Edzard Dideric – Korte geschiedenis (15) van de macht

Hoe groot is zoiets als “macht”, vroeg de allereerste bewoner van de allereerste woestijn zich hardop af, en hoe meet je zoiets?
Kijk naar mij, antwoordde de woestijn, ik ben onafzienbaar en strek me nog ieder dag verder uit.
Dus macht is niet meer dan een zekere hoeveelheid zand?
De woestijn bromde iets onverstaanbaars. Waarop de allereerste bewoner zich bukte en een handje van zijn zand nam.
Nu heb ik de macht, sprak hij triomfantelijk. Is dat even lachen!
Gelul, zei de woestijn, ik heb het je nooit gegeven, dus wat je daar in je hand hebt is van mij en blijft van mij.
Shit, klonk het teleurgesteld, had ik het soms eerst moeten vragen?
Was wel zo fatsoenlijk geweest ja.
Had u me het dan wel gegund?
Mm, ik weet niet.
En wat als ik je er nu eens heel beleefd om vraag?
Is altijd te proberen.
Oh machtige woestijn, u heeft er zo te zien meer dan genoeg van, dus zou ik alstublieft een handje van uw zand mogen?
Hangt ervan af, luidde het antwoord, wat je er precies mee van plan bent.
U krijgt het binnen de kortste tijd van me terug, ik wil het alleen maar zachtjes tussen mijn vingers door laten glippen.
Pardon?
Vind ik gewoon een geil gevoel.
De woestijn stelde deze mededeling niet op prijs en beweerde dat dergelijke gevoelens niet in zijn woordenboek voorkwamen. Waarop de bewoner vroeg of hij dit letterlijk of figuurlijk bedoelde.
Geen van beide, zei de woestijn, die trouwens niet zou weten wat het verschil ertussen precies inhield.
Op hetzelfde moment stak er een enorme zandstorm op, die dwars door de eeuwen heen, zowel de bewoner als de woestijn in een keer naar het heden blies.