Pascalle Mansvelders – Rob Scholte, laat me met rust

De grote trekker van Domani als nieuw beeldende-kunstplattform is de tentoonstelling van Rob Scholte. Curator Pascalle Mansvelders, medewerkster van Zuiderlucht, beschrijft haar lange fascinatie voor kunstenaar en zijn werk. “als ik hem voor het eerst zie in een van zijn ateliers, schrik ik. Van mezelf. Ik verwacht een gehandicapte en ontmoet een recyclemachine van energie. Een zwaar rokende, vettig lachende, snel schakelende engel.”

Begin jaren tachtig word ik verliefd op een tandenborstel. Ergens heb ik nog ’n foto: een gigantisch, ordinair gebruiksvoorwerp dat het gore lef heeft in een majestueuze Duitse allee, in de voortuin van een Mies van de Rohe-huis te staan. Helemaal alleen, zonder de doorgaans onafscheidelijke tube, doet hij zijn werk. Hij poetst zieltjes. Brutaal en humoristisch tegelijkertijd, het bewijs van de gelijkheid van alle mensen, ook rijken moeten hun tanden poetsen. “When it involves everybody it’s very Pop”, zei Andy Warhol, en Claes Oldenburg maakte het zichtbaar in deze hunk. Als ik verliefd ben moet het eruit en dus schrijf ik mijn eerste recensie: “Ik zou willen dat ik een tube Prodent was”. Dat het de liefde van mijn leven zou worden wist ik nog niet, maar ik viel voorgoed voor de combinatie van brutaal beeld en gefluisterde woorden, die zich met een vleugje zelfspot, uiten in een moedig doel. Pop Art (ik blijf het schrijven met eerbiedige hoofdletters) en kunst in de context van omgeving.
Meteen na de dood van Andy Warhol in februari 1987, worden we overspoeld met berichten over ‘de nieuwe kunst’. Warhol voorbij, want nee, natuurlijk willen we niet dat hij dood is. We vinden het leven in de kunst terug in Jeff Koons, Richard Prince, Ken Lum, Rob Scholte. Een goeie term is nog niet gevonden, we maken er zoiets van als ‘neo-pop-minimal-conceptualists’. Pop Art’s wedergeboorte. Maar dan met een missie, want die ontbrak in de kunst van de jaren zestig. Pop Art was gebaseerd op een houding, die van de jeugdcultuur die on stoeschreeuwt dat we niet leven in een wereld van wijn en gisteren, maar in het nu van het colatijdperk. De popmuziek aanvaardde het zonder meer, Pop Art, die de passende beeldtaal vond in media en reclame, legde er een zekere ironie in. Maar bleef verder zonder gestelde vragen. En die zijn wél te ontdekken in het werk van de kunstenaars die onder Neo-Pop geschaard worden en conceptueel sociaal commentaar leveren.
In de jaren zestig maakten Warhol, Lichtenstein, Rosenquist en anderen, kunstwerken gebaseerd op advertenties als registrerend beeld van onze consumptiemaatschappij. Zo’n dertig jaar later schildert Simon Linke advertenties uit Artforum, en stelt de rol van kunst ter discussie. Koons gaat een stapje verder en plaatst advertenties in kunstbladen, waarin hij zichzelf presenteert als goed gekapte, opgemaakte en akelig gelikte leraar voor onze kinderen. Misschien het verst hierin gaat Rob Scholte. In 1991 figureert hij in een advertentie voor Het Zwitserleven Gevoel waarin hij met arrogante blik poseert in een op maat gemaakt kostuum met voorbedrukte verfspatten. Scholte bouwt illusies op met zijn werk en blaast ze tegelijkertijd omver. Dit is niet de werkelijke wereld, lijkt hij te zeggen, het is er één fractie van verwijderd. Die fractie, waarin het onzichtbare als een korte, heftige flits voor even zichtbaar wordt gemaakt, is te beschouwen als zijn onderzoek. Rob Scholte schildert, maar meer dan een kunstenaar is hij een beeldend filosoof.
Door de advertentie moet ik denken aan mijn tandenborstel. Scholte laat zich in die advertentie de nieuwe Van Gogh noemen maar houdt niet van de mythologisering van kunstenaars Het spat eraf. Hij spot met ons en met de kunst, maar ook met reclame, opdrachtgevers, zichzelf, zijn werk, én gelukkig, ook zijn missie. In mijn top honderd van belangrijkste kunstwerken van de vorige eeuw, is een plaats gereserveerd voor Scholtes Zwitserleven Gevoel.
