwelijk van de zoon van de duivel, maar het kan ook de zoon van God zijn, die in diverse spreuken zijn huwelijk viert. In Lijfland zegt men ook: De duivelsmoeder drinkt huwelijksdrank.
De duivel op vrijersvoeten zien we in een spreuk uit Toscane:
‘piòve e ffa sole,
il diavolo fa all’ amore’,
wat in Florence wordt uitgebreid tot:
‘Quando piove e c’è sole,
il diavolo fa all’amore
colle sua dona,
spunterà le corna’
(hij bedrijft de liefde met zijn vrouw, breekt daarbij de punt van zijn hoorn af). In een andere spreuk uit Florence gaat de duivel eveneens op liefde uit, maar vervolgt de spreuk met ‘e la Madonna va per foiri’ (en de Madonna gaat over bloemen). Dit laatste komt ook los voor in Polesine: ‘la Madona va per fiori’, wat in Piemont wordt tot: ‘per fiur’, en die bindt ze tot een bundel, die ze het kindje Jezus schenkt of de engelen. In Ierland zegt men: ‘The devil is riding on his rigging’, en ook in Auvergne bedrijft de duivel de liefde of vermaakt hij zich. In Wallonië wordt hij dwaas (‘sot’).
In de spreuk uit Sleeswijk-Holstein zagen we de duivel lachen bij het slaan van zijn grootmoeder. In het Rijnland ‘grint der Düwel on Gott lat (lacht), dat e schlecht Minsch de Hemmelsreis grad mat (nu maakt)’, of ‘Der Düwel lacht un de Engelcher krische (wenen).’ Ook wordt gezegd: ‘Den Himmel lacht a kreischt (lacht en weent).’ Dit lachen komen we ook tegen in Spanje:
‘Si con sol está lloviendo,
El diablo se anda riendo’
(Als met zon er regen is, gaat de duivel lachen); maar in een andere spreuk is het Onze Heer, die lacht:
‘Cuando llueve y hace sol,
se rée Nuestro Señor’
en bij ‘maanregen’ is het de Maagd Maria:
‘Cuando llueve y hace luna,
se rée la Virgen pura.’
In Roemenië weent God en lacht de duivel. Maar volgens de Roemenen in Hongarije is het de Moeder Gods (‘Maica Domnului’), die weent om de misdaden der mensen, en ook de Esten menen, dat Maria (‘Maarja’) weent, zoals ook de Witrussen (‘Matatška Boskaja’ of ‘božja mater’) en de Mexicanen (‘la Virgen’). Bij de Finnen wordt gezegd: Dan weent men in de hemel of de engelen lachen door hun tranen, maar in Riga bij Duitssprekende Letten ‘weinen die Engel’, wat ook in Litouwen wordt gezegd evenals bij de Zweedssprekende Finnen. In de Oekraïne weent de heks, terwijl in Hongarije zo’n regen ‘the tears of the old witch’ wordt genoemd. In Zuid Frankrijk zijn de tovenaressen in treurnis, in Estland knarsen de oude vrijsters de tanden en in Finland wenen ze in Kyöpeli, wat Kuusi vertaalt met ‘Koboldheim’, de verzamelplaats van oude vrijsters, maar volgens een andere spreuk lachen de oude vrijsters, terwijl bij de Fin-Zweden de oude vrijsters worden opgehangen. In Denemarken wordt gezegd, dat de zonneregen de heksen pijnigt, of dat in de hel een heks brandt. Het glimlachen wordt in Estland gezegd van de koningin, die in Polen weent, maar dat kan ook de prinses zijn, zoals bij de Wit-Russen de tsarendochter. Bij de Fin-Zweden zijn de Godskinderen (‘gudsbarnen’) blij en de ‘trollbarnen’ wenen, omdat de grijsaard nat wordt, in een andere spreuk wenen de troll-kinderen en komt de Troll doornat thuis; gezegd word: ‘Nu räinar ä tonkgåbbraine (nu regent het kabouterregen)’. In Noorwegen wenen de kinderen van Thor.
Keren we terug naar de duivel, dan vernemen we van Jacob Grimm, dat de duivel er een badkamer op na houdt: ‘in des teufels badstube kommen’ is in de hoogste nood geraken en mensen, die in de grootste nood verkeren, worden ‘teufelsbäder’ genoemd. In Servië baden de duivels als het regent en de zon schijnt, soms samen met de engelen, die ook wel alleen baden. In Estland wast de duivel kinderen in het woud op de top van een tweestammige berk of hij wast zijn kinderen op een grote steen. Tijdens het baden wordt in Estland gebruik gemaakt van de badkwast (ook wel een bosje berkentwijgen) om ‘zich’ te slaan (waarmee ook elkaar slaan kan zijn bedoeld): De duivel slaat zich met de badkwast, de behoornden slaan zich, de duivel slaat (zijn) kinderen op de top van een hekpaal of op een steenhaag, of de kinderen van de duivel slaan zich. Ook de vrouw van de duivel slaat zich, of de moeder van de duivel slaat, terwijl hij zich slaat met de loofkwast. Ook in Finland baadt de duivel, slaat hij zijn kinderen of zijn schoonmoeder met de badkwast of zijn oude [vrouw] met de berkkwast. Ook bij Zweeds sprekende Finnen baadt de duivel zijn oude [vrouw], d.w.z. hij slaat haar, en wel zo hard, dat haar pis stroomt, of hij wast zijn ‘engelen’. Ook de engelen baden, de Godskinderen; God baadt of wast de (zijn, de kleine) engelen en als het hagelt bij zonneschijn poetst de duivel zijn nagels. In Estland is het Maria, die haar kinderen wast of kwast, aan het eind van de verst verwijderde zee, of het is de hemelse Vader, die kinderen met de loofkwast slaat. Ook zien we God zijn vos baden, zijn drinknappen wassen, zijn groene weiden begieten en in Frans Zwitserland en in de Franche-Comté knoflook planten. In Verona doet de duivel de was.
In Spanje kent men de spreuk: ‘Cuando llueve con sol, muere un diablo y nacen sol (sterft één duivel en worden er twee geboren).’ Ook in Belgrado worden duiveltjes geboren, terwijl in Herzegowina de duivels aan het broeden zijn. In Noordwest Estland ligt de vrouw van de duivel ‘ziek’ in het kraambed, maar elders in Estland zijn de duivelskinderen al geboren, want daar zien we de duivel zijn kinderen dopen. We zagen zojuist, dat in Spanje ook een duivel moet sterven en in Catalonië aarzelen ze tussen de schoonmoeder en de vrouw van de duivel. Op Kreta is het de duivel zelf, die uit elkaar barst. In Estland heeft de duivel hoofdpijn. In Italië haalt hij een vis op.
In een spreukje uit de Maaskant doen de duivels de ronde, in Spanje, in La Coruña in Galicië, komt de duivel met een gaffel:
‘Cuando llueve y hace sol
sale el diablo con tenedor.
Cuando llueve y hace luna
sale el diablo por La Coruña’,
waart hij rond La Coruña rond. Bij zonneregen gaat hij naar Ferrol, maar bij maanregen gaat hij naar La Coruña. Of hij gaat naar Gijón, zoals ze in Gijón in Asturië zeggen, of hij klimt op naar Trech met zijn ijzerstaf. In Galicië is een heel onkuis repertoire ontstaan rond het naar Ferrol gaan van de duivel: hij gaat beladen met gaffels (‘tenedores’) om daarmee de mensen te steken, of hij is beladen met (een zak vol) spelden (‘alfileres’) voor het doorboren of steken van vrouwelijke schaamdelen of hij gaat naar Ferrol om vrouwen met naalden en spelden te boren, of hij heeft een zak spelden om de vrouwen te prikken en een zak naalden om de heksen te prikken. In Roemenië zijn het de Zigeuners, die op de markt prikten, zodat het vrouwenhemd hupt. In Auvergne-Limousin zwavelt de duivel zijn vacht; ook wordt er gezegd, dat het de tijd van de duivel is.
In Oost Brabant dansen de duivels in de hel, terwijl in het Duitse Roydorf ‘de Düwel danzt mit sin Grotmudder’, in Finland met zijn ‘oude’. In Zweden danst ‘de Boze’ in zijn hol, als het regent en is bewolkt is, in Brabant zeggen ze als de zon schijnt tijdens een regenbui dat ‘de duivels dansen in de hel’, en in Alkmaar kent men het rijmpje:
‘Zonneschijn en regen
Dat’s kermis in de hel
De duivel staat te dansen
Voor het huisje van Kurèl.’
Wie die Kurèl is, zullen we nooit weten, zo weten we ook niet wie Sellmann is, die in Mecklenburg tegenkomen in de spreuk:
‘Sunnenrägen, Sünnenrägen,
Sellmann schitt in ’t Botterfatt,’
een actie die aan de kabouters en heksen en ook wel de duivel wordt toegeschreven. Overigens betekent sell-mann ‘de man zaliger’, de overleden man. Ook in Finland zien we iemand, Lehtola genaamd, zitten schijten, maar gewoonlijk is het een oude vrouw, de heks.
Nu we het toch over heksen hebben, ook deze duiveldienaars vervullen een grote rol in deze weerspreuken. In Friesland zeggen ze: ‘den is ’t tsjoensterwaer’, heksenweer, in Zweden, dat het ‘trollkäring-väder’ is, in Finland ‘akkojen ilma’ (oudewijven weer) of ook ‘vanhojen piikojen ilma’ (oude vrijsters weer).
In Nederland, vooral in Groningen, bakken de heksen pannenkoeken. In Vriezeveen zeggen ze:
‘As de zunne schient en het rägent,
bakt alle häksen pannekouke,’
en in Friesland wordt gezegd:
‘As it reint en de synne skynt,
dan binne de tsjoensters oan ’t pankoekbakken,’
wat in Groningen wordt uitgebreid tot ‘bakken de heksen pannekoeken onder de zet van de draai’ (het vaste deel van de draaibrug). In Winschoten heet het:
‘Zunne schient en ’t regent,
Heksen bin oan ’t pankouk bakken.’
Ook in Oost-Friesland wordt gezegd:
‘De Sonne schient un ’t regend,
De Hexen backen Pannkook’
en de druppels zouden komen van het overstromende beslag. In Hoog-Duits luidt het:
‘Wenn’s regent bei Sonnenschein,
so backen die Hexen Pfannkuchen.’
In een mededeling uit Woltersum aten de heksen op de feesten met de ‘Olle Smakhak’ (de duivel) pannenkoeken, die ze bakten als het regende en de zon scheen. In Sleeswijk-Holstein zeggen ze: ‘De ool Hex backt Pannkoken.’ In Oost Brabant ‘bakken de heksen struif’, en in de VS ‘the witches are baking cakes’. In Béarn, in de Landes en in Gascogne steken de heksen hun bakoven aan om brood te bakken of bakken ze hun brood. Maar in Anjou is het de Maagd Maria, die dit doet voor haar engelen: ‘Voilà la Sainte Vierge qui boulange du pain pour ses anges,’ en in Zwitserland bakt ze koeken. In Ierland en Schotland (en Zuid-Afrika) zijn het de ‘fairies’, die brood bakken, en in Ierland zeggen ze ook: ‘The fairies are evilly-active.’ In Chili maken de heksen slap brood.
In Duitsland boteren de heksen. In Mecklenburg zeggen ze: ‘nu bottern de Hexen’, in Lüneburg:
‘Die Sonne scheint, es regent,
die Hexen buttern.’
In Ierland zijn het ‘the witches making butter’, in Zweden botert het heksenvolk (‘trollfolket’), als het dondert met zon, maken (‘kärna’) de heksen (‘trollkäringarna’) hun boter (‘smör’) of als het regent met opklaringen: nu zijn de heksen buiten aan het boteren (‘ude och kärna’). In Estland zijn het naast de heksen de tovenaars, die boter maken, achter een haag (terwijl de duivel zijn kinderen met de badkwast slaat op een steenhaag), en misschien wordt daarom gezegd, dat de boter goedkoop is op Ösel. In Opper-Silezië ‘buttert die Hexe’, in Polen roert ze in de boter. In de Oekraïne botert ze, in Galicië maakt ze boter en elders in Polen is het Baba Jaga, de bekende heks uit Russische sprookjes, die botert en deze verzamelt, maar er kwam een duivel en weg was de boter, of ze gooide de boter, die ze gemaakt heeft, over de haag voor de zwijnen. De kinderen maken er een heel verhaal van: De heks botert, maakt boter, verzamelt boter; het zwijn kwam en gooide hem om; er kwam een hond, die smaakte het goed; een grijsaard kwam en vrat alles op. In Spanje maakt de Oude Vrouw (= de Heks) kaas:
‘Cuando llueve y hace sol,
hace la Vieja el requesón.’
Gezegd wordt bij zonneregen, dat de oude kaasvrouw (‘la vieja del requesón’) voor de dag komt, evenals dat het kaastijd (‘tempo de requeixón’) is.
In een Catalaanse spreuk zijn de heksen zich aan het kammen:
‘Plou i fa sol,
Les bruixes es pentinen’
of:
‘Plou y fa sol,
Las brujas vers’,
in Portugal:
‘Quando chove e faz sol,
estão as bruxas a seu pentear-se.’
Het kunnen echter ook de feeën (‘as fadas’) zijn, die hun gouden haren kammen. Ook in Italië kent men de kammende heksen: in Istrië ‘petinin lis striis’, in Pirano ‘le strighe se pètena’ en in de Franse Pyreneeën ‘las breishas se penchenon.’ Bij de Zuid-Slaven wordt als de zon schijnt en het regent gezegd: ‘De oblakinje vile kammen hun haar.’
