Alice Fuldauer – Een ontsnappingsroute van klei: Kunst maken en verkopen in de gevangenis

Vijfennegentig procent van de Nederlandse strafinrichtingen beschikt over Krea-lokalen waar gedetineerden kunnen leren schilderen, tekenen, boetseren, potten bakken en zeefdrukken. De resultaten hangen of staan in wandelgangen en bezoekerszalen. Soms worden ze geëxposeerd buiten de inrichting. Wat gebeurt er als het werk van een gedetineerde verkoopbaar blijkt?

De gevangenisdirectie gaf hem geen toestemming de officiële prijsuitreiking bij te wonen, dus reist een kleine delegatie op een koude ochtend naar de kop van Drenthe. De kantine van gevangenis Esserheem schenkt Fanta en koffie, de Krea-leider trakteert op slagroomtaart en de winnaar van de derde prijs wordt lovend toegesproken. “De jonge vrouw is duidelijk geïnspireerd op een beroemd voorbeeld, maar de wijze waarop de schilder dit motief gebruikt, is zeer eigen en creatief. Bovendien doet zijn materiaal- en kleurgebruik een kunstzinnig talent vermoeden”, schrijft het juryrapport van de wedstrijd ‘Kunstzinnig talent’. De wedstrijd werd georganiseerd door Alfarabi, een stichting voor gedetineerden van Arabische afkomst. Het schilderij wordt andermaal onthuld, een cheque van ƒ 125 overhandigd, en Laouzi straalt.

“Als ik schilder, ben ik terug in mijn land, bij mijn vrienden, in mijn stad”, zegt de bekroonde. “Alle mensen in de gevangenis schilderen twee dingen: vrouwen en natuur.” Zijn vrouw, half naakt in een groen gedrapeerd kleed kijkt vanaf een heuvel over de baai van Tanger. “Zij wacht op iemand. Op mij? Misschien.” Hij lacht.

Laouzi zit al vijftig maanden en moet er nog dertig. Regelmatig maakt hij doeken voor mede-gedetineerden, of voor iemand ‘van buiten’. Meestal krijgt hij een foto met de afbeelding van een geliefde, kind of moeder met het verzoek deze na te schilderen. “In de gevangenis verkoop ik een doek voor vier- of vijfhonderd gulden. Buiten kosten ze tussen de acht- en dertienhonderd gulden.” Het geld zet Laouzi op een rekening – hij spaart voor materiaal en voor later. Hij wil van schilderen zijn beroep maken. Maar het winnende schilderij is niet te koop.

Aan de wedstrijd van Alfarabi konden uitsluitend gedetineerden van Arabische afkomst meedoen. Laouzi vindt dat niet goed. “Andere gedetineerden waren soms jaloers. Eigenlijk moet iedereen dezelfde kans hebben.” Om deze reden weigerden de meeste inrichtingen mee te doen aan de wedstrijd. Ontzettend flauw, vindt Joke Holdtgrefe. Zij is landelijk adviseur Kunstzinnige Vorming bij het Ministerie van Justitie. Ze werkt voor het Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, bekend als LOKV. “Als Jules Deelder hier optreedt, hebben mensen als Laouzi daar weer geen bal aan”, zegt Holdtgrefe. “Dan wordt er ook niet gezegd ‘dat is discriminatie’.”

Tralies

Onlangs won een gedetineerde die zich Buldovski noemt een prijs van de Prison Fellowship International. Deze wedstrijd was wel toegankelijk voor alle gevangenen. Het schilderij van Buldovski, een Christuskop, tralies en reikende handen, kwam uit voor Nederland. Het werd naar New York gevlogen, aldaar door een internationale jury beoordeeld, goed bevonden voor de derde prijs en geëxposeerd.

“Ik maak kunst”, zegt Buldovski stellig. “En er zijn er hier meer die echte kunst maken. Maar omdat we gedetineerd zijn, wordt er gezegd: ‘die kan aardig prutsen’. Ik vind Rob Scholte een goede kunstenaar. Maar als hij vast zou zitten, zou er over hem gezegd worden: ‘die jongen pikt en kopieert plaatjes’. Er wordt met twee maten gemeten.”

Net als Laouzi werkt Buldovski regelmatig in opdracht. Zolang het niet realistisch hoeft te zijn, want daar houdt hij niet van. “Als jij een portret van je moeder wilt dat lijkt, moet je niet bij mij zijn. Ik combineer allerlei stijlen, van expressionistisch tot impressionistisch.” Ook Buldovski ontdekte in de gevangenis dat hij aardig kon schilderen. Binnen verkoopt hij nu ‘voor een paar honderd piek’, buiten voor duizend gulden of meer. “Ik ben een jongen die aan kunst doet. Van afgunst is hier geen sprake. Iedereen vond het te gek dat ik een prijs won.”

