Tessa van Veen – Je kunst of je leven (5): Twee levens komen samen
Even zijn het nog twee levens, twee werelden zelfs, die parallel lopen. Ik zwerf van bezemkast naar flatje. Ik heb nog even een ander vriendje, die, op een lullig moment net thuisgekomen na een liesbreukoperatie, het nieuws te horen krijgt: het is uit. Hij sputtert nog wat na. Daagt Edwin zelfs uit voor een “duel”. Noem maar een tijd en een plaats en ik zal er zijn, aldus Edwin. Maar het studentikoze liegbeest laat niet meer van zich horen. Hij dacht mij te imponeren met zijn dichtkunst. Jammerlijk ging hij ten onder aan zijn plagiaat. De zinnen kwamen me bekend voor, hmmm, maar plaatsen kon ik het nog niet. Tot dat moment in de auto met de radio aan. Daar klonk het: Suzanne (niet Tessa) neemt je mee, naar een bank aan het water, duizend schepen gaan voorbij, en toch wordt t maar niet later…Herman van Veen, die het op zijn beurt weer aan Leonard Cohen ontleende. Hij dacht misschien: beter goed gejat, dan slecht bedacht. Maar ik vond het een afknapper eerste klas. Edwin sjouwt van een winkel naar een pakhuis (in Aerdenhout dat dan weer wel). Het pakhuis aan de Oscar Mendliklaan biedt ruimte boven voor het hemelbed en beneden voor de opslag van kunst, antiek en decoratieve objecten. Het wonen is primitief en ondergeschikt aan kunst en aanverwante zaken. Dat zal nog jaren zo blijven. Ik moet nog even eindexamen doen, deelcertificaten halen in het volwassenenonderwijs. Edwin’s ex spartelt nog wat na, als ze lucht krijgt van “dat kind” in Edwin’s leven. Het verschil lijkt dan even heel groot. Ik nog examen doen, Edwin is al getrouwd en gescheiden. Het liep wat onhandig mijn middelbare school periode. Door een verhuizing van Haarlem naar Velserbroek (ook wel genaamd “Pampercity” door het hoge aantal jonge gezinnen met kinderen) leek het me een leuk idee om over te stappen van het Kennemer Lyceum te Overveen naar het Ichthus College te Driehuis. Op “Het Kennemer” haalde ik hoge cijfers en lag ik bijzonder goed bij de leraren. Bij de leraar Duits al helemaal. Hij noemde mij “een juweel onder de vrouwen”. Ik was gevleid. En ja, ik ging ieder proefwerk weer voor de tien, zoals hij dat graag zag. Deze meneer Huizinga liep op klompen door het klaslokaal en draaide af en toe reggae muziek (van Bob Marley) tijdens de les. Hij stelde twee secretarissen aan, om het huiswerk en de proefwerkdata en dergelijke te onthouden. Deze leerling-secretarissen hadden de achternamen Bos en Olde Kalter. Naamgenoten van de hoofdredacteuren van dagblad De Telegraaf. Dat was zijn humor. Dat ontging wellicht velen, maar mij niet. De jongen genaamd Olde Kalter kennen we tegenwoordig trouwens ook als schrijver journalist. Hij schreef onder andere over de kickboksers Ernesto Hoost en Badr Hari. Meneer Huizinga voldeed duidelijk niet aan het stereotype Duitse leraar. Die op het Ichthus daarentegen voldeed volledig. Het was zelfs de kwinkslag daarover tijdens ons diner voor twee, waarom Edwin erg moest lachen. Ik schets het type Duitse leraar, waarop Edwin knikt, en ik zeg: “Oh, had je hem ook?”. Het Kennemer Lyceum is één van de oudste lycea van Nederland. Op deze school draagt men de kunsten een warm hart toe. Zo wordt er al sinds 1938 een Artistieke Interlyceale gehouden. Dit zijn jaarlijkse wedstrijden tussen de oudste Nederlandse lycea op algemene grondslag. De Artistieke Interlyceale bestaat uit de onderdelen: muziek klassiek en vrij (solo en ensemble), eloquentia (welsprekendheid), toneel, cabaret, dans (solo en ensemble), tekenen en handvaardigheid, fotografie en beeldbewerking, video, opstel en poëzie. Om beurten organiseren de scholen de wedstrijd, waarbij er vaak geijverd wordt om BN’ers te werven voor de jury’s. Uiteindelijk gaat het om de felbegeerde wisselbeker. Illustere figuren, zoals de tekenaar (en ontwerper van de Efteling) Anton Pieck en de bioloog Jac. P. Thijsse, waren als leraar verbonden aan dit lyceum. Anton Pieck maakte een illustratie, bij een door Dr. W. Esveld samengestelde bijzondere Latijnse spreuk: “Communis Salus Singulis Constat” die, als vignet diende ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de school. Op het Ichthus College lag dat allemaal anders, daar hechtte men duidelijk meer aan sport. Daar verwerd ik van juweel tot plastic bijou. Ik probeerde mij wel aan te passen, maar het mocht niet baten, helaas. Op deze school geen compleet diploma voor mij. Ik nam mijn deelcertificaten (voor vakken met een voldoende) in ontvangst. Studeren leek me sowieso bij nader inzien niks. De studies, waar mijn interesse naar uit ging, waren studies waarbij, met een aan zeker grenzende waarschijnlijkheid, na vier jaar buffelen geen baan in het verschiet zou liggen. Daar zag ik het nut niet van in. Om je nu uitsluitend voor het zuipen en het feesten in het studentenleven te storten, “not my cup of tea”. Ik ga liever aan de slag in het echte leven, althans zo zag ik dat.