Toen ik afstudeerde op de relatie tussen Pop Art en reclame, wilde ik dan ook graag zijn ideeën horen. Over zijn voortdurend zelfgestelde opdrachten. Als de Karl Marx van het copyright en hoe de wereld een paradijs zou zijn zonder deze rechten. De Buster Keaton van voorvoelen zonder uitgesproken woorden en de relatie tussen woord en beeld. De Andy Warhol van ‘How to Star’ en de rol van massamedia voor beeldende kunst. De Samuel Beckett van de menselijke natuur en het belang van omgeving. Maar ik durf hem niet te bellen, ik lees juist in een recensie in Het Vrije Volk: “Scholte wordt een hele Grote”, er is niets boven het woordje U, ik kan hem onmogelijk met mijn woorden lastigvallen.
In 1992 maak ik een tentoonstelling naar aanleiding van mijn scriptie, ik móet hem wel bellen. Ik ben overtuigd van de juistheid van concept en beeld, van de woorden ben ik minder zeker en dus schrijf ik het voorgenomen telefoongesprek uit op papier: “Meneer Scholte, ik durf het bijna niet te vragen, maar ik maak een tentoonstelling over Pop Art, reclame en de werking van de veranderde omgeving en transformeer daartoe tijdelijk het Museum van Bommel van Dam in Venlo tot een supermarkt…”hij stopt de woordenstroom met I get the picture.
Op 21 mei 1992 valt Rob Scholte Venlo binnen. The picture van de gele supermarkt, symbool voor het verraad van een omgeving die verandert, gaat de hele wereld over. De haat-liefde verhouding tussen kunst en reclame levert een recordaantal bezoekers en persreacties op. Versmolten met de eerste mobiele telefoon die Venlo te zien krijgt, leer ik hem kennen. Ik haal de hoofdletter weg en zeg u. De lucht waartegen hij afsteekt lijkt nog eindeloos blauw, een rappe fladderende intellectueel die in zijn vraagstukken de hele wereld meesleurt. Van Venlo, eerste klas naar Nagasaki, voor 1200 vierkante meter wandschildering in een museum voor Japanse en internationale kunst, een replica van Paleis Huis ten Bosch, om de volgende omvorming zichtbaar te maken.
Een jaar later bezoek ik hem in Brussel, ik zeg jij en denk u. Ik heb een groot Duits warenhuis in München bijna zover dat ze hun winkel tijdelijk willen veranderen in een museum. De omgekeerde wereld. Als het ons lukt wordt dit voor even het grootste museum dat er bestaat. We scheuren naar zijn favoriete restaurant in de BMW die hem kort daarna zo noodlottig zal worden, als het een kortere route oplevert neemt hij het trottoir, hij leert me er koeiemaag te eten. Uiteindelijk durft de keten, waartoe het warenhuis behoort, het niet aan. Op een lief briefje schrijft hij dat het ons ooit zal lukken, is het niet vandaag dan wel morgen.
Maar morgen brengt eerst de klap, bij heldere hemel, op 24 november 1994. De klap die onze nationale Superman de benen ontneemt. Zo’n dag als 3 juni 1968, als Valerie Solanis van SCUM (Society for Cutting Up Men) in The Factory haar kogels afvuurt op Warhol De rest van zijn leven gekluisterd aan een korset, Scholte aan zijn rolstoel.
Herstellende in het ziekenhuis maakt hij Golden Horizon af. Een 17-delige serie computercollages geïnspireerd op de Gouden Horizon Encyclopedie van Albert Heijn uit de jaren vijftig. Verleden en toekomst ontmoeten elkaar in het nu van de kunstenaar. Een buitenlandse privé-verzamelaar heeft een optie, ik vind dat het werk ons land niet uitmag en vind een manier het aan te kopen voor het Venlose museum. Een stukje horizon, de achtergrond van een freefall. Ik zeg jij, en doe dat vanaf dat moment ook tegen god, verdomme.
Pas na vijftien jaar komt morgen. Domani! Een voormalige kloosterkapel in Venlo, kunst in de kinderschoenen, en met een vrij commerciële inslag ook nog. Alleen het beste werk blijft hier kunstinhoudelijk overeind. Zeker, mooi werk kan hier een nog mooier geheel bieden, maar werk met een onderzoeksmissie in de context van de omgeving levert pas echt een bijdrage aan de beeldende kunst. Hij belt. Ik zeg: “Rob, ik durf het bijna niet te vragen…” Meer woorden zijn niet nodig.
