Olof Baltus – De Duinroos (34): Te laat aangekomen en/of elkaar kruisende brieven

In het laatste gepubliceerde schrijven van de briefwisseling tussen mijn ome Gerrit Stam vanaf het schip de Fair Sea op weg naar Australië en het thuisfront in Holland schreven zijn vrouw en kinderen over de gang van zaken thuis. Het was sinterklaas geweest en de kinderen schreven over de cadeautjes, die zij hadden mogen ontvangen.
Wij vervolgen met een brief (nummer 18), die door Gerrit Stam geschreven werd op woensdag 17 december 1952. De Fair Sea vaart dan op de Indische Oceaan.

Brief 18
Lieve vrouw en kinderen,

Wij varen momenteel op de Indische Oceaan. De grote trip is nu echt begonnen. De vaart van Aden naar Fremantle gaat dertien dagen duren, dertien dagen lang niets anders te zien, dan lucht en water. Dat kan vervelend worden, maar we zullen er wel komen en dan ben je die dagen weer gauw vergeten.
Hoe maken jullie het, mijn lieve vrouw en kinderen? Is het nog steeds koud bij jullie?
Wel, hier is het warm, ik slaap enkel onder een lakentje en dan is het nog eigenlijk meer dan zat. Toch schijnt het, dat wij het getroffen hebben en is het normaal hier nog veel warmer, zegt men. Uit de zon is het aan dek best uit te houden. Bovendien staat er wat wind, de laatste dagen. Daardoor stampt het schip weer een beetje. Gelukkig word ik niet meer zeeziek, maar mevrouw Kuijs bijvoorbeeld heeft het opnieuw te pakken. Ook had zij daarvoor al wat te lang in de zon gezeten, waardoor zij blaren kreeg. Een uurtje in de zon hier is al te lang.

Tot mijn spijt moet ik berichten, dat ik in Aden geen post heb ontvangen. Dat was een tegenvaller, maar troost je, Nel, niemand aan boord heeft daar post ontvangen. Om de een of andere reden was de post uit Holland niet in Aden aangekomen. Wel jammer, maar er zit niets anders op dan nu maar te wachten tot wij in Fremantle aankomen.
Daags voordat wij in Aden aankwamen hebben wij hier aan boord nog een tragische gebeurtenis meegemaakt. Die dag is aan boord een Duits kind overleden, het enigst kind, vier jaar oud, van een jong echtpaar. Het kind is maandagavond in Aden begraven. Des te verschrikkelijker als je bedenkt, dat de ouders direct na het begraven weer met ons verder moesten richting Australië. Nu ligt daar in Aden dat grafje onder de brandende zon, zo ver van alles.
Ja, ook die dingen kunnen gebeuren op een schip waarop ruim 2000 mensen zijn. Op maandagmiddag 15 december kwam Aden rond 4 uur in zicht. Dat betekent, dat het schip dan pas een paar uur later binnen ligt. Aden is een drukke oliehaven, waar de meeste schepen olie tanken. Wij ook. Dit was de eerste keer na Rotterdam, dat wij olie innamen, na 16 dagen varen dus, heb geen idee hoeveel olie zo’n schip wel niet kan opslurpen.
De stad Aden ligt in een baai tegen de bergen gebouwd, maar het schip bleef een stuk van de kant, zodat degenen, die naar het vasteland wilden, met bootjes moesten worden overgebracht. Mevrouw Kuijs en ik zijn ook meegegaan. We hadden de tijd tot half twaalf ’s avonds. Om die tijd dienden wij weer terug te zijn op de Fair Sea. Het was erg interessant zo’n Oosterse stad te zien. Alleen jammer, dat het al donker was. Veel winkeltjes en warenhuizen, waar van alles te koop is, een echte rommelige Oosterse bouwstijl, zoals je ook dikwijls ziet op plaatjes uit Palestina en zo. Het is er niet fris en de Arabieren liggen gewoon langs de weg te slapen. Wij troffen er wel veel Nederlandse marinemannen, die met HMS Joh. Maurits van Nassau daags vóór ons waren aangekomen. Zij waren op weg naar Korea.
Op dinsdag vertrokken wij om negen uur ’s morgens weer uit Aden. Van dichtbij passeerden wij de Maurits. Dat gaf natuurlijk van beide zijden een luid “Hoera” en iedereen zong van “Hup, Holland, Hup.” Al met al ontroerend, want het leek wel, alsof iedereen op alle twee de boten zich ervan bewust was, dat ons allemaal een onzekere toekomst te wachten staat. Zij in de oorlog, die heerst rond Korea, en wij in een land dat wij niet kennen. Als het zover komt, dat je mij na reist, probeer dan wat geld mee te nemen, Nel. Al is het maar een tientje. Dan kun je in Port Saïd of Aden een aardig souvenirtje kopen.
Doe iedereen de groeten. Nou, mijn schatjes, ik hoop maar, dat er veel post komt naar Australië, want in Aden was het toch wel een tegenvaller niets te mogen vernemen van het thuisfront. Een Kus van G. Stam.