Vele baantjes gaan voorbij. Snoepjesverkoop bij V&D, telefoniste bij de plaatselijke pizzabezorgdienst, zijden en satijnen bruidschoenen verven, centraliste (en chauffeuse) bij een taxibedrijf, notarieel secretarieel medewerkster en advertentieacquisitie. Veel geleerd, vooral mensenkennis opgedaan. Edwin helpen in de winkel en hem af en toe iets lekkers brengen, dat doe ik graag. Ik stort me gewoon in zijn leven. Met alle ups en downs. We huren een winkel in Den Haag tegenover “Hotel des Indes”, we gaan vertoeven in de kelder. Klinkt misschien mysterieus sexy, door de passage in hoofdstuk 4, maar dat was het zeker niet. Alleen koud stromend water en matrassen op de grond. De bovenbuurvrouw, een dame op leeftijd en tevens huisbazin, knijpt een oogje toe. Ze weet dat we een act opvoeren, door met enig lawaai demonstratief de deur om zes uur te sluiten. Vervolgens, na een wandeling over de Denneweg, sluipen we stilletjes weer naar binnen. Maar ach, zo zegt ze later: “Het voelde eigenlijk wel fijn, ik wist dat ik ’s nachts niet alleen was.” Contractueel mag het natuurlijk niet, en vooral mondje dicht tegen de zes (!) potige zonen van mevrouw, zeg maar Jo. Ze was een lieve vrouw, die overdag graag een sigaretje, “Dunhill International”, bij Edwin kwam bietsen. Zelf rookte ze “Belinda menthol” en zo’n sigaretje deed ik ook wel eens mee, voor de gezelligheid. Onder het genot van een kopje thee. Jo dronk geen thee, dat is voor zieke mensen, zei ze altijd. Ik kon mijn hart bij haar luchten, heel bijzonder, want wat kende ik die vrouw nou eigenlijk. Het voelde OK. Ze maakte met enige regelmaat haar fameuze wildsoep. In Tupperware doosjes werd de soep gebracht, voor met name Edwin, die had het nodig, vond ze. Enige voorzichtigheid bij het nuttigen was geboden, ik denk, dat oorlogsmagen misschien beter bestand zijn tegen restjes, die iets te vaak zijn opgewarmd en weer ingevroren. Tot op de dag van vandaag zit er in een vakje van mijn lederen “Succes” agenda een kaartje waarop ze een klavertje vier heeft geplakt, met de tekst: Veel geluk voor jullie beide. Extra bijzonder, omdat ik zelf met enige regelmaat klavertjes vier vind, ik zoek ze niet, ik vind ze. De voormalige ruimte van de poelier, waar Jo tussen de baby’s door, de kippen moest plukken, hebben we omgetoverd tot een heuse winkel voor kunst, antiek en decoratieve objecten. In het begin zagen we geen mens. Maar ineens begon het te lopen. Zelfs het feit, dat we niet altijd aanwezig waren, weerhield de mensen niet, om dag en nacht het mobiele nummer te draaien, dat op de deur stond. Vele merkwaardige artikelen werden er verkocht. Bijvoorbeeld een meer dan levensgrote blauwstenen hond, een gigantische stoffen kameel, een antieke terracotta tuinkabouter en een opgezette vos. Verder hadden we Perzische kleden, kroonluchters, servies, loden en bronzen tuinbeelden, etc. En altijd in een zeer artistieke (of gekke, zo je wilt) opstelling. Zeker niet volgens het cliché van een traditionele antiekwinkel. Er werd flink over ons en de winkel gepraat in de buurt. Zo heb ik heb een keer de etalageruit wit geschilderd en een gedeelte in het midden open gelaten. Achter het open gelaten gedeelte van de ruit, stond een antiek wit geschilderd raam met roede verdeling, op een kier. Omdat de etalageruit streeploos was gelapt, kreeg je een soort “Trompe-l’oeil” effect. Het leek alsof het raam daadwerkelijk open stond. Bij de bovenbuurvrouw werd zelfs een keer aangebeld om haar attent te maken op het openstaande raam. Lachen natuurlijk. We hadden altijd wat mafs. Een buurman sprak ons in het begin aan met de woorden: “Wat doen jullie hier eigenlijk?”