Wedstrijden en tentoonstellingen stimuleren de gedetineerden om hun werk serieus te nemen, vindt Holdtgrefe. Vorig jaar organiseerde het LOKV de tentoonstelling Inside Out, najaar 1997 werkt het instituut mee aan een tentoonstelling van gedetineerdenkunst in Slot Zeist. “Wanneer je hun werk niet promoot, zal er op den duur bar weinig van overblijven. Kunstzinnige vorming is altijd de eerste post waarop wordt bezuinigd. Ontsnappingen en suïcidepogingen halen altijd de kranten. Ik wil laten zien dat er hier nog wel wat anders gebeurt, iets dat net zo belangrijk, zo niet belangrijker is. Mensen die buiten nooit een potlood of penseel hebben vastgehouden en in de gevangenis hun creativiteit ontdekken. Ze leren zich uitdrukken, kunnen hun gevoel en agressie erin kwijt. Daardoor krijgen ze buiten hopelijk ook een zinvoller vrijetijdsbesteding. Misschien kunnen ze naar een academie gaan of er zelfs hun brood mee verdienen.”

Bajessymboliek

In de vlakbij Esserheem gelegen gevangenis Norgerhaven wordt in de Krea-ruimte geboetseerd. Een van de gevangenen staat model, de anderen boetseren hem in klei. In de kasten staan theepotten, schalen in schelpvorm, beelden die doen denken aan die van de Paaseilanden en bustes van een naakte vrouw – ‘die stond vast model tijdens het bezoek zonder toezicht’.

De wanden van het belendende lokaal hangen vol landschapsschilderingen en kleireliëfs met stereotype bajessymboliek als duiven, handboeien en gebroken ketenen. Soms knap, soms kunstig. Vaker knullig, aandoenlijk en ontroerend.

Een man van middelbare leeftijd komt binnen met in zijn hand een mooi geboetseerd beeldje van een vrouwenkop. In zijn andere hand houdt hij een foto. “Het lijkt niet”, zegt hij teleurgesteld. De vrouw op de foto is jong.Het beeldje toont een oude vrouw. Dat iets ‘lijkt’ is belangrijk voor veel deelnemers aan de Krea-uren.

Op een lange muur is een natuurgetrouw panorama van de Molukken geschilderd. De maker is één van de Molukse treinkapers. In de gevangenis begon hij aan de Academie voor Beeldende Kunst. Buiten de gevangenis voltooide hij deze opleiding en nu is hij beroeps. “Als iemand talent heeft, hoop je natuurlijk dat hij buiten doorgaat en het redt”, zegt Fred Mennens, beeldhouwer en sinds twintig jaar Krea-leider in Norgerhaven. Een paar weken geleden ontving Mennens een uitnodiging voor een expositie met werk van een ex-gedetineerde in Zuid-Amerika, waaraan een aantal grote sponsors verbonden waren. “Die heeft het goed gedaan. Sommige jongens hier maken echt schitterende dingen. Mooier dan menig beroeps. Laat dat zien, denk ik dan, daar wordt het voor gemaakt.”

Een van zijn leerlingen maakt exclusieve zeefdrukseries voor een select publiek. Geïnteresseerden kunnen schrijven naar een bureautje ergens in de polder en hun bestelling plaatsen. Het geld moeten ze dan overmaken. “Als project juich ik dat toe. Deze jongen bereidt zich voor op zijn terugkeer in de maatschappij. Dat postbusnummer is van hemzelf trouwens, niet van een of andere agent.”

Volgens Mennens zijn niet alle dingen die in Norgerhaven gemaakt worden kunst. “Daar gaat het ook niet om. Het maken zelf is belangrijk. Als het toch kunst wordt, is dat een cadeautje.” Enthousiast toont hij een computeranimatie van een object van bamboe. “Dit ontstijgt het gemiddelde niveau. Hier spreekt visie uit.” Op de binnenplaats passeren we even later de maker, een jongen met een engelachtig gezicht. Hij tekent al van jongsaf aan, in de gevangenis is hij begonnen met computeranimatie. “Ik zit hier lang genoeg om de techniek heel goed te leren.” Pascal is begin twintig. Als hij vrij komt, is hij in de dertig.

“Waarvoor iemand zit, is voor ons werk niet relevant”, zegt Holdtgrefe. “De meeste Krea-leiders willen het niet eens weten. Stel dat iemand iets heeft uitgespookt met kinderen. Als je dat weet, ga je toch anders om met hem en zijn werk. Wij zijn geen creatief therapeuten.”

