Trouw – Bag Lady

Gewoonlijk maak ik me niet al te druk over de criminaliteit. Dat wil zeggen: ik lig niet te rillen in mijn bed uit angst voor inbrekers en ik durf ’s avonds wel over straat. Er zijn buurten, die ik mijd, maar die heb je in elke grote stad. Tegenwoordig.

’t Is zonde, dat ik het moet zeggen, want ik ben niet zo van die goeie ouwe tijd, toen had je weer andere akeligheden. Maar wat waar is is waar: vroeger was dat niet zo. In mijn jeugd kon ik midden in de nacht langs stikdonkere wegen fietsen zonder dat mijn ouders daar enig gevaar in zagen. Dat gevaar bestond ook niet of nauwelijks: werd er eens iemand verkracht of vermoord, dan stonden de kranten er maanden lang vol van. De man, die in Amsterdam kort voor de oorlog een kind verkrachtte en vermoordde, ging als nationale boeman de geschiedenis in. Hem was een vreemd lot beschoren. Hij kreeg levenslang, onderging in de gevangenis in Leeuwarden zijn straf, werd door de Duitsers (hij was een jood) vergeten en vond, toen hij eindelijk vrij kwam, niemand van zijn familie terug, ze waren allemaal in de concentratiekampen vermoord. Als je over vervreemding spreekt, kun je die man als personificatie gebruiken.

De criminaliteit kruipt ons nu wel heel dicht op het vel, hij doordrenkt ons hele leven. Plotseling is het niet gegaan, zoiets sluipt naderbij, maar het lijkt gisteren dat corruptie grote uitzondering was, niet bijna regel. De criminaliteit is doorgedrongen in het bankwezen, in het notariaat, in de advocatuur, in de makelaardij en dat waren nog niet zo lang geleden toch respectabele beroepen. Aan de horeca zat altijd al een zwak luchtje, maar dat is aangewakkerd tot een fikse stank. En het meest verbaasde het mij toen ik, na de aanslag op Rob Scholte, ontdekte dat ook de kunstwereld is aangestoken. Het had me niet moeten verbazen, daar gaan grote bedragen om en waar geld is is tegenwoordig de duivel niet ver, maar ik was een beetje naïef. Dat komt: voor mij is kunst nog altijd verbonden met de vijftigers en dat waren zulke dood arme en dood eerlijke jongens. Stel je de lieve Lucebert voor in de criminaliteit, ach gut! Hansje in het bessenland!

Het komt natuurlijk voor een groot deel door de drugs. Die maken dat terreinen, die vroeger streng gescheiden waren, in elkaar overvloeien. Het gaat bijna vanzelf: drugs gebruiken wordt niet bestraft, maar drugs verhandelen wel. Daardoor ontmoeten onschuldigen en schuldigen elkaar, ze hebben elkaar nodig. En van het een komt het ander. Hoe eerder die drugs worden vrijgegeven, hoe liever het mij is. Je hoeft er echt niet lang over na te denken om te beseffen, dat er iets niet klopt: iemand, die zich dood wil drinken, wordt geen strobreed in de weg gelegd, maar iemand, die drugs gebruikt, wordt in de criminaliteit gedrongen. Gebied de eerlijkheid ons dan om ook de verkoop van alcohol te verbieden? De eerlijkheid misschien wel, maar het gezond verstand niet. Kijk wat er met Amerika gebeurde tijdens de drooglegging, toen niet alleen het gangsterdom een gouden oogst binnenhaalde, maar er ook meer werd gedronken, dan ooit tevoren.

Maar met al die misdaad om je heen, ga je wel eens denken: zou ik, als ik nu jong was, immuun zijn?

Ik vrees van niet. Ik vrees, dat de mogelijkheid, dat ik aan de drugs zou geraken, niet denkbeeldig is. Want ik heb perioden in mijn leven gekend, dat elke vergetelheid een gave van de hemel leek. Maar ik zie mezelf niet inbreken, daar ben ik veel te bangelijk en zenuwachtig voor. En moorden ook niet, voor ik toesteek of schiet, verzink ik in gepeins over het slachtoffer. Ik vraag me af, of zijn familie misschien op hem zit te wachten met het avondeten of het slaapmutsje en, als het een vrouw is, of de kinderen huilend om hun moeder zullen roepen. Voor ik tot een besluit ben gekomen, is de prooi al drie straten ver. Ik weet dat, omdat ik vroeger nog geen mier kon doodtrappen. vanwege zulke filosofieën over eventuele kinderen, vrouwen en opoes.

Maar hoe zou ik dan aan het geld komen voor die dure liefhebberij? Zou ik gaan tippelen? Dat denk ik ook niet. Mijn afschuw van dat bedrijf is zo groot, dat geen heroïne roes er waarschijnlijk iets aan kan veranderen. Zou ik het een keer doen, dan zou ik waarschijnlijk meteen daarop mezelf verdoen. Hoe zo’n journaliste van de Nieuwe Revue ertoe komt om all the way te gaan voor haar stukkie, is voor mij dan ook een onoplosbaar raadsel. Ik ben geneigd te veronderstellen, dat het mens van zichzelf niet deugde.

Dus zou ik met die drugs misschien niet tot de diepste diepten gaan, misschien zou ik op een gegeven ogenblik gewoon ophouden, omdat ik geen geld meer had en de middelen om eraan te komen voor mij taboe waren. Ik hoop het.

De criminaliteit dus waarschijnlijk niet, maar ik zou gemakkelijk terecht kunnen komen in de onderbuik van of zelfs geheel buiten de maatschappij. Zelfs nu nog is de neiging om helemaal niets meer te doen, geen huur te betalen, geen giro’s uit te schrijven, niets meer te kopen en te bestellen, niet in bad te gaan, niet uit mijn bed te komen, geen stukjes en boeken meer te schrijven, zelfs de kat geen eten te geven, laat staan mijzelf, soms overweldigend sterk. Als ik dat deed, wat zou er dan van mij terecht komen? Welnu, eerst zouden diverse mensen bellen en aan komen lopen om te zien, wat er met mij aan de hand was. Maar als ik ze van de telefoon en de deur snauwde, zouden ze daar gauw mee ophouden. ‘Als ze niet wil, dan wil ze niet’, zouden ze denken en geef ze ongelijk.

Het zou wel een flink tijdje duren voor het verval werkelijk invrat, maar op een gegeven ogenblik zou ik toch uit mijn huis worden gezet. Dan moest ik me wel bewegen, als bag lady, met mijn schamele bezittingen in een paar vuilniszakken. Zo scharrelde ik dan door mijn geliefde Amsterdam, volkomen vrij van elke verplichting, gemeden door een ieder vanwege de stank, behalve door honden, die ik uitvoerig zou aaien. Het is jammer, dat ik geen alcoholiste ben, anders zou ik me een roes kunnen drinken aan een flesje wijn, want ik zou, denk ik, wel een beetje geld meenemen. ’s Avonds sliep ik op een bankje of, nog beter, in een van die krochten onder in de Magna Plaza. Met uitzicht op mijn huis, waar andere mensen woonden.

Huuu, ik moet er niet aan denken. En weten jullie waarom niet? Omdat ik zo’n gruwelijke hekel heb aan de kou. Soms denk ik, dat mijn verslaving aan warmte de kracht is, die me gaande houdt.

Trouw, 25/02/95, 00:00

http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2692627/1995/02/25/Bag-Lady.dhtml

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=dakloos
https://robscholtemuseum.nl/?s=homeless+people