Ook op 17 december schrijft Tante Nel Stam om half twaalf in de ochtend brief nummer 19.

Brief 19
Lieve man, ja, mijn lief, wat zit ik op een mooie tijd te schrijven, hé. Ik kan niet langer wachten, ik heb maandag drie brieven van je gehad, wat waren wij er allemaal blij mee. Nu ben ik erg geschrokken, dat de boot al in Aden geweest is. In de krant staat de aankomst van het schip steeds een dag te laat vermeld en daarom ben ik bang, dat je die brieven in Aden niet hebt ontvangen. Het spijt mij erg, maar het was goed bedoeld. Je schreef, dat je het goed maakte, nou, dat doen wij ook. Er waait vandaag een harde wind en het regent, niet veel aardigheid aan.

Ik ben zojuist naar het Gemeentehuis geweest. Daar ontving ik weer 59 gulden negentig. Reuze, hé? Ik geef voor Engel de verdiensten op van 18 gulden 39, want dat is zijn loon. Ik heb zijn loonstrookje er bij gedaan, zodat ze daar niet aan kunnen twijfelen.
Als ik mijn geld heb opgehaald ga ik altijd meteen door naar het postkantoor om drie luchtbrieven. Iedereen op straat informeert naar je, behalve die rotzak op het postkantoor. Alleen verleden week deed hij zijn mond open. Ik kreeg een grote mond van hem, omdat je geen port op de brieven had. Hij had het voor deze keer door laten gaan, zei hij, maar het had mij een hoop geld kunnen kosten.
Wat een pret, hé, voor hem. Voor een brief en die ansicht. Ik had er best wat geld voor over gehad, ik zou er even blij mee geweest zijn.
Ik ben gisteren voor het laatst bij Trien Abbo geweest (*schoonzus die na een moeilijke bevalling zonder hulp zat. Zie eerdere brieven.) Co Baltus (*moeder van uw tekstbezorger) was er vandaag. En morgen gaat onze Riet. Dan redt Trien het wel weer zelf. Zij is weer zo kwiek als kan. Moeder was gisteren te gast bij Wokke. Het was de dag, waarop twee jaar geleden vader begraven werd, weet je nog wel, hé?
Nou, het was gisteren net zo koud als toen en de weg was ook even glad. Moeder is er heen gegaan met Jan Groot. Co en Greet zouden er ook te gast gaan. Maar ik ben er zelf niet geweest, overdag had ik te veel te doen en ’s avonds heb ik geen zin. Dan blijf ik rustig bij mijn kindertjes. Op dit moment zit Riet te naaien, een windjack voor Cor. Zelf heb ik een oude jas van Kaatje gekregen, maar nu heb ik eigenlijk weer schoenen of laarzen nodig. De oude zijn haast af. Ik heb vorige week drie paar schoenen laten maken. Dat kostte 14 gulden. Dus je begrijpt, dat ik heus wel weet wat ik met mijn centen moet doen.
De volgende week is het al kerst. Veel heil en zegen, ook voor Nieuwjaar. Engel heeft gisteren een kerststalletje gemaakt van gips, nu moet ik nog beeldjes hebben voor rond het kribbetje. Dan maar geen kerstboom. Dat vind ik wel even mooi. En de kinderen ook. Ze komen dadelijk van school en dan eten wij een broodje. Vanmiddag hebben ze vrij van school en dan ga ik het schoolgebouw schoonmaken. Veel nieuws is er verder niet hier: Portegies is overleden en die jongen van Klaas Ruiter ook. Die jongen, die al zo lang sukkelde met zijn gezondheid. Lieve Gerrit, het allerbeste en tot de volgende brief. Een dikke zoen van je vrouw en kinderen. Nel Stam-De Waard.

Brief 20
Nel Stam- De Waard naar haar man op de Fair Sea in de Indische Oceaan. De brief is gedateerd: 20 december, zaterdagavond om 23.30 uur.