Een andere activiteit is het doen van de was, zoals in de Provence: ‘li fachiniero fan bugado.’ Ook in Polen doen de heksen de was en bij de Fin-Zweden wassen ze windsels, in Zweden troggen, wat ook wordt toegeschreven aan de ‘Oude [vrouw] van de Berg’ of de woudgeest wast melktroggen. In het Rijnland heet het: ‘Dem Düwel sin Frau mott de Wäss dröge’ of ‘Der Düwel frengt (wringt die Wäsche) en der Hell.’ Daarentegen zijn het in Aveyron de feeën, die wassen, in Polen de watervrouwen, die hun mantels te drogen hangen, in Turkije wassen de engelen en aan de Beneden-Loire is het de H. Maagd, die in de hemel de was doet, terwijl ze in Portugal haar kleed (‘está Nossa Senhora a lavar a seu lençol’) of de luiers van baby Jezus (‘os cueiros do Menino’) wast. Ook in Wallonië is het de H. Maagd, die haar kleren uitwast. Ook de doden doen de was. In Noorwegen zegt men, dat de doden hun kleren drogen, evenals bij de Esten, die ook zeggen: ‘de zielen der verdronken worden gedroogd’ of ‘in de andere wereld droogt men de kleren’. Bij de Fin-Zweden slaan de doden hun was met kloppers en in een andere spreuk ‘zijn de herderskinderen blij. Jezus baadt zijn kinderen en de doden wassen hun kleren’. Bij de Finnen wordt gezegd: ‘De verdronkenen drogen nu hun voetlappen.’ In Zweden wordt het koken, bakken, de was doen en het drogen van kleren gewoonlijk verbonden met de nevel, die opstijgt uit een moeras of van een beboste hoogte: ‘det är trollen som byka (heksen zijn de was aan het doen).’ In West Afrika wast bij regen met zonneschijn de walvis zijn kleren.
Bij de Finnen en Esten en Fin- en Est-Zweden nemen de heksen en heksenmeester(s) een bad en slaan zich met de badkwast. Ook de oude vrijsters baden, worden gewassen of slaan zich met de badkwast, in Koboldheim, en gezegd wordt: ‘Kwastenweer der oude vrijsters’. Ook zeggen de Finnen: ‘De oude vrijsters worden verjongd’, of verjongen zich. In Estland zien we de doden ook een bad nemen: ‘De doden wassen zich’, gespecificeerd tot ‘Duitse doden wassen [zich]’. Gezegd wordt: ‘surnud vihtlevad (de overleden slaan zich met de badkwast)’, of ‘de ‘nook’-spoken (‘nookidel’) hebben de gewoonte zich op de hekpalen met badkwasten te slaan’, en ze roepen daarbij ‘neek, nääk, nook nääk!’ Ook kwasten de ‘nook’-spoken zich op de dodenakker of op het kerkhof of men geeft ze waswater. De zonneregen wordt wel ‘noogivihm (‘nook’-regen)’ genoemd. Ook bij de Est-Finnen baden de doden, terwijl de Est-Zweden zeggen: ‘Sole skinder, rämma rämnar, opplöupare basta (de zon schijnt, de regen regent, de oplopers [in de graven wonende spoken] baden [in de badkamer = sauna]).’ Het baden is iets, dat de Vilen in Slavonië doen en de Samovilen in Bulgarije. In Estland wassen de dwaallichtgeesten zich; ook is sprake van de ‘murueide (dochter van de grasmoeder)’, die gelijkgesteld wordt met de ‘virmalised (dwaallichtgeesten)’, die zich slaan met de badkwast; ook ‘spoken’ slaan zich in de sauna met de badkwast. In Finland slaat de fee Katje (‘Kaisa’) haar kinderen met de badkwast (naar we mogen aannemen op de Kallavuori-berg, waar haar verblijf is). In Rusland baden de sirenes (‘rusalka’s’). In het Katholieke Puerto Rico is het de maagd Maria, die een bad neemt.
Een geliefde bezigheid van heksen is dansen, zoals in Spanje:
‘Plou y fa sol,
Las brujas ballan’
en ook op de Grieks sprekende eilanden van de Terra d’Otranto zegt men: ‘eχoréone e stiare’ (dansen de heksen). En ook in de omgeving van Venetië ‘balano le strie’. In Godarville in Wallonië wordt gezegd:
‘Il pieu, il lû,
Les sorciers dinsent à Felû’,
een dorp in de buurt. Ook in de VS kent men het gezegde: ‘The witches are dancing’, net als in Estland, terwijl ze bij de Fin-Zweden dansen op de saunabrits, maar dat kan ook de kobold zijn. Volgens een Duitse spreuk uit Bienenbüttel (Kreis Ülzen) krijgen de oude wijven dan de danskriebels. In Nederlands Limburg zegt men:
‘Als de zon schijnt en het regent,
dansen de heksen in de hel’
(als variant op ‘kermis in de hel’). En in Rijnland zegt men: ‘de Hexə danze on de Loft (in de lucht).’ In een Deense sage dansen de elfenmeisjes (‘ellepiger’) in het woud op een open plek in de zonneschijn na de regen en vermaken zich daar uitstekend. Kuusi verwijst naar een ander Deens verhaal, dat ook meer weg heeft van een sage: Op een kleine woudhoogte bij Drejø woonde vroeger het ‘hyldefolk’, klein en groen. Ze waren te zien als het regende en de zon scheen… De hoogte steeg in de lucht op en lag op palen, ‘og de små grönne puslinger dandsede nok så muntert der inde (en de kleine groene kabouters dansten toch zo monter erin).’ In Cornwall is het wel een spreekwoord, dat de ‘piskies’ (= ‘pixies’ = kabouters) dansen en bij de Est-Zweden zijn het de ‘skratten’ (Duits: Schrat). Mr. J. Buie uit Elgin (Schotland) beweerde als klein kind (d.i. 1883/84) de ‘fairies’ vaak te hebben zien dansen op de top van een heuvel achter Rothes (Morayshire), die de Downie Hill werd genoemd. Hij zag ze alleen in de ‘zonneregen’ dansen, anders nooit.
Naast dansen bedrijven de heksen de liefde, zoals in Ligurië:
‘Quandu u ciöve e u guarda u su,
e bàsure i fan a l’amû’
of:
‘Quando piova e fa sole,
le streghe fanno all’ amore’
en in Florence:
‘Quando piove e luce il sole,
Tutte le vecchie vanno in amore
(alle oude wijven worden verliefd).’ In Roccascalegna voegt men hier nog aan toe:
‘Va’nn amór’ a lu tijane (tegame, een platte pan = koekenpan?),
tutte le vécch-i-é rruffijane (halen schelmenstreken uit).’
Onduidelijk is de Catalaanse spreuk:
‘Plou i fa sol,
les bruixes i els bruixots.’
Het zijn de heksen en de heksenmeesters! Een andere gebruikelijke activiteit van heksen is vergaderen, zoals in de omgeving van het Franse Menton: ‘les sorciers tiennent conseil.’
Ook wordt wel gezegd, dat de heksen trouwen, zoals in Italie: ‘Le strighe va a mario’ of ‘si sposano le streghe’, evenals in Puerto Rico en Spanje (‘casa la bruja’), terwijl in Portugal de oude vrouwen trouwen:
‘Quando chove e faz sol,
estão as velhas a casar’
en in Marciana op Elba de dames:
‘Piove col sol,
si marita le signore.’
In Argentinië en Peru trouwt een oude vrouw met de duivel: ‘una vieja [se casa] con el diablo’, met als variant: ‘una joven se casa con un viejo’, dus een jong meisje trouwt een oude man. Een Portugees liedje luidt:
‘Sol e chuva,
casamento de viuva (huwelijk van de weduwe).’
Chuva e sol,
casamento de espanhol (huwelijk van de Spanjaard),’
maar in Zuid Amerika is het omgekeerd:
‘Chuva e sol casamento de espanhol.
Sol e chuva, casamento de viuva.’
In Galicië wordt wel gezegd: ‘cásase a filla do emperador (trouwt de dochter van de keizer).’ In Portugal wordt ook wel gezegd: ‘casam-se as feiticeiras (tovenaressen).’ Ook in Griekenland trouwt een oude vrouw, terwijl in Finland sprake is van een ‘hoerenhuwelijk’ of van ‘de oude vrijsters trouwen’, waarbij de huwelijksdans gedanst wordt. Ook wordt gezegd: ‘Walburg Kuha houdt haar huwelijk’ en ‘de dwazen van Tawastland drinken op het huwelijk.’ In Roemenië wordt gezegd: ‘se marita strigoile’, evenals: ‘In tijden van regen met zon zijn de strigoii bij het feestmaal.’ Deze strigoii, waarover veel te zeggen valt, worden door Kuusi ingeschaard in de rijen der doden. ’s Nachts verlaten ze het graf om de mensen het bloed uit te zuigen, iets wat ook van heksen gezegd wordt. De doden spelen een grote rol in de Letlandse spreuken, aldaar ‘veli’ genaamd. ‘Als het bij zonneschijn regent, dan vieren de veli huwelijk.’ Ze drinken bij het huwelijk. ‘Mijn jonge broertje is gestorven, hij heeft zich verloofd met een dodenbruid.’ ‘De dodenmoeder drinkt de huwelijksdrank, de dodenkinderen hebben hun ijzerschoenen stukgedanst.’ ‘De zielen der doden drinken de huwelijksdrank. Als ik op het huwelijk zou zijn, dan zou ik mijn onderrok verbranden.’ Ook in Litouwen drinken de doden bij het huwelijk, evenals in Finland, waar men ook in de kooklepel van de dood bij het huwelijk drinkt. Ook verkeren ze geslachtelijk met elkaar en is sprake van ‘de stillen vieren huwelijk’. Ook bij de Rus-Finnen houden de onderaardsen in het dodenrijk huwelijk, net als bij de Lappen. Ook elders wordt wel over doden gesproken. Zo wordt de zonneregen in West Groesië (in de Kaukasus) soms ‘de zon der doden’ (Rus: solntse mertvyh) genoemd, hoewel dat gewoonlijk het licht, dat soms na zonsondergang te zien is, betekent. Ook de zigeuners in Priština spreken van een ‘zon der doden’ en verbinden dit met de regenboog, terwijl de Zigeuners in Montenegro spreken van een ‘dodenregen’, met als verklaring, dat de zielen in de lucht zweven en dat de regen valt voor hun verlossing. In Turkije wordt gezegd: ‘De geesten sluiten vrede in de onderwereld’. In Rusland spreekt men van ‘blinde regen’, in Estland van ‘tranen van de weduwen’. In Gujarati is sprake van ‘naakte regen’, in Indonesië van ‘hete regen’ of ‘zonnige regen’, in Japan en Korea van ‘weer-regen’.
In een Catalaanse spreuk brengen de heksen verdriet:
‘Plou i fa sol,
Les bruixes porten dol.’
De heksen (of oude wijven) waren rond in Spanje: ‘andan las brujas alrederor’, in Panama komt een oude vrouw met een lantaarn en in de Provence gaan ‘las brouchos’ op weg naar Oloron. In Portugal zijn ze in Antanhol om de slak te wikkelen in een danskleed:
‘Quando chove e faz sol,
estão as bruxas em Antanhol,
embrulhadas num lençol a dançar o caracol.’
De Finnen zeggen: ‘De oude vrouwen zijn vol ergernis’. Bij de Neder-Wenden in de Poolse Lausitz fladdert als het bij zonneschijn regent de dag- en nachtgeest Murawa in de gedaante van een asgrauwe vlinder rond, die daarom in het Wendisch ook Khodojta ‘heks’ heet, en maakt van de gelegenheid gebruik om iemand schade toe te brengen. Een afwijkende spreuk met heksen uit Noord Friesland, heeft Jacob Grimm:
‘Wenns regnet und die sonne scheint,
werden die hexen am ende der welt begraben.’
Bij de Serviërs wordt een heks geboren, zoals ook bij de Roemenen in die contreien, maar de Kroaten zeggen dat de heksen broeden. In Slavonië zingen de kinderen: ‘De regen valt, de zon schijnt, op de witte berg broeden de Vilen zich uit’ of ‘de Vilen worden geboren.’ De Letten zeggen, dat tijdens de zonneregen er een heks sterft. Bij de Finnen wordt een oude vrijster of worden alle oude vrijsters begraven: het is de begrafenisdag van de oude vrijsters; maar als de zon schijnt en het sneeuwt, dan worden alle oude vrijgezellen begraven, wat de Finnen in Rusland verbinden met de zonneregen. In Finland is ook een merkwaardig verhaal verbonden aan de regen met zonneschijn, waarin sprake is van een ‘nest van oude vrijsters’. Dit bevindt zich in de huizen van Meronen en Meskimäki of in de dorpen Ylentelä en Vaittila of in het huis Ukkonen in Vanhakylä, d.w.z. ‘Ouddorp’, waarbij Kuusi opmerkt, dat het ‘spotlied’ ruim bekend is in het Oost-Finse dialect, waarbij de namen van de dorpen steeds veranderen. Ook is sprake van het nest van een oude vrijster, dat zich bevindt onder de bank van ‘Veld-Erik’ (Pelto-Erkin) of ‘in dit huis of dorp kan een nest van oude vrijsters zijn’, eveneens met diverse varianten. Een standaardzin in deze spreuken is ‘Het zal wel zomer worden’, waarna de ‘nest’-regels volgen. Zo ook in varianten, waarin van andere nesten sprake is. ‘In het dorp Jatkola in Pyhäjärvi is een nest van grote hoeren’, ‘aan de kusten van Tyyririnta bevindt zich een nest kletskousen’, ‘het nest van Nuuti Paaso bevindt zich aan de oever van een koude zee’, ‘onder de arm van een oude vrijster is het nest van de knecht Johan (renki-Jussin)’, ‘in de slaapschuur van de dienstmaagd van de buurman is het nest van onze jongen’, ‘op het erf van Pinna-Jakob (Pinna-Jaakkon) bevindt zich een nest pijpsnavels’, ‘onder de voorraadschuur van Holttilainen is het nest van Sleeën-Miina (Reki-Miinan)’, ‘de heren van het kerkdorp nesten bij de familie Palonen’, ‘in de aars van het moedertje van Heiskari bevindt zich het nest van een watervogel’, met varianten ‘onder de rok van Materon Maija’, of ‘onder de rok van ons dorpsmeisje … van een kleine vogel’, of ‘onder de rok van een oude [vrouw] heeft een rat genest’, ‘onder de arm van de dienstmaagd Manta … een schreiende vogel’, wat in 1783 door Christfrid Ganander verklaard werd als ‘de wieg en een huilend kind’. Ook wordt gezegd: ‘Onder de voorraadschuur of op het erf van Alatalo bevindt zich een nest kleine vogels’, met varianten als ‘aan de rand van Kenninkangas … van een kraanvogel’, of ‘aan de oever van een groot meer … van een spreeuw’, of ‘aan de oever van het Lammi-meer’, of ‘aan de oever van de Oravi-fabriek’. Een andere spreuk zegt: ‘In de zomer ging ik wandelen en vond een vogelnest’, met varianten. Gesproken wordt van een liefdeslied, dat na de bekende regel van zon en regen vervolgt met ‘Mijn harteliefste heeft al een kant en klaar nest.’ Nog een Finse spreuk zegt: ‘Het regent, de zon schijnt, de vogels nesten, maar met de zomer van de meisjes van het dorp mag het anders worden.’ Tot slot: ‘Het regent, de zon schijnt, de dwazen van het dorp Parkkola bestellen hun zaad in het gerooide land.’