. Het klonk wat onsympathiek. Edwin en ik keken hem wat verbouwereerd aan. Hij bedoelde dat de manier waarop we de winkel aan het inrichten waren nogal on-Nederlands aandeed. En dat was natuurlijk eigenlijk een compliment. Zoals die keer met het geraamte van een vliegtuig. We hadden de “Tiger Moth” (zoals het type vliegtuig heet) volledig gestript. Waardoor het houten skelet zichtbaar werd. Een spectaculair gezicht. We konden het ding verhuren voor een feest in de Haagse tramtunnel waarvan destijds de bouw startte. Voor die gelegenheid heb ik het hele frame omwikkeld met strengen kerstlampjes. Het vliegtuig hing vervolgens in de tunnel, hoog en droog, te pronken boven de feestgangers. Het haalde de krant. De verdere bouw van deze tramtunnel zou echter allerminst voorspoedig verlopen. De tunnel kreeg door de vele lekkages grappige bijnamen, zoals de Haagse zwemtunnel en “Tramtanic”. Er volgt nog een te verhuren item: Edwin kocht in Engeland twee antieke kermistenten. De onderkant bestond uit houten schotten, met de hand beschilderd met bloemmotieven, daarop houten staanders en een stevig canvasdak. Nostalgische sfeer ten top. Dit keer om een evenement op het Noordeinde op te leuken, waarbij onder andere een stuk uit de musical “Anatevka” ten gehore werd gebracht. De tenten waren het uitgifte-punt voor de hapjes en de drankjes. We raakten zo langzamerhand aardig ingeburgerd in het Haagse. Edwin werd voorzitter van de ondernemersafdeling van de Buurtschap 2005 (zoals de buurt daar heet). Ballonnen ophangen met een hoogwerker, kramen klaarzetten voor een (antiek)markt, Edwin hielp met alles mee. We zorgden voor vergaderruimte in één van de winkels. Ik deed het kopieerwerk en regelde de versnaperingen.
Het was een economisch goede tijd, de aanloop naar het millennium. Bijna iedereen verdiende lekker. Vooral in het onroerend goed was het “big business”. Alles voor in en om het huis verkoopt goed, en het mag allemaal wat kosten. Edwin was niet te stoppen, hij ging maar door. Hij had vleugels gekregen door het succes. Zijn grenzeloze creativiteit zocht een uitweg. Het resulteerde in een aantal zaken op de Denneweg en, in het verlengde daarvan, de Frederikstraat. Zo hadden we dus de eerste winkel in de Vos in Tuinstraat, tegenover “Hotel Des Indes”, daarna nam Edwin “Luden Antiek” over aan de Frederikstraat. Er volgde een winkel in antiek kantoormeubilair, een damesmodezaak en een café. Ik kon goed verkopen en bemoeide me met alles eigenlijk. Dat ging me goed af. Deze jaren zijn de jaren, dat veel verschillende cruciale elementen samenkomen. Het leidt tot drama en succes, en soms tot een getroebleerd leven.
Communis Salus Singulis Constat
NL vertaling: Het heil van het algemeen berust bij allen afzonderlijk
Ho even…Herman van Veen heeft niets gejat van Leonard Cohen. Herman van Veen heeft een prachtige vertaling gezongen waar heel veel mensen nog steeds van genieten.