Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (52): WANT MIJN TONG ZAL EEUWIG ZWIJGEN
Mijn bestaan wordt opnieuw gekenmerkt door onomkeerbare
Zo voel ik dat terugval in de waanzin
Voor vele jaren word ik het slachtoffer van zware crises
De laatste in het jaar achttien honderd en vier en vijftig
Op negentien oktober van dat jaar word ik weer eens
Ontslagen uit de inrichting van doctor Blanche
De laatste maanden van dat jaar breng ik door met
Zwerven ik heb nauwelijks contacten ben zonder
Vaste verblijfplaats of postadres
Op vijf en twintig januari van het nieuwe jaar het jaar
Onzes heren achttienhonderd vijf en vijftig eet ik wat in een
Kroegje bij de Hallen het vriest achttien graden en
Heel Parijs ligt bedolven onder de sneeuw
In de vroege ochtend van de zes en twintigste januari
Vind ik mijzelf terug opgehangen aan een hek in de
Rue de la Vieulle Lanterne en niet met zekerheid
Kan men zeggen of ik mijzelf zo omstandig het leven
Benomen heb danwel dat ik op zulk een nare wijze
Door een moordenaar of moordenaars
Daar willen zij vanaf zijn
Ben vermoord
Was getekend: Vincent Van Gogh.