Uit Finland komt een zeer onkuise tekst, die luidt: ‘Het regent en de zon schijnt, weg met het hemd, laat de pik de kut smaken.’ In een andere spreuk wrijven de dienstmeid en de knecht in de schuur droog weer, d.w.z. dat ze seks hebben in de hoop, dat het ophoudt met regenen. In een derde heeft Kristina seks. In Bulgarije zegt men: ‘Het regent en de zon schijnt, de kut staat open en de pik sleept zich en lacht.’ In het aangrenzende Roemenië wordt gezegd, dat de meisjes onkuis zijn en dat er een menigte ‘deernen’ zijn en de jongens zingen: ‘Het regent, het regent in een nieuw huis, eieren van leem, de meisjes hebben seks.’ Prof. Nandris, afkomstig uit Roemenië, hoorde als kind andere kinderen naar aanleiding van de zonneregen een pornografisch rijmpje voordragen, dat hij, zonder het te begrijpen, herhaalde en daarvoor berispt werd door oude mensen (dat hij zijn tong mocht verliezen). Het versje luidde: ‘It rains, it rains, old women are laying eggs, the eggs stink, young girls are making love.’ Ook wordt er gezegd: ‘Dan zijn de meisjes zwanger’ of ‘Zeer veel meisjes zijn zwanger.’ Een Joods-Roemeense kinderrijm uit Bessarabië, eind 19e eeuw, luidt:
A zin mit a regn, (Een zon met een regenbui,)
di kole iz gelegn. (De bruid ligt in het kraambed.)
Vos hat zi gehot? (Wat heeft ze gehad?)
A yingele. (Een jongetje.)
Vi hot er geheysn? (Hoe was hij geheten?)
Nisele. (Nisele.)
Hot er gehot a krim fisele. (Heeft hij gehad een krom voetje.)
In Catalonië zingen de kinderen:
‘Plou y fa sol,
La Verge Maria,
La Verge Maria ha parit un noy,
(heeft een kind gebaard).’ In Mecklenburg wordt een ‘Pötter’ geboren of een maagdenkind gedoopt (‘nu ward ’n Jungfernkind döfft’) of een hoerenkind wordt gemaakt of gedoopt. Ook bij de Finnen wordt een hoerenkind gedoopt, een vaderloos kind of een arm kind. Op Malta wordt gezegd:
‘Ix-xita wix-xemx,
qed jit-ghammed Lhudi (of: twieled Tork)
(Als het regent en de zon schijnt, wordt een Jood gedoopt, of wordt een Turk geboren).’ In Finland wordt een Jood als Christen gedoopt.
In Turkije wordt gezegd: ‘De deuren van het paradijs staan open’ en ‘De waarde en de genade van het Paradijs is rijk’ en ‘Wie op zo’n dag sterft, die voert men in het Paradijs.’ ‘Alle wensen worden aangenomen’, want ‘De wensdeuren staan open’, ‘Uit het Paradijs komen engelen’, ‘Uit de hemel daalde de engel Gabriël neer op de aarde’ en ‘De engelen spelen en dansen.’ Ook wordt er gezegd, dat de engelen het Paradijs vegen of dat men het veegt of dat men de Kaäba veegt of dat de paradijsmeisjes tapijten weven. In Finland is het zomer in de hemel en volgens de Servische Zigeuners warmen de engelen zich. In Zweden jubelen alle engelen Gods of ze dansen, zoals ook bij de Fin-Zweden. Bij de Finnen danst men in de hemel. In Rusland zegt men, dat op die dag een gerechte man stierf, en in Finland, dat ergens een of andere zalige ziel toegang tot de hemel kreeg, of dat de zalig gestorvenen ter aarde besteld worden. In Turkije heeft men de spreuk: ‘Een komeet valt op aarde, een of andere grote wijze man sterft’ evenals ‘Op dit moment sluit iemand zijn ogen voor het leven toe’ en ‘in het Paradijs installeren zich Moslims’. In Litouwen sterft de koning of sterven de heren; in Duitsland ‘kummt ’n Eddelmann in ’n Himmel’, terwijl in Denemarken een priester sterft. Uit Spanje is de spreuk: ‘Regen en sneeuw, naar het graf van Esteban; het regent en de zon schijnt, naar het graf van Faiol.’ Heeft de pottenbakker niet zo’n beste reputatie – gesproken wordt van een ‘narrsche Pötter’ bij een zonderling – helemaal geldt dat voor de kleermaker (die voor een dief wordt gehouden). In Mecklenburg, Thüringen en Sleeswijk-Holstein wordt gezegd: ‘nu kümmt ’n Snieder in ’n Himmel’, in Kleve:
‘Dat regent bî Sünnenschîn,
da kummt en Snider na’n Himmel.’
Ook in Denemarken vliegt een kleermaker(sziel) naar de hemel (‘flyver der en skrædder[sjæl] til himlen’) of komt een kleermaker in het hemelrijk (‘Himmerig’), levend, volgens sommigen. Ook wordt gezegd, dat een kleermaker ‘himler (hemelt)’ oftewel dood gaat, zoals ook wordt gezegd (‘dør der en skrædder’, evenals in Zweden) of dat hij in de hel (‘i helvede’) komt of erheen vliegt of vaart. Soms worden dingen bijgevoegd: Dan gaat een kleermaker naar de hemel of ook twee dagvaarders naar de hel; of: er gaat een kleermaker naar de hemel en een schoenmaker (of een smid) naar de hel; of ook: een zeeman naar de hemel en een kleermaker (of bij de Fin-Zweden een schoenmaker) naar de hel. Ook zo los wordt gezegd: ‘Er vaart een smid(sziel) ter helle’ of ‘een zeemansziel vaart naar de hemel’, in Noorwegen: ‘Een zeeman vaart naar de hemel’, in de VS ‘a sailor is going to heaven’ en bij de Fin-Zweden: ‘Een zeeman krijgt toegang tot God.’ Bij de Zweden komt een zeeman naar huis. Bij de Russen verdrinkt iemand. In Denemarken wordt ook gezegd: ‘Er komt een koopman in het hemelrijk.’ In het Rijnland, waar ze ook van de ‘Schnider’ weten, zeggen ze ook: ‘kömmp ene Bur en den Himmel’, maar het kan ook ‘en de Hell’ zijn. In Duitsland ‘krigt de Düwel Affkaten in de Hölle’, of ‘kriggt de Düwel ’n Advocatenseel’. Ook wordt in Denemarken gezegd: ‘Het regent schoenmakersjongens neer.’ De Engelsen kennen al sinds het einde van de 16e eeuw het gezegde: ‘In rain and sunshine cuckolds go to heaven’, en in de roman ‘Tom Jones’ van Henry Fielding (1749) valt te lezen: ‘and I fancy the captain may go to heaven when the sun shines on a rainy day.’ Afgeleid lijkt me het in Herefordshire genoteerde gezegde: ‘~ the cuckoos are going to heaven.’ In Sleeswijk-Holstein is een eenmalig opgetekende variant: ‘Bi Sünnregen kümmt ’n Judenseel in ’n Himmel.’ De Joden worden in Spanje verbonden met regen en vorst, want als het regent en de zon schijnt, dan is het huwelijk van de herder, maar als het regent en het vriest, dan is het huwelijk van de Jood. In het Rijnland wordt gezegd: ‘Et es en schin Mädchen bei der Düwel en de Hell komm (Er is een mooi meisje bij de duivel in de hel gekomen).’
In Finland wordt gesproken ook over een huwelijk in de hemel, waarop gedronken wordt, wat ook in Lijfland en Noorwegen bekend is. Ook in Spanje kent met het huwelijk van God (‘la boda del Señor’) en in Turkije heeft het huwelijk in het paradijs plaats. Het is het huwelijk van de profeet en de engelen of hoeri’s. Ook wordt er gezegd: ‘Het huwelijk van de peri-dochter wordt gevierd’ of ‘de peri’s (feeën) vieren huwelijk en vermaken zich’. Een feest in het paradijs zeggen ze in Hennegau:
‘Y pleut, l’soleil luit,
Ch’è ducasse (= fête) in Paradis.’
En in Zweden, dat er een (groot) gastmaal in de hemel, in Gods rijk is en in Finland, dat men in de hemel feest houdt. En ook in de Filippijnen is er feest in de hemel. Bij de Fransen zegt men ook wel:
‘Il pleut, il mouille, c’est la fête à la grenouille.
Il pleut et fait soleil, c’est la fête de l’arc-en-ciel.
Il pleut et fait beau temps, c’est la fête aux paysans.’
Ook andere huwelijken passeren de revue. In Griekenland zijn het de armen en met zon en sneeuw de rijken of de ouden, met hagel de leraren, die trouwen. In een bepaalde versie van het ‘regenlied’ heet het: ‘Zon en regen, trouwen de armen (‘phtōkhoi’); zon en sneeuw, trouwen de machtigen (‘arkhontoi’); zon en stormgewaai, trouwen de leraren (‘daskaloi’) en in een andere: ‘Zon en regen, trouwen de armen; zon en ploegen trouwen de ezels’. Op de Cycladen wordt gezegd: ‘De armen verheugen zich’, maar in Estland worden de arme lui geranseld, met name de arme lui in Meeri. In Dalmatië (Joegoslavië) kent men de spreuk: ‘Zonneschijn en regen, de melaatsen trouwen.’ In Turkije wordt gezegd: ‘Het was het huwelijk van het weesmeisje: ze huilde en lachte tegelijkertijd’, in Letland, Estland en Litouwen heet de zonneregen ‘tranen van weeskinderen’ en gezegd wordt, dat een weeskind of de weeskinderen wenen, en ook de Let-Duitsers spreken van ‘Waisentränen’ of ‘Waisenkindertränen’.
In Italië wordt gezegd: ‘Se marida i zingheni (síngheri) (De Zigeuners trouwen)’ en ook bij de Serviërs, Kroaten en Bosniërs trouwen de Zigeuners en maken jolijt, maar ook wordt gezegd dat ze seks hebben. In Albanië trouwt de Zigeuner, zoals in een Servische spreuk. In Roemenië en bij de Bulgaren en ook bij de Finnen trouwen de Zigeuners en zeggen: ‘Het is Zigeunerhuwelijk’. In Servië en Bosnië en elders in voormalig Joegoslavië wordt ook gezegd, dat een Zigeuner wordt geboren, dat een Zigeunerin wordt ontbonden, dat Zigeuners worden geboren of geworpen of broeden, en wel op de Witte Berg. Bij de Fin-Zweden krijgen de (oude) Zigeunerinnen kinderen, terwijl in Estland de Zigeunerkinderen en bij de Finnen een Zigeunerkind worden gedoopt, dopen Zigeuners kinderen en krijgen nieuwe, stoppen ze in een pot, ze werpen jongen of een Zigeunerin werpt jongen, ook dat het Zigeunervolk zich vermeerdert. In Finland wordt ook gezegd: ‘Zigeuners worden begraven’, maar ook dat een Rus of Russen worden begraven en bij de Rus-Finnen zijn het de eilandbewoners, die worden begraven. Ook rijden de Zigeuners in Finland naar de kerk, terwijl ze in Italië met de Madonna gaan wandelen. In Albanië baden de Zigeuners en bij de Fin-Zweden baden de Zigeunermeisjes hun kinderen. In Spanje wordt gesproken van ‘Sol de gitanos (Zigeunerzon)’, in Wit-Rusland en bij de Fin-Zweden van een ‘Zigeunerregen’. In voormalig Joegoslavië wordt ook gesproken van ‘padaju ciganyiki (het regent Zigeunertjes)’. In Uruguay is de bruiloft van de herder.
In Estland worden bedelaars of bedelaarskinderen gewassen, op de saunabrits, en de bedelaarskinderen slaan zich met de badkwast. Ook slaan de Russen zich dan met de badkwast en bij de Est-Zweden baadt de Russische hoer. Bij de Russen is de aartsbisschop in bad. Bij de Hongaren is Paprika Jancsi aan het spoelen; maar wat doet de andere? Hij ligt op zijn buik en rookt pijp. De Kaukasiërs zeggen bij zonneregen, dat de zon zich wast, of zijn gezicht wast en in sprookjes wordt dit waswater van de zon gelijkgesteld met het ‘levenswater’. In Frankrijk en Wallonië wordt gezegd: ‘il (de zon) chauffe un bain (warmt een bad op).’ In Rijnland zegt men: ‘De Sonne hat Hochzeit’ of ‘es an krische.’ Bij de Finnen zegt men: ‘De zon schijnt en maakt zich nat.’ De Russen zeggen van de zon, dat hij bekken trekt of dat hij tandpijn heeft. In Chili wordt gezegd, dat hij met de regen strijdt en in Portugal is de zon de koppelaar van de regen. De Turken spreken over: ‘Goudwagen met zilverwielen.’ Bij de Akan aan de Afrikaanse Goudkust wordt gezegd: ‘Wanneer de regen valt en je zweept, en de zon komt tevoorschijn en brandt je, dan ervaar je de smart van het leven.’ De Spaanse regel ‘sol i aigua, temps de març (zon en water, maartweer)’ lijkt me te algemeen. Onduidelijk is de regel:
‘Plou i fa sol,
la lluna del juliol’
(het regent en de zon schijnt, de maan van juli).