In één van de tuinen van Norgerhave staat een groot keramisch beeld met hongerige gezichten vol gapende gaten. “Dit is nou bajeskunst”, zegt Mennens. “Denk niet dat degene die zoiets maakt bloedserieus te werk gaat. Die moet er soms vreselijk om lachen. En wat die handel en verkoop betreft, daar zijn we helemaal niet mee bezig. Meestal zijn het vrienden of familieleden die denken: ‘dan heeft zo’n jongen een douceurtje’. Het is fijn als je rijke vrienden hebt. Dat geldt voor iedereen, voor beroepskunstenaars en voor gedetineerden die schilderen of beeldhouwen. Als het om kunst gaat, vervalt het onderscheid tussen binnen en buiten.”

Kitsch

Gijs Gerritse werk sinds 1969 uitsluitend met langgestraften en op bijzondere afdelingen, waar gevangenen extra – psychische – begeleiding krijgen. Handel en prijsvragen vindt hij de pest voor het klimaat in de inrichtingen. Gerritse is ook tegen exposities met titels als Traliegezicht of Geboeid door Kunst. “Dan etaleer je gedetineerden en niet hun werk. Kijk eens wat die griezels maken, denkt men dan. Een paar maanden terug was er ergens weer een prijs vergeven. Dat komt op een krankzinnig manier in de krant: ‘De drievoudige moordenaar L. wint een prijs met zijn surrealistische schilderij Rode Rozen’, zoiets. En wat zie je? Tralies, bloeddruppels, kruizen en een witte duif. Dat is geen bajeskunst, die bestaat überhaupt niet. Maar zo’n doek wordt er eerst door een jury en vervolgens door de media uitgelicht. Kitsch, zij het knappe kitsch, krijgt een prijs. Aan een prachtig beeldje of een stilleven met drie potjes, vindt niemand iets.” Woedend zegt Gerritse: “Kwaliteit is niet het criterium. Dat andere symboliseert de gevangenis, daar glijen ze op. Niet op wezenlijk talent, niet op eigenheid.”

Gerritse, ‘nestor van de NUTS’, werkt voor de NUTS-school voor Beeldende Expressie, die actief is in acht inrichtingen. Er zijn acht docenten, die praktiserend beeldhouwer of schilder moeten zijn. Maximaal 24 uur per week mogen ze ‘intern’ – want hoe fantastisch ook, het werk is zwaar.

“Begrijp me goed”, zegt Gerritse, “ik vind het schitterend dat een jongen als Laouzi een prijs wint. Toen hij vier jaar geleden binnen kwam, kon hij niks, wilde hij niks. Met veel pijn en moeite hebben we hem over de streep getrokken. Toen kwam hij los. Daarom vind ik het doodzonde dat hij nu voor binnen en buiten portretjes in opdracht verkoopt. Na 25 jaar ken ik de nadelen die daaraan kleven. Die jongen had meer plezier in zijn werk toen hij nog niet verkocht. Buiten gaat hij gierend onderuit, want hij denkt nu dat hij kunstenaar is.”

De beroemde kraker Age M. was in de jaren zeventig één van de eersten die een expositie organiseerde terwijl hij vastzat. De tentoonstelling werd op sensationele wijze geopend met een snijbrander en de pers liep te hoop. Gerritse: “Wij zagen Age dagelijks en niet één schilderij was van hem. Die werden twee cellen verderop gemaakt door een snelle jongen, die ook het boek schreef waar Age z’n naam op zette. Hoe het onderling is afgerekend weet ik niet. Het was een goed geolied duo, de één had charisma, de ander was handig. Slim, maar dergelijke gebeurtenissen zijn desastreus in zo’n kleine gemeenschap. Opeens heeft dat werk waarde, er komt een prijskaartje aan te hangen.

“Ik had eens een man uit Colombia, die maakte echt leuke schilderijen, geïnspireerd op Botero. Hij gaf ze weg aan zijn vrienden, aan medegedetineerden. Die deden weer iets terug. Er was een wisselwerking. Hij schreef zich in voor een tentoonstelling van gedetineerdenkunst in de RAI. Zijn werk kwam daarna in de Amsterdamse Spiegelstraat te hangen. Vanaf dat moment vroeg hij duizenden guldens voor een schilderij. Anderen gooien het bijltje er dan bij neer, omdat zij niet verkopen, niet exposeren. Ze worden lastig, worden achter de deur gezet of trekken zich uit zichzelf terug in hun cel. Sommmigen betalen voor het doek van een ander en zetten hun naam onder. Om indruk te maken op hun familie, hun vrouw. De mindere goden, die onzeker zijn, haken af. Dat is dodelijk voor ons werk.

“We helpen op alle mogelijke fronten wanneer gedetineerden buiten een pottenbakkerij of galerietje willen opzetten. Maar we distantiëren ons van produktie en verkoop in de gevangenis. Dan wordt het alternatieve arbeid, zoiets als wasknijpers maken. Die gasten zijn al zo godvergeten materialistisch, dat moet je nu juist een beetje tegengaan.”