Als ik hem voor het eerst weer zie in een van zijn ateliers, schrik ik. Van mezelf. Ik verwacht een gehandicapte en ontmoet een recyclemachine van energie. Een zwaar rokende, vettig lachende, snel schakelende engel. De aartsengel John Travolta in de popfilm Michael. Ik kan het niet laten natuurlijk en zeg dat ik hem wil schilderen. Unverfroren vraagt hij of ik hem dan ook vleugels geef, vertelt bijna ontdaan, dat hij daarvan droomt. Van metalen vleugels, als propellers, die hem op kunnen tillen zodat hij weer op onze ooghoogte komt.
Scholte exposeert zijn werk op vele locaties, vooral in Duitsland. Voert opdrachten uit voor grote (inter)nationale projecten, van Vaticaan tot Nederlandse Munt. In The Top 500 Artists of the 20th Century van Saatchi Gallery, staat hij op nummer 180, net boven Karel Appel. Maar het gebeurt allemaal niet binnen ons blikveld. Scholte spreekt al tien jaar geen letter meer tegen de pers, hij is de enige Nederlander die nee zegt als de Volkskrant hem belt. Het is een nieuwe studie naar wat er gebeurt met kunst als de kunstenaar zich onzichtbaar maakt in het circuit. Alleen de werken spreken nog, van Scholte zelf geen enkel woord meer.
Hij wordt de Michael Jackson van de beeldende kunst. ‘Leave me alone’. Popheld Jackson in een clip waarin hij laat weten het echt wel gehad te hebben met ons. Michael on a mission tegen woorden. “I don’t care what you talkin’ ‘bout baby”. Hij zweeft in een raketachtig karretje door het beeld, dwars door krantenkoppen heen die hem van van alles en nog wat beschuldigen. “I don’t care anyway”. Hij zwemt door woorden. “Don’t you come walkin’ beggin’ back mama”. Vliegt door beelden. “I don’t care anyway”. Snijdt door spiegels, het decor van de wereld. “Cause there’s a time when you’re right and you know you must fight”. Verbreekt als Gulliver de touwen die hem aan de aarde vastbinden. “Who’s laughing baby?”. En rijst tot gigantische proporties boven alles uit. “Just stop doggin’ me around!”.
Rob Scholte sloeg altijd al nieuwe wegen in die velen pas later ontdekten, zoals hij clichés omkeert, deconstrueert, die daardoor pas opvallen. In flitsende, schijnbare contrasten laat hij ons even wankelen om daarna weer gauw een andere weg in te slaan. geen tijd voor oponthoud of uitleg, het gaat om de dreiging tot omvallen. Vanaf 2007 kunnen we werk van hem vinden in de schappen van het Kruidvat. In genummerde oplage, bewust afgeprijsd van 19.95 naar 10.00 per stuk. Ik loop er per ongeluk tegenaan in de winkel. Als ik de titel lees, Lucifer in Paradise, knik ik instemmend en glimlach om de Onzichtbare Man. De zoektocht naar het verschil tussen origineel en kopie, kunst en reclame, en wat deze omgeving dan weer doet met een kunstwerk gaat maar voort. En ook armen moeten kunst kunnen kopen.
Achter het Kruidvat in Venlo ligt Domani. Vanaf 28 mei is daar een voor Scholte kleine tentoonstelling te zien. Daarna stort hij zich op een groot overzicht in het Stedelijk Museum Schiedam. Waar hij zich zal openbaren als een schatbewaarder van kennis. Voorvechter ook van de klassieken waarvan hij vindt dat ze te snel worden afgedankt. door ons een blik te gunnen in de woorden van zijn enorme bibliotheek. In Venlo zullen foto’s van Norbert van Leijen Scholte voor het eerst publiekelijk tonen in zijn dagelijkse gang. Zelf biedt hij een inkijk in zijn leven met beelden. Die beelden worden, op zijn eigen onderzoekende vraag, gekoppeld aan Zuiderlucht. Want woorden, die een onzichtbare lijn vormen die onder alles doorloopt, voor iedereen maar kort zichtbaar als ze worden uitgegeven en gratis kunnen worden meegenomen. Dus let op deze: “Scholte IS een hele grote”. Als we hem daarna maar weer met rust laten.

Zuiderlucht, 5 mei 2009

http://www.zuiderlucht.eu/rob-scholte-laat-me-met-rust/