Als het regent en de zon schijnt, is het tijd om de schulden te betalen, wordt in Spanje gezegd of ook: betaalt de tijd de schulden; in Mexico: ‘Mijn schuldenaars komen en betalen mij hun schulden.’ Het zijn de drogisten, maar bij de Spaanstaligen in de VS ‘a liar is paying his debts’, zoals in Argentinië een zwendelaar zijn schulden betaalt. In Duitsland wordt gezegd: ‘Ene Leutenant bezahlt seng Scholde.’
Een dier, dat met fabels omringd is, is de vos. Ook van dit beest wordt gezegd, dat hij gaat trouwen. In de Abruzzen heet het: ‘sposa la jólepe’, of voluit:
‘Quande plóv’ e ttire ju sóle,
spose la vólpe,’
op Sicilië: ‘la vurpi si marita’, of voluit:
‘quando piove mentre splende il sole,
si dice che si sta sposando la volpe,’
in Luciana: ‘sposa la volpe’, bij de Grieken in Calabrië:
‘σαν βρέχει μέ τόν ’ηλιο,
πανδρεύονται ‘οί ’αλουποΰδες
(wanneer het regent bij zonneschijn, trouwen de vossen).’ Ook in Portugal wordt gezegd dat de vos gaat trouwen (‘que casa a raposa’) en van het vossenhuwelijk (‘casamento de raposa’), evenals in Brazilië, Zuid Bulgarije (‘Lisitsa se ženi’), bij de Finnen, bij de Fin-Zweden, in Azerbeidzjan en in Turkije, of baart in Turkije en Irak. Ook meer naar het Oosten, op het eiland Ceylon, in Malaya en het eilandenrijk Japan wordt gesproken van het huwelijk van de vos. Andere landen verruilen de vos met de op hem lijkende jakhals en in India spreken ze van ‘the jackal’s wedding’, in Pakistan zeggen ze: ‘Het huwelijk van de jakhals en jakhalzin wordt voltrokken’ of ‘De eenogige jakhalzin trouwt’, en gesproken wordt van een ‘eenogige regen’, terwijl in Assam ‘de kortstaartige jakhals zijn huwelijk viert’. Ook bij de Kabylen en Berbers in Noord Afrika spreekt men van ‘het huwelijk van de jakhals’, evenals in het Nederlands sprekende Zuid-Afrika:
‘As dit reent en die son skyn,
trou die jakkalse,’
en gesproken wordt van ‘jakkalstrou(reën, -weer)’. Ook wordt in het Afrikaans gesproken van ‘bobbejaanstrou (monkey’s wedding)’ en gezegd wordt: ‘Bobbejaan en jakkals trou’, of ‘die bobbejane en die jakkals(e) trou.’ In Portugal, Brazilië en Spanje zegt men:
‘cuando llueve y hace sol,
se casa la zorra con el rexiñol’
gaat zij, want het is een vossin, trouwen met een nachtegaal, vanwaar gezegd wordt: ‘Moge de nachtegaal zingen!’ Maar in Calabrië trouwt de vossin met de wolf: ‘si marita a gurpa cu ru lupu’, in Galicië is de wolf met de vossin aan het trouwen: ‘estanse casamento a lobo coa raposa’, in Brazilië komt ook het huwelijk van de gambá (een soort marsupial) met de vossin voor, terwijl in Zuid-Afrika de jakhals met de vrouw van de wolf trouwt. In Algerije spreekt men van ‘het huwelijk van de wolf’ en ook de Mennonieten in Brits Columbia noemen de zonneregen ‘the wolf’s wedding day’ en in Estland ‘houden de wolven huwelijk’ en ook in Iraans Koedistan trouwen de wolven. In Servië zegt men: ‘Dan trouwt de wolf’, ‘dan trouwt de beer’, in Turkije: ‘Het huwelijk van de beer en de wolvin’, in Bulgarije: ‘de beer trouwt’, met als toevoeging: ‘de wolf trouwt hem’ en in Finland is sprake van ‘het huwelijk van de beer’. In Bulgarije wordt ook gezegd: ‘de beer danst de reidans’, misschien de huwelijksdans, en bij de Est-Zweden ‘danst de beer op het veld Nygjärda’. In Roemenië meent men, dat ‘tijdens de zonneregen de beren met elkaar vechten’. In NO Turkije wordt gesproken over ‘het huwelijk van de vogel’. In Korea gaat de tijger trouwen en wordt ook wel gesproken over ‘tijgerregen’ of ook ‘vosregen’. In Tanzania gaat de olifant of de leeuw trouwen (wat wil zeggen, dat ze seks hebben). De kippen, die we van de kippenkermis kennen, komen we ook tegen in een lange Franse spreuk:
‘Pleu et fai soulelh,
las poulas gratoun lou mil.
Jana, pichouna, vai la vivar!
Sou dis la Jana: Farai pas!
(Regen en de zon schijnt, de kippen scharrelen in de gierst. Jannie, mijn kindje, ga ze wegjagen! Daarop zei Jannie: Ik ga er niet heen!)’ In de Oekraïne spreken ze van ‘kippenregen’ en ‘zeugregen, blinde regen’ en ook in Steiermark is de term ‘zeugregen’ bekend, in Duitsland daarentegen wordt gesproken van ‘Hasenregen’. De zeugen gaan trouwen in Poggio op Elba:
‘piòve col sole,
sposa le troie.’
Bij de Fin-Zweden evenals in Syrië en Libanon trouwen de ratten of de muizen, bij de Finnen de muizen, de katten, de vlooien of de vliegen. In Zuid-Afrika trouwt de aap: het is een monkey’s wedding, in Oregon maar ook op Fiji kent men de aaps geboortedag ‘monkey’s birthday’. Er wordt op Fiji ook wel gesproken over ‘siar’s wedding’ Ook een ezelhuwelijk komt voor (in India). Ook op de Filippijnen ‘huwen de vliegenouders hun kinderen’, het is ‘een feest der vliegen’, of: ‘Het is de verschijningstijd van de Tikbalang’ of een Tikbalang gaat trouwen (‘kinakasal na tikbalang’). In Zuid Turkije zegt men: ‘De haan trouwt’ of ‘de hanen houden huwelijk’ en in Spanje kraaien de hanen van Malagón of kraait de haan in Dorsezon. In Syrië zegt men bij regen bij zonsopkomst: ‘De hagedis huwt zijn dochter uit.’ En in Palestina ‘huwt de sjeik van de hagedissen zijn dochter uit.’ In de Zwitserse Jura wordt gesproken van ‘het feest der kikkers’, terwijl de Turken spreken over het geboortefeest van de slangenkoning Şahmeran, maar ook van het baren van de hinde op de berg, met de typische uitdrukking: ‘Tijdens het baren van de hinde ontstaat een hemels licht.’ Op de Filippijnen baart de Kibbaan, bij de Tadsjieken baart de apin, maar ook de wolvin, in Azerbeidzjan de jakhalzin en men spreekt er net als in Turkije van ‘jakhalsregen’. De Armeniërs spreken van ‘de wolf baart een zoon’, ‘de wolf heeft een baby’, ‘wolf-geboorte’, ‘de wolf baart op de berg’ en ‘wolf-regen’ evenals van een ‘wolvenhuwelijk’ of ‘de kleine hinde baart op de berg’ en ook in Costa Rica baart de hinde, terwijl in Mexico de konijnen baren. De Turken zeggen ook: ‘De jakhalzen zijn aan het vechten’, evenals ‘De jakhals wurgde zijn wijfje’ en ‘De slangen treuren (= huilen) om de slangenkoning Şahmeran’, die overleden is, zoals ‘de pad achter onze deur’ in Italië. Ook in Turkije ‘baren de wolven’, terwijl in Azerbeidzjan ‘de wolvin een lammetje baart’ en in de VS ‘a she-wolf is bringing forth her offspring’; maar in Mexico zeggen ze: ‘Horita están naciendo los coyotitos’ (Nu worden de kleine coyotes geboren), terwijl in Eritrea ‘de hyena baart’, in West Afrika ‘a leopardess had just given birth to young’, en in Oeganda het luipaard haar dochter meeneemt om haar te trouwen. In Senegal gaat het kind van de hyena sterven.
Van de vos wordt ook gezegd, dat hij de liefde bedrijft. Op Corsica wordt gezegd:
‘quando piovi e facci lu sole,
tanto a volpi facci l’amore.’
In Levanto in Ligurië heet het:
‘ciöve e lüge u su,
i gatt i fan l’amú,’
bedrijven de katten de liefde. Andere dieren, die de liefde bedrijven, zijn in Spanje de slakken: ‘coge el caracol’: paart de slak, of hij komt naar buiten om te wandelen en spreekt men van ‘slakkewater’ of ‘tijd van de slakken’, of ‘de slakken steken hun horens uit’ of heeft iets met de maan, zoals de muilezel iets heeft met de stier. In de Franche Comté wordt wel gesproken van een paddenregen. Op de Filippijnen paren de Bakaw-vogels. En ook de daar gebruikte spreuk: ‘de Bakulaw [grosser Affe] plukhaart of twist’ wordt uitgelegd als het hebben van seks. Dit geldt dan ook voor de volgende spreuk: ‘De buffels gaan met de horens op elkaar los’, terwijl in een Vietnamese spreuk de man en de vrouw met elkaar twisten en de op het veld grazende buffels elkaar met de horens stoten en in een andere de mannetjesduiven met elkaar vechten en de wijfjes hen uitkiezen.
In Finland, het land van de sauna, ‘neemt de vos een bad’, ‘de vossen baden’, ‘de vossenjongen baden in een zandgroeve’, ‘de vossen slaan zich nu met de badkwast’ of ‘de kat en de vos baden’, vaak met de voortzetting: ‘De kat gooit water op de gloeiende stenen en de vos baadt (d.w.z. slaat zich met de badkwast).’ Gesproken wordt van ‘Ketun sade (een vosregen)’. Bij de Basken wordt gesproken van ‘azeri bataioa (de vossendoop)’. Een merkwaardige activiteit verricht de vossin in Portugal, waar ze de blaasbalg bespeelt: ‘a raposa a tocar no folle’, of aan het vullen is, maar ook lappen de oude vrouwen een blaasbalg.
De wolf, die met de vos trouwde, komt ook zelf in diverse spreuken voor. In Estland zegt men, dat dan ‘de wolf zijn gebroed op een steen doopt’ en als herders ergens een steen met een regengat aan de bovenkant zien, zeggen ze: ‘Daar heeft de wolf zijn gebroed gedoopt op de dag, dat het regende en de zon scheen.’ In een andere spreuk wordt de zoon van de wolf gedoopt met het maken van het kruis en de zoon van de beer wordt gedoopt met het gieten van water. Maar ook wordt gezegd, dat de raaf de kinderen moet dopen. In Estland wordt door de wolven ook gebaad: ‘De wolven slaan zich met de badkwast’, ‘~ op het kerkhof’, ‘de wolf wast zijn jongen’ en ‘de wolf moet met zijn staart zijn jongen in bad slaan’, maar ook ‘de beer slaat zich met een badkwast op een boomstomp’ en ‘de beer wast zijn jongen’. De wolf moet eten: ‘De wolf eet boterbrood in de bosjes’, of ‘onder een vijgenboom’ of ‘op een steen’. In Pruisen kent men het kinderliedje:
‘Sunneraaje, Sunneraaje,
d Wulf het de Schette tchraaje
(heeft de schijterij gekregen).’ In plaats van ‘Schette’ worden ook ‘Fölle’, ‘Plüdde’ of ‘Titte’ gebruikt:
‘Sunneraje, Sunneraje,
d Wulf het de Plüdde (buikloop).’
Ook wordt gezegd, als het bij zonneschijn regent: ‘De Wulf heft dat Feeber (koorts)’ en meer van dergelijks. In Mecklenburg ‘wenn dat bi Sünnenschin rägent, ward seggt, nu deit den Wulf de Buk weih.’ In het Rijnland wordt gezegd:
‘De Sonn scheint on et rent,
de Wolf pischt op de Herd,
on wann en net op de Herd pischt,
dan pischt en op dein Nös.’
In Mecklenburg zeggen ze: ‘Nu pissen de wülw’; en in Pruisen: ‘Die Wölfe pissen’. En in het Belgische Land van Waas kent men: ‘dan schijt de wolf op de eerde’, evenals in het Rijnland: ‘De Wolf scheisst op de Erd.’ Op de Filippijnen wordt gesproken van: ‘Urine van spinnen’, in het Duitse Lüneburg van ‘das Wasser … der in der Luft tanzenden Mücken’. Bij de Fin-Zweden is het God, die op de aarde pist, terwijl in Zuid Bulgarije gezegd wordt: ‘De zon schijnt, het regent! Lacht, kippen, heft jullie staartjes op, schijt vogelstront!’ En in Noord Bulgarije: ‘Verheugt u, kippetjes, jullie staartjes groeien dicht.’ In Litouwen wordt gezegd als de zon schijnt en het regent: ‘Dan lacht het zwijn’, in Bretagne dwalen de koeien over de Arréeberg en in China komt de schildpad uit zijn schild, gaat de hommer (zeekreeft) zijn hol in en geeft de leraar de kinderen vrij.
Als het bij zonneschijn regent, spant de regenboogslang haar lenige lichaam als een kleurig lint om de aarde. Bij de Paez in Columbia gaat, wanneer het bij zonneschijn regent, ‘tũs’ (de regenboog, een ‘demon’) van de oever van een rivier, waar hij leeft, de hemel in en van daar weer in een halve cirkel terug naar de aarde. Vooral voor kinderen is de regenboog gevaarlijk. Wanneer het bij zonneschijn regent, mogen zij het huis niet verlaten, aangezien ze anders hoofdziekten krijgen. Dit is geen hoofdpijn, maar verwondingen zoals door een machete. Bij de Yanesha-Indianen van het Amazone-gebied heeft men grote aandacht voor het verschijnen van rode puistjes of jeukbultjes op de huid, die men ‘Ayona’achartan (the rainbow hurt my skin)’ noemt en die veroorzaakt worden naar men meent door geesten van de regenboog, wanneer men onverhoeds met hen in contact is gekomen, bijv. door te lopen in de regen terwijl de zon schijnt. Bij de Negrito Semang (Malakka) is de regenboog een python. Van tijd tot tijd glijdt hij naar het firmament om er een bad te nemen. Hij schittert dan in allerlei kleuren. Wanneer hij het water van zijn bad wegkiepert, is er op aarde de zonneregen, een uitermate gevaarlijk water voor de mensen.