Een van ‘zijn’ jongens exposeerde met De Nieuwe Wilden en verkocht voor zo’n 25 mille aan werk. “Echt blij zijn we er niet mee, wegens het effect binnen. Maar, en dat is het grote verschil, hij afficheerde zich niet als gedetineerde die kunst maakt.”

Wanneer een gedetineerde werk verkoopt, steekt dat niet alleen medegedetineerden die vijftig gulden per week verdienen, maar soms ook het personeel. “Er zijn gevallen waarbij het personeel de schakel werd naar buiten en er zelf wat aan overhield. Ook door directies worden er balletjes opgegooid. Als er werk wordt verkocht, vloeit er tenminste weer wat geld terug. Begrijpelijk in tijden van bezuiniging en decentralisatie, maar het kan natuurlijk niet. In zulke gevallen haak ik meteen af. Handel tussen personeel of directie en gedetineerden is verboden.”

Fotomap

Op tafel ligt een dikke fotomap, een selectie met werken vanaf 1969. Een explosie van kleuren, vormen en materiaal. Van kitsch, kunst en knutselwerk. Gerritse wijst op een kitscherig schilderij van een Turkse bokskampioen en een gouden boeddhabeeld. “Jongens die dat maken, kunnen er rijk van worden. Iedereen wil zo’n boeddhabeeld op cel, terwijl een naïeve krijttekening van beestjes of een olieverfschilderij met drie maskerachtige gezichten geen waarde heeft. Terwijl dat juist van binnenuit komt, niet is gekopieerd en echte kwaliteit heeft.”

Een aantal gevangenissen is van boven tot onder beschilderd met doorgebroken muren, heuvellandschappen, melkwegstelsels of tropische stranden. “We gaan er telkens overheen, want het mag geen behang worden. Na de eerste ontvluchting per helikopter uit de gevangenis in Leeuwarden, hebben we meteen een heli op de muur gezet, om de spanning op de afdeling een beetje te lozen. Daar is inmiddels allang weer overheen geschilderd.”

Sommige foto’s tonen knappe imitaties van of varianten op Picasso, Braque en Matisse. “Die zijn gemaakt door een Afrikaan. Hij jatte de compositie van Matisse en gaf daar een eigen interpretatie aan. Je zou ze zo thuis aan de muur willen hebben. Ik weet niet of ik dat zo zou kunnen.”

In het verleden zijn er onderhandelingen gevoerd om het foto-archief in boekvorm uit te geven. Gerritse heeft ervan afgezien. Het is niet de bedoeling dat de buitenwacht denkt ‘daar zit alleen maar talent.’ “Dat is flauwekul”, zegt hij, “Onze invloed zit er soms ook in. Bovendien wordt er door buitenstaanders snel schande geroepen, ‘die crimi’s zitten al in Centerparks en dan mogen ze ze ook nog ’s lekker tekenen en schilderen.’ Zo’n boek zou de werkelijkheid vertekenen: het zou lijken of het allemaal een groot feest is. De ellende, de tragiek van het tien, vijftien of twintig jaar opgesloten zitten, zou je er niet aan af zien. Het werk is gemaakt in de weinige momenten dat de gedetineerden zich vrij voelen.”

Zit Gerritse op zijn beurt niet als een bok op de haverkist? Ja, en terecht, vindt hij. “Er worden altijd verhalen omheen verzonnen. Een cameraploeg ging een keer achter m’n rug om draaien. Ze filmden een groot beeld van twee vechtende torren en sleepten er een psycholoog bij voor de diagnose. ‘Een typisch voorbeeld van gevangeniskunst, van gesublimeerde of verdrongen agressie in de lik,’ luidde het oordeel. Toen ik het zag, ontplofte ik. Dat beeld had ik gemaakt.”

Op een affiche voor een tentoonstelling in het kader van honderd jaarstrafrecht, staat een walnoot waarin een celraampje is gekerfd. “Die laat ik in brons gieten. Als ik de maker tegenkom, krijgt hij er ook een. Maar hij is ‘m gepiept en zit ergens ter wereld met veel geld. Een handige jongen, die mooie beelden maakte. De dag voor zijn uitlevering aan Engeland ontsnapte hij. Toen we ’s ochtends de oven openden, lag daar zijn ontsnappingsroute. Het volledige traject, gebakken in klei. Als ode aan ons werk. Dat was een historisch moment.”

NRC Handelsblad, 12 april 1996

http://www.nrc.nl/handelsblad/1996/04/12/een-ontsnappingsroute-van-klei-kunst-maken-en-verkopen-7306241