In Thüringen kent men het gezegde: ‘Sunreen gächt de alln Weiwer heem.’ Dit naar huis jagen van de oude wijven, heeft te maken met de magische kwaliteiten van de zonneregen. In een liedje uit Mecklenburg heet het:
‘Sünnenrägen, Sünnenrägen,
Mak de Rostocker Wiwer natt’
en in een aanroep: ‘Sünnenrägen, mak mi nich natt.’ Gecombineerd zien we deze regels in een rijmpje uit Braunschweig:
‘Sunnenrâ’en, mak mik nich nat,
Mâk de ôlen wîwer nat,
Leiwe sunne, kumm erunner,
Let den râ’en bowen.’
In Sleeswijk-Holstein lopen de kinderen bij ‘Sünnregen’ dansend rond en zingen: ‘Sünnregen, wi ward ni natt’; en een spreukje zegt: ‘Sünn-regen duurt nit lang.’ Om bij de oude wijven te blijven: in Thüringen kent men het gezegde: ‘Sonnenregen und Altweibertanz dauern nicht lange’, in Pruisen: ‘Sonnerejen en Oolwiewerdanz dure nich lang’, in Pfalz: ‘Sunneregen un Altweiwerdänz’ dauern net lang, maar in het Rijnland zegt men: ‘Mairegen un al Wiwerdanz duren nich lang’ en in Zwaben: ‘Morgenregen und Altweibertanz dauren net lang.’ Een kinderspreuk uit Oostenrijk luidt: ‘Sunnregen, Sunnregen, da wird’s bald wieder schön werden.’ Ook de Vietnamezen, de Finnen, Jakoeten, Tsjuwassen, Baschkieren en Kirgiezen zeggen, dat het zo weer over gaat, in Portugal: ‘não tarda a passar’, in Italië: ‘no dura un’ ora.’ In Engeland en de VS:
‘A sunshiny shower
won’t last half an hour’
en ook de Vlamingen weten:
‘Zonneschijn met regen
Heeft geen langen duur
En ontvolkt de wegen
Hoogstens een half uur, ‘
wat blijkbaar komt van het Franse:
‘Une ondée ensoleillée
N’a pas la moindre durée
Et retient à la demeure
Au plus une demi-heure.’
In tegenspraak hiermee is de Franse spreuk: ‘S’il pleut pendant que le soleil brille: averses!’ Oftewel dan komen stortbuiten. Ook in Nederland wordt gezegd: ‘Als de zon schijnt en het regent, dan haalt zij voor drie dagen regen’, of ‘dan haalt zij de waterbakken vol.’ In Roemenië is het een voorbode van nog meer regen, bij de Russen en Syrjaken voor regenweer en de Tsjuwassen zeggen: ‘Dan komt er snel nog een regen.’ In Argentinië komen er meerdere stortregens binnen een maand, vanwaar gezegd wordt: ‘La luna se hizo con agua (de maan bemachtigt zich het water)’, wat lijkt op het Duitse ‘Die Sonne zieht Wasser.’ In Engeland regent het de volgende dag op dezelfde tijd of ‘Sunshine and shower, rain again to-morrow.’ Ook in de VS regent het de volgende dag, eveneens ook op dezelfde tijd; ook wordt wel gezegd: ‘rain for three days of there will be a bad storm.’ Ook in Denemarken brengt de zonneregen de volgende dag regen of een driedagige regen, terwijl het in Noorwegen een voorteken is van langdurig regenweer. Ook in Zweden regent het de volgende dag; ze zeggen: ‘Solregn i dag, solregn i morgon.’ Ook bij de Esten en Fin-Zweden regent het de volgende dag en de laatsten spreken over ‘Het regenloze weer gaat verloren.’ In Finland kent men verschillende spreuken, rond het idee: morgen ook zo, dus ‘De zon schijnt en het regent, morgen zal het ook regenen’, maar ook: ‘Het regent en de zon schijnt, morgen ook.’ Ook zal het morgen op dezelfde tijd regenen en is het een voorteken van langdurige regen en men zegt ook: ‘Het mooie weer ging verloren.’ Ook bij de Lappen zegt men dat het de volgende dag regent. In Turkije kondigt het een langdurige winter aan of zullen de winterdagen koud zijn; daarnaast is het een teken, dat het de volgende dag mooi weer wordt, dat het weer mooi zal zijn, heerlijk en regenloos, zich goed ontwikkelt, dat het in zo’n jaar droog en regenloos zal zijn. Ook in Rusland is het een voorteken van goed weer. In Italië zagen we: ‘e doman non piove più (morgen regent het niet meer)’ en men heeft een mooie spreuk erover:
‘Sol e piova, (Zon en regen,)
‘l Signore Dio lavora (de Heer God is aan het werk)
col corte in d’arzento (met zijn zilveren hof)
par far vengér bon tempo. (om mooi weer te brengen.)
Bon tempo vegnarà, (Mooi weer zal komen,)
la piova sbalarà. (de regen zal wijken.)’
In Zweden zegt men: ‘De zonneregen komt niet snel terug.’ Van Finland zagen we al de regel die alle kanten uitkan, dus ook: morgen zal het niet regenen, dan wordt het regenloos, is het morgen vrij van regen, zal het regenloze weer weken duren en is het een voorteken van een warme zomer; en tot slot is er de bekende regel: ‘het zal wel zomer worden’, die in veel andere regels is ingeschoven, maar ook los voorkomt. De Rus-Finnen kennen die regel ook, evenals dat het morgen regenvrij weer zal zijn. In Turkije is de zonneregen een teken, dat de vijanden overwonnen worden, dat het een krijgsjaar zal zijn, dat er vrede zal komen of dat de zeekrijgers vrede sluiten en eerder zagen we de geesten in de onderwereld vrede sluiten. In Spanje heet het:
‘Agua y sol,
guerra en Sebastopol,’
wat wil zeggen: ver van ons bed. In Baskenland is zon en regen maarts weer, en maarts weer is ’s morgens zonneschijn en ’s middags regen. In Turkije is de zonneregen ook een teken, dat veel dochtertjes worden geboren, en wordt een vrouw, veroordeeld tot kinderloosheid, geboorterijp, als ze bij zonneregen onder de regenboog gaat staan. Ook zal de vrouw, die dan onder de regenboog gaat staan, haar man vinden en omgekeerd. In de VS moet je dan een rots (steen, baksteen) oppakken en eronder zoeken naar een haar (draad). Als je er een vindt, dan heeft die de kleur van het haar van je aanstaande. Een andere methode is spugen onder een rots en als je de volgende dag eronder kijkt, zie je een haar van de man met wie je gaat trouwen (zie verderop bij rhamanta). In Finland is het een teken, dat er hooi zal zijn voor de bruiloft, of dat men op een bruiloft wordt uitgenodigd. Als de zonneregen tijdens de bruiloft plaats heeft, betekent dat geluk voor het nieuwe paar, of dat het paar veel geld en veel strijd zal hebben, terwijl in Duitsland het ongeluk betekent. Maar in Thüringen zeggen ze: ‘regnet es in den Brautkranz, während die Sonne scheint, wird das Paar reich.’ In Argentinië heeft men het gezegde, dat de bruid, die op zo’n dag trouwt, uit de pot heeft gegeten, d.w.z. seks voor het huwelijk heeft gehad; variaties zijn, dat ze zonder lepel uit de pot of de pan heeft gegeten.
De magische eigenschappen van de zonneregen worden gewoonlijk als zeer positief omschreven. Knapp heeft het in haar dissertatie over het volkskundige in de Romaanse weerregels over de ‘bei jung und alt beliebten Sonnenregen.’ Een algemene Duitse spreuk is:
‘Sonnenschein und Regen
bringt dem Menschen Segen.’
In Mecklenburg wordt gezegd:
‘Bi Sünnenrägen
Gifft uns’ Herrgott sinen Sägen.’
In Zwitserland heet het:
‘Sunnenschīn und Rëgen
isch den Pūren g’lëgen’
en
‘Rëgen und Sunnenschīn
gibt en gueten Pūrenwīn (geeft een goede boerenwijn).’
In Griekenland is de spreuk:
‘Hēlios kai brokhē,
tou theou eukhē
(Zon en regen, Gods zegen).’ In Columbia luidt het spreukje:
‘Lloviendo y haciendo sol,
son las gracias del Señor.’
De Zweden kennen het rijmpje:
‘Solen skiner och det regnar,
Gud bevare våra drängar
(De zon schijnt en het regent, God behoede onze jongeren).’ In Wallonië zegt men:
‘Quand il pleut et le soleil luit
Le pasteur se réjouit;’
ook in Spanje verheugt de herder zich, hij heeft niets te vrezen en danst met zijn hond, terwijl in Frankrijk ‘le berger en dit merveil (de herder er wonder van spreekt).’ Bij de Fin-Zweden jubelen de herderskinderen, terwijl de huiskinderen wenen; de herderskinderen maken lawaai, terwijl de Zigeunermeisjes hun kinderen baden. In Roemenië is het morgen een feestdag. Ook maakt of eet de herder in Spanje ‘migas’ (ingebrokkeld eten) of zijn hond gaat er vandoor, kennelijk om naar de kaaskast te gaan en de wei op te likken, wanneer men de oogst van april en mei binnenhaalt, of om een schuilplaats tegen de regen te vinden, of om in de schaduw te gaan. Ook verschrikt de regen met zonneschijn de herder en zonneschijn met regen verschrikt het schaap. In Frankrijk informeert de hond naar zijn herder:
‘Quand il pleust et le soleil luit,
le chien son pasteur l’enquit.’
In Spanje zegt men dat het tijd is van zacht brood (‘tiempo es de pan muelle’) of dat het weer is voor de kaas[bereiding] (‘tiempo de requesón’), voor zure melk (‘cuajada’), terwijl regen met maneschijn de tijd is voor olijven (‘aceituna’). In Toscane kent men het spreukje:
‘Acqua y sol,
la campagna va di vol,’
evenals: ‘Acqua e sole fa crescere il lavore’, doen de [oogst-]arbeid toenemen, wat in Bergamasco wordt uitgebreid tot:
‘Acqua e sule fa lavure,
acqua e ventu fa frumentu
(regen en wind vermeerderen het graan).’ Op Sardinië wordt gezegd: ‘Abba et sole trigu (of grano) amuntone, subta sa cappa de nostru Segnore’, als men de voortreffelijkheid van het zaad wil aanprijzen, omdat God de oogst met zijn mantel bedekte. Ook in Spanje neemt het werk toe (‘Agua y soles hacen labores’) en zijn regen en zon de twee grote vrienden van de boer en volgt een scheppend jaar (‘año criador’), want God is de Schepper (‘Dios es el Criador’) en een dubbelzin maakt van zon met regen een overvloedig jaar (‘año de hartura’) en zon met sneeuw blije akkers (‘campos alegres’). Bij de Fin-Zweden prijst God de aarde of maakt de aarde blij. In Spanje kent men het rijmpje:
‘Cuando llueve y hace sol, alabanzas al Señor;
cuando llueve y hace frio, puñaladas al judío
(lofprijzingen aan God; regen en vorst: dolksteken aan de Jood).’ Ook wordt er gezegd: ‘Cuando Dios quiere (wanneer God het wil), en sereno llueve (regent het bij heldere hemel) of sin estar nublado llueve (regent het zonder wolken).’ En ook in Frankrijk: ‘Souleio e ploû, coumo Dièu vou (zoals God wil), maar ook zegt men: Il pleut et il fait soleil, grâce à la Vierge Marie!’ De Catalanen zeggen: ‘Déu nos doni pluja i sol i guerra a Sebastopol’, maar ook: ‘Plou i fa sol a la porta de Sant Pol’ en ‘Plou i neve, a la porta de Sant Pere, plou i fa sol, a la porta de Sant Pol.’ In Griekenland wordt gezegd: ‘Ήλιος και βροχη του θεού ευχή (Zon en regen, zegen van God).’ In Letland heeft God medelijden met ieder ogenblik van ons of wordt gevraagd ieder ogenblik van ons te zegenen. Maar in de Pfalz is het ‘Majerege / bringt viel Sege’ en ook in Zwaben is het ‘Wärme und Maienregen / Bringen uns Glück und Segen.’ Die zegen bestaat uit het bevorderen van de wasdom, zoals in Pfalz de klaver: ‘Sunneregen wachst de Klee’, op de Filippijnen de rijst, in Turkije graan en gras (men noemt de zonneregen ‘weidenregen’ en schrijven een sterke vermeerdering van het aantal schapen eraan toe), in de buurt van Zagreb het gras. In Turkije wordt ook gezegd, dat bij regen met zonneschijn in april de regendruppels tot parels worden, als ze in de open oesters vallen. In Italië wordt gezegd, dat dan de zwammen ontstaan. In Turkije groeien er veel paddestoelen en ook in Rusland kondigt het paddestoelen, d.w.z. een goede oogst aan, spreekt men van ‘gribnoj dožď (paddestoelregen)’, een teken van goede groei. In Litouwen kent men het gezegde: ‘Su saule lyja – grybai digs (Met zon regen – de paddestoelen gedijen).’ Bij de Esten is de zonneregen een gunstige ‘paddestoelregen’ (seenevihm) en ook in Finland zegt men: ‘Het regent en de zon schijnt, de paddestoelen gedijen.’ In Galicië komt met zon en aprilwater de pantorra, een eetbare paddestoel, tevoorschijn. In de VS is het een teken van goed geluk. In Noorwegen, Finland en Zweden wordt het voor het beste weer ter wereld gehouden en in Zweden spreekt men van echt kiemweer, een ‘zaadwasweer’, de Fin-Zweden noemen het een ‘gullregn’ en als er een zomer zonder ‘solregn’ is, ziet de oogst er slecht uit. In Finland laat de zonregen grote [graan]korrels groeien en belooft het volk brood; het brengt goederen in de korenhouders; het wordt een gerstrijk jaar. Het is een ‘goudregen’. ‘De Heer strooit hooi, Hij strooi gras’, wat ook gezegd wordt als het in het voorjaar regent. Ook het woud groeit dan. In Hongarije zijn de ‘tranen van de oude Heks’ waardevol voor de groei van de tarwe en in Mecklenburg wordt gezegd: ‘nah Sünnrägen waßt ’t guut nah, Minschen un Kuurn.’ Dus niet alleen de klaver en het koren maar ook de mensen groeien ervan. Aan dit laatste zijn veel liedjes gewijd. In Zuid Hessen lopen ‘die Knirpse’ blootsvoets in het veld en zingen:
‘Sonnenregen, mach mich groß,
ich bin e klåne Knīwes!’
Een ‘Knibes’ is een in de groei achtergebleven volwassene of kind, of kind in het algemeen; hetzelfde geldt voor ‘Knirps’. In het Rijnland gaan de kinderen de zonneregen in en zingen:
‘Sonnerenche, Klapperstänche,
fall uf mich, da wachs ich.’
Dit liedje varieert vooral in het woord ‘klappersteentje’, hagelsteentje, zoals ‘Knippelstän’, in Pfalz ‘Glockenstää(n), Ziegelsteen, Troppeltränche, Gottes Segen’. Het rijmen van de eerste regel kan worden doorgezet in de tweede regel. In Pfalz luidt een van de rijmpjes:
‘Sunnereen, Ziegelsteen,
loß mich wachse, ich bin noch kleen.’
De rijm met ‘klein’ geeft echter in het Rijnland aanleiding tot een hele andere gedachte:
‘Sonnenrēn, mach mich klän,
mach mich klän wie e Hinkelsbän (een kippenpoot)’,
en korter in de Pfalz: ‘Sunnerää(n), / mach mich klää(n).’ Toch lijkt me dit een afwijking, want in Zuid Hessen zegt men: ‘Wammer sich en de Sonnenregen stelld, do wechsd mer’ en een vrijwel identiek versje uit Rijnland zegt:
‘Sonnenrēn, mach mich groß,
ben so klän wie e Hinkelsfuss!’
En in Thüringen:
‘Sonnenräänche, mach mich groß,
bin noch so klein wie n Kartoffelkloß.’
In Sleeswijk-Holstein wordt gezegd, als een formule:
‘Sünnregen, Sünnregen,
wenn du groot warrn wullt, mußt de Mütze afnęhmen’
of
‘Sünnregen, Hoot afnęhmen,
mọrn ward schön Wedder gęben.’
Men gelooft, dat men dan groeit of dat de haren groeien, maar ook: ‘vun Sünnregen gifft dat kruus Haar.’ In Mecklenburg lopen de kinderen met ontbloot hoofd naar buiten: ‘bi Sünnenrägen möt ’n den Hot (de Mütz) afnähmen; nah Sünnenrägen wassen dei Hoor gaut.’ In Turkije lopen de kinderen om veel haar te krijgen blootshoofds door de regen. En ook in Finland wordt gezegd, dat je met ontbloot hoofd naar buiten moet gaan, opdat de haren groeien. In Thüringen wordt gezegd: ‘Sonnenreen, / Mitze abnehm!’ Ook wordt hier gezegd, dat kinderen onder één jaar zomersproeten krijgen, als ze van de zonneregen nat worden, maar in Baden laat men kinderen onder één jaar niet in de regen komen, omdat ze anders sproeten krijgen op de plekken, waarop de regen valt. In Mecklenburg betekent ‘Sünnenplacken’ 1. zomersproeten, 2. overdr. ‘Regenschauer bei Sonnenschein’. Ook in Zwaben wordt gezegd, dat als de regen op je neus of gezicht valt je ‘Rossmucken’ krijgt. In de Elzas wordt gezegd: ‘s rëgnelt Summerflëcken,’ wanneer de zon in de regendruppels schijnt. In Pfalz lopen de kinderen in de zonneregen en zingen: ‘Sunnereen, / do wachst mer scheen,’ maar daar kent men ook het liedje: ‘Sommerreen, / do wachst mer scheen,’ en aan de zomerregen worden in de liedjes dezelfde eigenschap van het laten groeien toegeschreven: ‘Sommerreen, Glockesteen, / fall uf mich, do wachs ich,’ waarbij de kinderen met ontbloot hoofd in de regen gaan staan. Ook in Zuid Hessen kent men dit geloof: valt in de zomer regen, lopen de kinderen blootsvoets op het veld en zingen: ‘Summe(r)reje, mach mich grüß, / ich sann su klā(n) wäi e Hinkelsbä(n), (of: ich bin en klåne Knīwes!)’ Ook de meiregen wordt deze groeieigenschap toegedicht: ‘E Mairē(n) eß wächsig (doet groeien)’; ‘Mairäje / kimmd den Bauer geläje (meiregen komt de boer gelegen);’ ‘Mäirē(n), / Gottessē(n); / Mairäje, / iß dem Bauer Seje en e gūrer Mäiraje iß Gold wert.’ Naar het volksgeloof groeien de kinderen een flink stuk als ze met ontbloot hoofd in de meiregen lopen. ‘Mäiräje, macht groß!’ In de regen staand vragen de kinderen: ‘Mäireje, mach mich groß, / ich bin en kläner Stumpe bloß, of ich seun en klåne Stoppes bloß, of och bin en klāne Storze.’ Ook kent men er het liedje: ‘Maierege mach mich grüß, / ich san su klā(n) wie e Hinkelbā(n).’ Ook in Rijnland kent men de wasdombevorderende eigenschap van de meiregen en ook daar lopen de kinderen met ontbloot hoofd in de meiregen en zingen: ‘Mairegen, mak min grot, / ek sin so klen wie ne Bockseknop (Hahnen-, Hennen-, Hasenpuət)!’ Andere varianten op dit laatste woord zijn: ‘Haselnuət, Füngerhot, Hinkelsbän.’ Ook kent men er het rijmpje: ‘Mairegen, fall (tripps, dröpps) op meich, / dan wossen eich!’ Ook kent men daar het rijmpje: ‘Mairenche, Klapperstänche’, met de nodige varianten van het tweede woord: ‘Kiselstänche, Knasperstänche, Troppentrehnche, Tröppsteträhnchen, Trippsenträhnchen, Treppserenche, Drippelrenche, Tröppelren, Drüppelren, Tribbelerähn, Drüppedrähn, Trippetreən, Tupperän, Zibbelsren, Gottessen (-zegen).’ Een voorbeeld is:
‘Mairenche, Treppserenche,
semmer kläne Stompe,
gehn mer onner di Lompe!’
Tegen een kind, dat niet goed groeit, wordt in Zwaben gezegd: ‘Ueber di(ch) därf au(ch) wohl no(ch) e(m) Maie(n)rege(n)le(in) komme(n).’ In Baden wordt gezegd: ‘Mairäje machs scheen en Mairääge uff d’Saade, / räägert Dukaate.’ Ook in het Rijnland kent men dit gezegde: ‘Mairegen op de Soot, / dann rent et Dukaten’ en ook kent men: ‘Een guje Mairegen / es dem Bur sinne Segen.’ In Zwitserland zegt men: ‘wenn man vom Mairegen nass wird, so wächst man noch’ en in kinderrijm:
‘Mairegen, Mairegen,
bist ein rechter Gottessegen,
tränkest Blümlein, Blatt und Moos,
machst mich kleines Männlein gross,’
evenals:
‘Mairegen, mach-mich grōss,
ich bin en chlīner Lumpen’
of
‘Mairegen, mach-mich grōss,
ich g’hören under d’ Lumpen;
und blīben-ich als en Stumpen stān,
so wott-ich lieber in d’s Himmeli gān.’
Keren we terug naar de zonneregen, die naast deze met de zomer- en meiregen gemeenschappelijke positieve eigenschappen ook negatieve eigenschappen heeft. In de provincie Ilocos van de Filippijnen beschouwt men de zonneregen als een slecht voorteken, aangezien daardoor de insecten zich snel vermeerderen en de gewassen opvreten. Gezegd wordt: ‘Als het regent en de zon schijnt, dan kruipen de wormen uit de aarde tevoorschijn en vreten diverse planten.’ In Maleisië noemen ze de zonneregen ‘Hujan panas (hete regen)’ en vrezen zijn magische gevaarlijkheid. De Khmer spreken ook van hete regen (‘Lĕsom pret’) en zeggen dat de geest des ongeluks (‘Pag Rẽit’) zijn draden aan de natgeworden mensen wil knopen, die dan zeker zullen sterven, tenzij door tegenmagie de draad wordt doorgesneden. Wie sterft, komt in de hemel, is zeer rijk en krijgt rode kleren, maar zal zeer eenzaam zijn. In Azerbeidzjan wordt de zonneregen gezien als een voorteken van grote nood, honger, ziekte, etc. In Turkije zegt men: ‘Men lijdt nood in zo’n jaar’ en ‘De opbrengst van zo’n jaar is gering en de nood komt tevoorschijn.’ Ook meent men, dat het in zo’n land gebrekkig wordt, maar de schaden zullen niet al te groot zijn, of: aanzienlijk veel lammeren zullen creperen. Dit doet denken aan enige spreuken uit Litouwen, die zeggen, dat als het bij zonneschijn regent, de (Pruisen-)koning broodloos is, dat het hem ontbreekt aan brood. In Finland zijn echter enige spreuken, die zeggen, dat men hongert in de hel, bij de Est-Finnen maait men hooi in de hel en bij de Est-Russen wordt het de zondaars in de hel lichter. In Taviano (prov. Lecce) wordt gezegd:
‘piove c’è il sole
sta venendo la malattia (komt de koorts).’
In Thüringen beschadigt zij de aardappelen en het graan, als zij in de bloesem valt. In de Oekraïne worden de aardappels vlekkig. In Rusland wordt de zonneregen ‘senognoj’ (hooirot) genoemd, omdat hij vaak valt tijdens de hooioogst en het hooi doet verrotten. Bij de Fin-Zweden heet de zonneregen ‘rötmånad, röijt’månas vedärlejk (hondsdagen, hondsdagsweer)’ en wordt gezegd: ‘e röijtär (het doet rotten)’. Ook bij de Finnen spreekt men van hondsdagsweer en dat de zwade (gras, koren) verrot. Bij de Polen beschouwt men de zonneregen als voor de planten gevaarlijk omdat tegelijk ermee de ‘zaraza’ (epidemie) uit de hemel valt en daarvan worden de bladeren geel. In Roemenië beschadigt de zonneregen altijd de groei van de planten, doordat het ze vlekt en verwelkt. De vlekken zijn ‘roest’ (‘roghie’) en bij zonneregen zegt men: bate roghia ‘de roest valt’. De Serviërs en Kroaten zeggen, dat het graan zal roesten (‘biće maća’); ook de uien zullen roesten. In Kuči noemt men de graanroest ‘ala (draak)’ en het alom bekende spreekwoord luidt:
‘Kad kiša pada i sunce sija,
bije tonja (of: biće plamenjača)
(Als het regent en de zon schijnt, roest het graan).’ In Slavonië is de zonneregen gemengd met honingdauw (‘medenom rosom’), die de brand (roest, zwart, in het graan) veroorzaakt. De folklorist Wolf merkt op: ‘Regnets unter sonneschein, so fällt gift vom himmel.’ In Zwaben wordt over de zonneregen, bij voorkeur ‘Sonne(n)rege(n)le(in)’ genoemd, gezegd: ‘Sie bringen lauter Gift, Ungeziefer, in Juni den Honigtau’ en er gaat het gezegde: ‘Wenn’s aus der Sonne regnet, gebt’s viel Miltau.’ Dit wordt gekoppeld aan de zomersproeten, die daarom ‘Miltauflecke’ worden genoemd. Men zegt als het regent en de zon schijnt: ‘Behüte dich Gott vor dem Mîltau, dass du nit geschecket wirst.’ In Baden noemt men de ‘Meltau’ ook ‘Beschiß’ en er wordt gezegt: ‘S ręχərd bəšī’s’, ‘es regnet unter Sonnenschein, den Pflanzen schädlich’ en de regen noemt men ‘Beschi(e)ßregen’. Ook in Beieren rond Aschaffenburg noemt men ‘einen Regen unter Sonnenschein einen Beschißregen: Beschiß aber die von solchem Regen entstehenden, aufgeworfenen Brandstellen an Baumblättern und die darin vorkommenden Insekten, Blättläuse’. In Hessen-Nassau zegt men als bij zonneschijn enige regendruppels vallen: ‘S rant Sommerflecke’ en van iemand met zomersproeten wordt gezegd: ‘[er] hat mit dem Teufel Scheißdreck gedroschen.’ In Oldenburg wordt gesproken van ‘schmutzigem Regen’, en op Cuba van een ‘verraderlijke regen’ (‘llover traidor’). In Polen wordt deze regen, die de ‘zaraza’ brengt, verbonden met de watervrouwen (de zielen van verdronkenen), die hun mantels in de zon te drogen hangen (zie boven). Het regenwater valt op de mantels en neemt de vlooien, die erin zitten, mee naar de aarde. En daar vallen ze als aardvlooien in de groenten. Ook valt het vuil uit deze mantels op aarde en werkt als een sterk vergif. Daarom bedekte men vroeger de bronnen bij zulke regen. In Spanje wordt gezegd: ‘Agua y sol, seguro el pulgón (gewis komt de veldvlo)’, evenals ‘Agua y sol, para las güertas es lagarta, y para las viñas pulgon (voor de tuinen de hagedis, voor de wijngaarden de veldvlo).’ Ook wordt gezegd: ‘De vanen in de zon; een worm zal komen en al het merg er uithalen.’ In Catalonië ‘neix i creix el pugó (wordt geboren en groeit de bladluis).’ In Peru brengt de zonneregen ziektes (‘trae enfermedades’) en druppels die bij kinderen op het hoofd vallen, veroorzaken schurft op het hoofd (‘produce sarna en la cabeza’). In Zwitserland zijn ze wel heel negatief, want ‘Wenn es regnet und die Sonne scheint und es gibt keinen Regenbogen, so geht bald die Welt unter.’
Onduidelijk is de betekenis van het Rijnlandse gezegde: ‘Re om Sonneschein e ene Sack (in een zak?)’ evenals ‘es rent, un de Sonne scheint in e Dippche.’ Bij Kuusi zijn wel meer onbegrijpelijke of merkwaardige regels te vinden, die hij voor een deel schaart onder het kopje ‘paradox’, wat inhoudt, dat zon met regen iets onmogelijks, een tegenstrijdigheid in zich is, zoals een kermis in de hel als feest in een miserabel oord. Zo wordt in Duitsland van vreugdetranen (krokodillentranen?) gezegd: ‘Das ist ein Regen im Sonnenschein.’ Als uitdrukking voor ‘met St. Juttemis [= nooit]’ zeggen ze in Spanje: ‘Cuando chove e mesmo faga sol (wanneer het regent en tegelijk de zon schijnt).’ De andere paradoxen zijn moeilijker te plaatsen. In Hongarije zegt men: ‘Het regent, de zon schijnt, de nacht is lichtloos, de sterren blinken.’ In Galicië wordt wel gezegd: ‘Cando chove e mais fai sol, nin fai sol nin chove (schijnt noch de zon noch regent het).’ Uit Griekenland komen diverse regels: ‘Toen de zon scheen en het regende, toen heeft het ook gehageld’, ‘~, toen heeft het gewaaid en gesneeuwd’, ‘~, toen was het helder weer en het sneeuwde.’ Deze zinnen worden ironisch gebruikt als een aanvankelijk goedlopend iets een foute draai neemt; of om iemand te bespotten, die dwaas of bizar praat. Finland heeft – uiteraard zou ik zeggen – de meeste van deze paradoxen. ‘Het regent en de zon schijnt, het is donker als in een zak en brandende kou, het giet water uit de hele hemel’, ‘~ (v.t.) en de koude was zo streng, dat zelfs de billen van de kinderen aan elkaar vroren’, ‘~ en het vriest zo verduiveld’, ‘~ en de kou is als een bronst van vuur’. Ook worden dingen gezegd als: ‘De zon regent’, ‘De regen schijnt’. Men zegt voor de grap: ‘De zon regent en schijnt.’ Ook wordt gezegd: ‘Het schijnt water’, en ‘waterschijn’. Sommigen hebben een cynische houding ontwikkeld t.o.v. de zonneregen. Zo zeggen de Schotten: ‘Bright rain makes fools fain (Heldere regen maakt dwazen blij).’.En in Spanje kent men het gezegde: ‘Sol i agua no vale nada (Zon en water is niets waard).’ Studenten gebruiken het als excuus voor het niet gedaan hebben van hun huiswerk: ‘Cuando llueve y hace sol, no sabemos la lección (weten we de les niet).’ In Italië zegt men: ‘Piova e sol, tempo mato’, gek weer, en in Hongarije ‘Vicsogó idö (belachelijk weer).’ In Moskou zeggen ze: ‘Het regent en de zon schijnt, wat wilt u vanmiddag doen?’ In Zwaben zeggen ze als smoesje of bij wijze van vertroosting: ‘Zu wochen am Regentag, wenn die Sonne scheint.’ In Catalonië zegt men ook: ‘El sol de Montalbà, que les pedres fa suar (dat de stenen gaan zweten).’
Röhrich besluit het artikel in zijn Lexikon met een korte samenvatting van de stand van het onderzoek. De Finse onderzoeker Matti Kuusi heeft zo’n 3000 varianten van het spreekwoord verzameld, die allemaal de vreemde schijnbare natuurtegenspraak illustreren, in een wereldwijd verbreide tegenspraaksymboliek. De vraag is: Wat is in dit rijke materiaal primair, wat secundair? Vanwaar komt deze merkwaardige eenvormigheid en tegelijk variatie? Handelt het om een genetisch tezamenhorende traditie of is polygenese te vermoeden, d.w.z. dat de gelijke mensenaard overal gelijke voorstellingen schept? De chronologie van de historische bewijsplaatsen geeft geen verspreidingsaanwijzingen, aangezien de verspreiding van de zonneregentraditie reeds aan het begin van de moderne tijd (d.w.z. met de Renaissance) even ver was ontwikkeld als in de 20e eeuw en dat dus achter de oudste Europese optekeningen hoogstwaarschijnlijk een duizendjarige, misschien veelduizendjarige weg der verspreiding en verandering van de overlevering staat. Kuusi heeft voor het eerst de ‘Weltgeschichte einer Redensart’ (zoals de ondertitel van Kuusi’s studie luidt) geprobeerd te geven, aangezien duidelijk het grote merendeel der varianten een gemeenzame stamboom heeft. Buitengewone natuurverschijnselen (zoals ook de wervelwind, hagel, regenboog, noorderlicht, vallende sterren) worden spreekwoordelijk met vreemde situaties in samenhang gebracht. Naast zuivere schertssituaties, zoals het schulden betalen van een luitenant en andere spottende commentaren bij ongeloofwaardige gebeurtenissen [bv. het trouwen van weduwen], groeperen bepaalde motieven zich, die het idee van een paradoxale verbinding illustreren, zoals die aan de zonneregen als een combinatie van tegengestelde natuurelementen eigen is: woordenstrijd en gevecht, gelijktijdig de dochter trouwen en de vrouw slaan, hongersnood van een koning, gemeenschappelijk bad van de duivels en engelen, huwelijk van ongelijke partners, zoals tussen de vos en de nachtegaal, lachen door tranen met verschillende aanpassingen aan regionale volksgeloven (Frau Holle, trollen, heksen, etc.). De theriomorfe redacties overheersen in Azië en Afrika, bovendien ook in het middellandse zee-gebied en noordwestelijk van de Oostzee. En bovendien overheersen de dierhuwelijk-redacties getalsmatig en verbreidingsmatig: vos- en jakhalshuwelijk, beer- en wolfhuwelijk. Tot de ‘altertümlichste’ (oudste, meest authentieke) versies behoren de voshuwelijk- en dodenhuwelijkredacties. Kuusi probeert het bewijs te leveren van de oorspronkelijke samenhorigheid van alle zonneregen-parafrasen, waarvan de ene zich uit de andere heeft ontwikkeld, waarbij de voorstelling van het voshuwelijk tot het oorspronkelijke bestand behoort. Kuusi vermoedt, dat India het eerste gebied was, waar de zonneregen als voshuwelijk werd geduid (Röhrich 1973, 511f).
India als land, waar alle folklore vandaan komt, is voor een vertegenwoordiger van de Finse school niet ongebruikelijk, evenals het idee dat duizenden jaren zijn voorafgegaan aan de ontwikkeling van de voorstellingen. Het zijn echter vooroordelen, die een werkelijke historisch-geografische bestudering in de weg staan. In plaats van uit te gaan van de vele bewijzen wordt een theorie gepresenteerd die een nader onderzoek van de varianten overbodig maakt. Ook voor mij geldt dat het vossenhuwelijk de oudste versie is, namelijk de Portugese uit 1490. Uiteraard is hieraan een ontwikkeling voorafgegaan, waarop ik verderop nader zal ingaan, maar de verspreiding van de vossenhuwelijkredactie vanuit Portugal laat zich logisch verklaren: in diezelfde jaren ving de Portugese hegemonie aan: de verdeling van de wereld tussen Spanje en Portugal zorgde ervoor, dat Afrika en het verre Oosten onder invloed van Portugal kwamen, waardoor het spreekwoord daar kon postvatten. Zelfs in Japan waren het de Portugezen, die daar een handelskolonie hadden, die verantwoordelijk kunnen worden geacht voor de introduktie van het spreekwoord. Het heeft niets te maken met een of ander primitief geloof zoals te zien in het voorbeeld van de Filippijnse Tikbalang, een ‘paard-demon’, waarbij fijntjes wordt gewezen op het feit dat het Filippijnse woord voor paard ‘kabayo’ afkomstig is van het Spaanse ‘cavalijo’. Het verhaal, dat de Tikbalang kan worden onderworpen ‘by leaping onto it and tying it with a specially-prepared cord’ is het verhaal van het heksenhalster, waarmee de ‘nachtmerrie’ mensen aan zich onderwerpt en op hen rijdt nadat ze zijn veranderd in paarden, tot het slachtoffer de tegenwoordigheid van geest bezit om haar het halster afhandig te maken en haarzelf ermee te tomen en zo te veranderen in een paard, dat meestal (thema van de heks herkenbaar aan de verwondingen haar toegebracht in haar diergedaante) naar de smid wordt gebracht om het hoefijzers aan te meten. Ook andere geloven met betrekking tot de Tikbalang, zoals het laten verdwalen van reizigers, zijn zaken, die in het complex heks-nachtmerrie-kabouter zijn terug te vinden (en dus allemaal van Spaanse origine kunnen zijn). Ook van de ‘kitsune (vos)’ wordt gezegd, dat het niet om een authentiek Japans geloof gaat; dit staat overigens los van het spreekwoord, dat op een veel later tijdstip, toen het kitsune-geloof allang was ingeburgerd, zijn entree kan hebben gemaakt.
Ook de andere vormen van het spreekwoord zijn in een bepaalde historische tijd te plaatsen. De kermis in de hel kan pas zijn opgekomen toen de kermis werd gezien als metafoor voor een huiselijke twist. Die huiselijke twist zoals weergegeven in de Franse vorm ‘le diable bat sa femme’ moet dus ouder zijn ook al is er geen optekening van.
‘De bruiloft van Vrouw Vos’ is de titel van de Nederlandse vertaling van een sprookje uit de bekende collectie ‘Kinder- und Hausmärchen’ van de gebroeders Grimm, getiteld: ‘Die Frau Füchsin’ (KHM 38). Het zijn eigenlijk twee afzonderlijke verhalen. In het eerste wil de oude vos (met 9 staarten, dus een hele slimme) er achterkomen of zijn vrouw hem bedriegt en stelt zich daartoe dood. Zodra het nieuws van de dood van de oude vos bekend is geworden, stromen de vrijers toe, maar Vrouw Vos is kieskeurig en wijst de eerste, die slechts één staart heeft af, evenals de tweede met twee en de derde met drie, tot tenslotte een negende vos met 9 staarten komt, die ze accepteert en de bruiloft wordt voorbereid, maar op het laatste moment komt de oude vos op de proppen en hij jaagt iedereen inclusief Vrouw Vos het huis uit.
In het tweede verhaal is de oude vos daadwerkelijk overleden en als eerste komt de wolf zich melden als vrijer, maar hij heeft geen rood rokje aan en ook geen spits snoetje. Dan komt een hond, een hert, een haas, een beer, een leeuw, maar er ontbreekt altijd wel iets aan. Maar tenslotte komt een jonge vos en die heeft alles waar Vrouw Vos naar zoekt en de bruiloft wordt gevierd.
Het eerste verhaal, waarin de vos net doet of hij dood is, is al te vinden in de oud-Franse ‘Roman de Renart’. Reintje is een bad met verf gevallen en heeft alle kleuren van de regenboog (hij is geel geworden) aangenomen, vanwaar deze ‘branche’ (1b) ‘Renart Teinturier’ heet. Door de kater als dood uitgegeven keert hij onherkend terug, zich als speelman voordoend, naar zijn huis, waar net de bruiloft van zijn vrouw Hermelijn met een nieuwe gemaal Poncet op het punt staat te beginnen. Listig lokt hij de bruidegom in een val, waarin honden hem vinden en verscheuren, en stuurt zijn vrouw het huis uit; maar een pelgrim brengt de verzoening van de echtgenoten tot stand. Deze verhalen zijn aan het eind van de 12e eeuw voor het eerst opgetekend en kenden een grote populariteit. Al snel verscheen de Nederlandse versie van Willem en ook in andere talen verschenen versies. Met de zonneregen hebben deze verhalen niets te maken; er wordt niet over het weer gesproken. Wel is duidelijk, dat een uitdrukking als ‘het huwelijk van Mevrouw Vos’ zoveel kan zijn gaan betekenen als iets dat niet doorgaat, hetzelfde als Sint Juttemis, het feest van een niet bestaande heilige, dat nooit plaats heeft.
Sommige onderzoekers wilden een verband zien met mythen uit de oudheid, vooral ten aanzien van de regel, dat de duivel ruzie maakt met zijn vrouw. Elisabeth Knapp citeert in haar dissertatie over het volkskundige in de Romaanse weerregels uit 1939 Bergiers ‘Origine des Dieux’, die zonder daarvoor met bewijsplaatsen te komen, zegt dat reeds in de Oudheid bij dergelijk weer werd gezegd, dat Jupiter ruzie maakt met Juno. Bergier merkt hierbij aldus Knapp op: ‘Mone (anz. 8, 450) deutet die Teufelmutter aus Demeter, die in den eleusischen Geheimnissen zur Mutter des Dionysios gemacht wird.’ Aquilina (1972, 576) vermeldt: Op Malta kent men het gezegde: ‘Awissa jaħbat (isawwat) ‘il martu kemm (kif) imissu ([De maand] Augustus geeft zijn vrouw een pak slaag)’, waarbij Fr. Magri opmerkt: ‘Op oude Maltese munten is Osiris altijd afgebeeld met een stok in de hand. Daarom ranselt Osiris (de zon) en slaat zijn vrouw Isis (de aarde).’ Het verhaal van Jupiter en Juno luidt volgens Plutarchus: Jupiter was gebrouilleerd met Juno, die zich op de berg Kytheron verborgen hield. De god ontmoette, daar in de buurt ronddwalend, de beeldhouwer Alalcomenus, die hem zei, dat om haar terug te krijgen hij haar moest bedriegen en net doen alsof hij ging trouwen met een ander. Jupiter vond de raad zeer goed en wilde hem meteen in de praktijk brengen. Geholpen door Alalcomenus hakte hij een grote eik, opmerkelijk door zijn schoonheid, om, vormde van de tronk van deze boom het standbeeld van een mooie vrouw, gaf haar de naam Daedala (Graves: ‘bright’ or ‘cunningly wrought’) en versierde haar met de stralende bruidstooi. Daarna werd het trouwlied aangeheven en fluitspelers, verschaft door Boeotië, begeleidden het met de melodieuze klank van hun instrumenten. Juno, op de hoogte gebracht van deze voorbereidingen, daalde af van de toppen van de berg Kytheron, ging Jupiter zoeken, gaf zich over aan vlagen van jaloezie en woede en wierp zich op haar rivale om haar te molesteren; maar toen ze het bedrog inzag, veranderde ze haar kreten in gelach, verzoende zich met haar gemaal, zette zich vrolijk aan het hoofd van de bruiloftsstoet, die ze wilde zien slagen, en stichtte ter herinnering aan het gebeuren het feest van de daedalia of van de standbeelden, dat men sindsdien ieder jaar viert met grote statie te Plataia in Boeotië (Quitard 1842, 304f naar een fragment van Plutarchus, bewaard in Eusebius, ‘Préparation évangélique’ III, 1). Uiteraard moet Jupiter Zeus zijn en is Juno Hera, want het verhaal speelt in Griekenland in een mythisch vroege tijd, want Alalcomenus is een van de eerste mensen na de vloed van Deucalion. Het zou te ver voeren het verhaal hier te behandelen, want expliciet verbonden met ‘regen en zonneschijn’ is het niet. Op het internet wordt de mening geventileerd, dat ‘rain during sunshine was originally attributed to Thor, the Norse god of thunder, weather, and crops. Not only was Thor credited with creating thunder each time he felled an evil giant in the sky, but he also was blamed for beating his wife when the rain fell during sunny weather. But after Christianity replaced Norse mythology, thunder was attributed to the angels bowling and the juxtaposition of rain and sunshine was pinned on the devil.’ [Uiteraard zonder bewijsplaatsen]. Door A. Rey & S. Cantreau (‘Dictionnaire des expressions et locutions’, Paris, Le Robert, 1993) wordt gezegd: ‘Selon Gottschalk, il s´agirait de l´adaptation chrétienne d´une légende rapportée par Plutarque, où Jupiter, dieu du feu, se querellait avec Junon, désse de l´humide.’ In Wales in de Catskill Mountains wordt van de donder gezegd, dat ‘Hendrik Hudson’s dwarfs are playing ninepins’ (Sikes 1880, 30). Knapp (1939, 79) heeft het over de donder als een ‘himmlisch Kegelspiel’, vanwaar men in Bigore (Hautes-Pyr.) en in het Waals zegt, als het dondert: ‘le bon Dieu joue aux quilles’, in Italië (Florence) kegelen (‘alle bocce’) de engelen evenals in Bourgogne, in Zwitsers Freiburg de apostelen en bij de Basken is het de duivel: ‘El diablo juega a los bolos.’ Op Corsica wordt de donder veroorzaakt door de duivel, die zijn vrouw aan de haren achter zich aan sleurt, terwijl in de ‘Alpes-Maritimes’ sprake is van een zekere ‘Baraban qui jette sa femme par la fenêtre.’ In Catalonië wordt de donder toegeschreven aan de herrie van St. Pieters omtocht (‘canviar de pis sant Pere’) en in Italië zegt men: ‘Gesù Cristo trasporta i covoni di frumento all’ aia (verplaatst de korenschoof op het erf).’ In Limburg zegt men: ‘Ze liggen boven aan ’t kegelen’ en in Denderleeuw:
‘’t Is Petrus, die aan ’t kegelen gaat
en vonken uit zijn lee(r)zen slaat!’ (Cock-Teirlinck VI, 226).
In de Achterhoek zegt men: ‘Onze Heer speelt met kegels’ of ‘De goede God is boos.’ (Heuvel 1978, 35). In Zwitserland wordt van onweer gezegd: ‘Gott Vater rollt d’Brenta (melkvaten) über die Kellerstiegen’ (Mannhardt 1858, 26 naar J. Grimm, ‘Ueber die Namen des Donners’, 17). Ook in de VS wordt gezegd: ‘Thunder is angels bowling’, vgl. in Noord Duitsland als het dondert, zijn de engelen boven aan het kegelen (Baring-Gould 1995, 172: ‘the angels are playing skittles aloft’, uit 1865; Grimm III, 62: ‘uns herr speelt kegeln’, en ‘die Engel kegeln’). In Cantabria zegt men dat ze in de hemel aan het kegelen zijn (‘en el cielo están jugando a los bolos’; maar ook: ‘los vientos se chocan’, de winden botsen tegen elkaar). Ook in Wallonië is God aan het kegelen: ‘èl bõ dyœ žǔ a gīy (le bon Dieu joue aux quilles)’ (ALW III, 115b; elders gezegd van St. Pierre). Bij het Steinhudermeer zegt men, wanneer het dondert: ‘use Herrgott mangelt’ (Eckstein, HDA I, 1726). In het Alemaanse zei men, dat de herrie van de donder kwam van een ketel; in Argovie geloofde men dat de donder werd gemaakt door het gerol van de wagen van God of door de herrie van ‘tonneaux déchargée’ (losgeraakte tonnen, die van een wagen afrollen). Te Selzach in Zwitserland spelen drie reuzen met kegels, wanneer het dondert (Christinger 1965, 25, 155). In een artikel op internet (Orelando 01/10/12) herinnert de schrijver, dat zijn moeder toen hij klein was zei dat ‘thunder is the sound of giants bowling in the sky’. Iemand anders (born, bred and lifelong Toledoan) merkt op: ‘We say that God or the angels are bowling during the rumbles and He or they get a strike when there is a loud BOOM!’ In La Réunion wordt schertsend gezegd als het dondert: ‘Le Vieux ou Grand-Père (le bon Dieu) est en train de moudre son maìs la haute.’ (ALRé kaart 54). In het Hongaars is donderbui ‘egiháború’, lett. ‘oorlog in de hemel’ (‘egi’: hemels, hemel-; ‘háború’: oorlog, krijg). In Servië wordt gezegd als het dondert, dat Sint Elia in zijn wagen over het hemelgewelf rijdt (Beccaria 1995, 70). Volgens Russische boeren jaagt Elia in zijn wagen op duivels (Charles Phillips, in: Allan 1999, 38). In Zwaben is sprake van een gouden kegelspel, wanneer een regenboog zich vertoont en het dondert (Meyer 1891, 91 = Birlinger, Volkst. I, 83. 101). Volgens Mannhardt werd de donder bij de Germanen ‘rode trommel’ genoemd, bij de Letten heet de donder ‘hemeltrommelaar’ debbess bungotais, de Noren kennen de gezegdes: ‘Godgubben åker (der gute Alte fährt)’, ‘goffar kör (der gute Vater fährt)’, wanneer het onweert, in het Zweeds heet het onweer ‘äska’ uit âs-åka ‘Godsvaart’, ON. ‘reið (wagen)’, ‘reiðarslag (wagengerol)’, ‘reiðarþruma (wagendonder)’, AS. ‘þunorrâd (Thunarswagen)’; ON. ‘reiðarskjâlf’ is ‘tremor e fulmine’. De Ditmarsche boer zegt bij sterk onweer: ‘nu faert de olde all wedder da bâwen und haut mit sîn ex anne räd (nu rijdt de oude weer daar boven en slaat met zijn bijl tegen het wiel)’, en meent dat de vonken, die erbij wegspringen, de bliksems zijn (Mannhardt 1858, 119, 121f). In ‘A Collection of Highland Rites and Customs’ wordt van de donder gezegd: ‘The Commons think that Thunder is a Fight between ane old man and ane old wife, beating one an other with a Budget full of Air. A Budget is a Skin sew’d together wherein they use to put their meal.’ (Hunter 2001, 68).
De donder en de duivel zijn niet gelijk te stellen. Een Estlands sprookje is genaamd ‘De Dondertrommel (‘müristaja mäng’)’ en heeft het over een voortdurende strijd tussen de donder en de duivel om de macht [dus te vergelijken met de strijd van Michael en de duivel]. Eens sliep Pikne, de donder, en de duivel maakte van de gelegenheid gebruik om de trommel te stelen. De donder vermomt zich als vissersknaap en weet tijdens een huwelijksfeest de duivel ertoe te verlokken op het instrument te spelen. Deze bakt er niets van, waarop de trom aan de vissersjongen wordt gegeven, die dan – als Odysseus met zijn boog, zie verderop – zijn ware gedaante aanneemt, de trom beroert, waarop de duivel en al zijn lui ter aarde vallen. De mythologische implicaties zijn te groot om hier te behandelen, want de trommel is al bekend van Gilgamesh, van wie hij eveneens wordt geroofd door de ‘duivel’ (de onderwereld). Ook bij andere volkeren zijn er verhalen over de diefstal van de dondertrom. Jacob Grimm schreef over dit sprookje, dat het hem deed denken aan delen van de Edda (de Himisqvida en de Thrymsqvida). ‘De reusen, de oude natuurgoden, later voor de duivel aangezien, hebben zich weer in het bezit van de ketel of hamer gezet, die hen de god Thor, d.i. Pikne, handig afneemt. […] De hamer slaat de donder en ketel is hetzelfde als de trommel, pauk, dus met donderklap, oudnoors zijn de namen Thrumketill en Thorketill van dezelfde betekenis, zoals ik reeds in mijn verhandeling over de dondernamen (s. 17) vermoedde, nu brengt ‘müristaja mäng’ de gewenste bevestiging. Thrymr en Hymir zijn noodzakelijk oude donderaars.’ (Schroeder 1906, 80-83).
In Siberië en Noord Amerika is de donder het geklapper van de vleugels van een mythische vogel. Bij de Samoyeden is deze vogel een wilde eend of een ijzeren vogel, bij de Joeraken is het een gans, bij de Teleöeten in de Altai is het een adelaar, bij de Ostjaken van Tremjoegan een zwarte vogel lijkend op een heidekip. Maar de Mongolen, de Soyoten en enige oostelijke Toengoesstammen geloven net als de Chinezen dat de donder wordt geproduceerd door een hemelse draak. Voor de Tourgouten is hij het werk van de duivel in de gedaante van een vliegende kameel. De genoemde donderadelaar van de Teleöeten is met de introductie van het Christendom in Centraal Azië een ‘avatar’ van de heilige Elia (zie boven) geworden, die in de 12e hemel woont. Ook wordt de donder voorgesteld als een oude man, meestal gevleugeld en overdekt met veren (bij Ostjaken en Boerjaten), die van aardse herkomst is en op een dag de weg naar de hemel ontdekte en daar is gebleven. In een sage van de Boerjaten is hij een hulpje van de oude en grijze god van de hemel geworden, die de functie had van het uitvoeren van gerechtigheid. Op hetzelfde moment dat hij het geluid van de donder uitstoot gooit hij de bliksem naar de dieven. Deze functie heeft hij bij veel Aziatische volken: de donder bestrijdt de boze geesten [zoals de Wilde Jager achter de bosvrouwtjes aanzit] (DdS, 955).
Ook kikkers zijn met de donder verbonden. In het oude China werden kikkers gebruikt of nagebootst om regen te verkrijgen. Kikkers werden afgebeeld op de bronzen trommels, omdat ze herinnerden aan de donder en de regen riepen (DdS, 485f).
Literatuur
Allan, Tony (ed.). Wouden van de Vampier. Slavische mythen. 1999 (Mens en Mythe van Life/Time, Amsterdam).
Aquilina, Joseph. A comparative dictionary of Maltese proverbs. Malta 1972.
Baring-Gould, Sabine. The Book of Werewolves. London 1995 (= 1865).
Beccaria, Gian Luigi. I nomi del mondo (Santi, demoni, folletti e le parole perdute). Torino 1995.
Birlinger. Volkstümliches aus Schwaben. Wiesbaden 1874 (2 delen).
Christinger, Raymond. Mythologie de la Suisse Ancienne. Genève 1965.
Cock, A. de & I. Teirlinck. Kinderspelen uit Vlaamsch-België. Gent 1905.
Eerenbeemt, Noud van den. Reizen over de regenboog met een aantal wenken voor weerprofeten. Den Haag 1974.
Graves, Robert. The Greek Myths (2 delen). Harmondsworth 1977 (= 1955).
Hunter, Michael. The Occult Laboratory. Magic, Science and Second Sight in Late Seventeenth-Century Scotland. Woodbridge 2001.
Knapp, Elisabeth. Volkskundliches in den romanischen Wetterregeln. Diss. Tübingen 1939.
Kuusi, Matti. Regen bei Sonnenschein. Zur Weltgeschichte einer Redensart. Helsinki 1957 (FFC 171).
Mannhardt, Wilhelm. Germanische Mythen. Forschungen. Berlin 1858.
Meyer, Elard Hugo. Germanische Mythologie. Berlin 1891.
Quitard, Pierre-Marie. Dictionnaire Étymologique, Historique et Anecdotique des Proverbes et des Locutions proverbiales de la langue Française. Paris 1842.
Teenstra, Marten Douwes. Nederlandse Volksverhalen. Leeuwarden 1973 (= 1843/46/48).
Röhrich, Lutz. Lexikon der sprichwörtlichen Redensarten. Freiburg i. Br. 1973 (2 B.).
Schroeder, Leopold v. Germanische Elben und Götter beim Estenvolke (in: Sitzungsberichte der Philosophisch-historischen Klasse der kaiserlichen Akademie der Wissenschaften, 153. Bd.). Wien 1906.
Sikes, Wirt. British Goblins: Welsh Folk-lore, Fairy Mythology, Legends and Traditions. London 1880.
ALRé = Carayol, Michel & Robert Chaudenson. Atlas linguïstique et ethnographique de la Réunion. Paris (T. II, 1995).
ALW = Marie-Guy Boutier. Atlas linguistique de la Wallonie. Liège (T. 8, 1994).
DdS = Chevalier, Jean & Alain Gheerbrant. Dictionnaire des Symboles (Mythes, Rêves, Coutumes, Gestes, Formes, Figures, Couleurs, Nombres). Paris 1992 (= 1982 =/ 1969).
HDA = Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens. hgg. H. Bächtold-Stäubli & H. Hoffmann-Krayer. Berlin 1927-1942 (10 delen).
De bijgevoegde PDF bevat de tekst van hoofdstuk 2 (na ‘Het raadsel van Cloena’) en is een ietwat uitgebreidere en correctere versie van de bovenstaande tekst.
Plaats een reactie