Lieve man, als je deze brief krijgt is het al dik in januari, maar toch wens ik je alsnog een zalig en voorspoedig Nieuwjaar, mijn mannetje. We zeiden altijd al: “Wat zal het nieuwe jaar ons brengen? “ Maar in dit nieuwe jaar zeggen wij dat met meer reden, dan ooit tevoren. Zal je mevrouw Kuijs ook namens ons de beste wensen overbrengen en haar bedanken voor alles wat zij voor je doet? Ik hoop haar later zelf mijn dank te kunnen overbrengen, maar daarvoor moet ik nog even geduld hebben. Hoewel ik soms heel erg naar je verlang, breng ik dat geduld wel op, hoor. Maar als ik dan weer een berichtje van je ontvang, ben ik ook weer tevreden, omdat je het zo goed maakt. Wij maken het hier ook goed. Je leest wel, dat ik niet vroeg naar bed ga. Nel en Riet zijn ook nog maar net naar bed. Veel te laat eigenlijk, maar ze laten hun moeder niet graag alleen. Engel was even weg en ze hebben met mij gewacht totdat die er weer was. Nu zit Engel nog bij mij, te genieten van een hoorspel op de radio. Hij heeft nog steeds niet naar je geschreven, hé. Hij weet niets, zegt hij, je weet hoe hij is en hij meent het niet slecht, hoor. Hij is maar wat blij als wij bericht van je krijgen. Bij zijn baas volgt hij je reis op de wereldbol, die daar op het kantoortje staat. Hij is vanmiddag naar Alkmaar geweest om beeldjes te kopen voor de kerststal, die hij gemaakt heeft. Hele mooie beeldjes zijn het, het kostte 19 gulden 50. Je zult je hoofd wel schudden vanwege dat bedrag, maar de kinderen wilden het zo graag.
Wij zullen de kerstdagen samen zo gezellig mogelijk maken, al is onze schat er lijfelijk niet bij aanwezig. Maar des te meer in onze gedachten, Gerrit.
Gisteren werd er tien pond vet bij ons gebracht, omdat ik steun krijg. Wat een bof, hé. Ook krijg ik altijd een ziekenbon. Die is twee gulden waard. Riet is gisteren naar Hoorn geweest om Tineke van Trien Abbo weg te brengen voor een logeerpartijtje. Ze gingen met de vroege bus, maar ze kwamen te laat op het station Alkmaar. Toen is zij met Tineke maar naar je broer Engel gegaan. Die vond het heel jammer, dat hij nog geen brief van je had gehad. Als je er de gelegenheid voor hebt moet je hem maar eens schrijven. Hij is tenslotte ook nog je zaakwaarnemer. Al is er niet veel waar te nemen tot nu toe. Antoon gaat weer alle dagen naar ome Arie om op het land te werken. Hij komt alleen thuis om zich te wassen, maar hij was helemaal in zijn schik, toen ik die brieven had. Ik moest ze voorlezen en je had Piet moeten zien springen, toen ik de passage las waarin je mij de vraag stelde hoe het met Black en John (*Piet en Jan) ging. Je moet ook eens naar die andere jongens vragen. Aan Antoon hoe het met voetballen gaat en met de koeien van ome Arie. En Cor en Gerard moet je ook iets vragen, want dan zijn ze echt heel blij. Ik schrijf morgen weer, zo’n velletje luchtpostpapier is al gauw vol, hé mannetje.
Tot morgen.

Brief 21
Zondag 21 december, ’s avonds 9 uur.

Lieve man,

Daar ben ik weer met de brief, die ik je gisteren beloofd had te zullen schrijven. Ik heb die andere brieven niet genummerd, maar je moet maar naar de datum kijken. Ik ben erg bang, dat de brieven, die ik naar Aden gestuurd heb, daar te laat waren. Die krijg je dan ook pas als je in Fremantle bent. Het was zo goed bedoeld, maar het zal je wel tegengevallen zijn. Ik ga mijzelf maar na als ik geen berichtje zou krijgen. Ik had namelijk gisteren een brief verwacht, maar er kwam niks. Nu hoop ik op morgen en dan zal het wel een tijd duren eer ik weer wat van je hoor. Ik schrijf tijdens de kerstdagen weer. Dan verneem je, of ik morgen, maandag, nog iets gekregen heb van de post.

Het was vandaag prachtig weer, gisteren ook. Wij hebben eigenlijk deze hele week alle soorten weer gehad, storm, ijzel, sneeuw en de afgelopen twee dagen zon. Dat heb je dus allemaal gemist. Ik ben vanmiddag met Jan en Piet naar opoe geweest. Ik kon er niet onderuit daar te blijven eten. De jongens en meiden bij jou thuis redden zich wel, zei moeder. Nu, dat bleek ook zo te zijn. Toen ik tegen de tijd, dat het Lof begon thuis kwam, kon ik meteen met de jongens door naar de kerk. Nu zit ik met Nel en Riet. Engel is weer eens te dansen. Ik wilde niet, dat hij ging, maar, zoals je van hem weet, was hij er niet van af te brengen. Hij is nog maar een snotneus, maar wat doe ik er aan?
Hij heeft zijn vakantiebonnen gehad en die moet hij dinsdag inleveren. Dan krijgt hij meteen geld, zegt hij. Hij heeft voor ruim dertig gulden bonnen. Ik weet niet hoeveel hij mij kan afstaan, maar dat hoor je met de kerstdagen nog wel. Hij krijgt een nieuw jack, maar hij vindt het goed dat ik tot de eerste week van januari wacht, want dan is het Uitverkoop. Dat scheelt gauw wat in geld en dan is Nel aan de beurt voor een nieuwe mantel. Zo blijven we maar aan de gang, maar dat weet jij ook wel. En dan moet ik van mijn dochters een nieuw permanentje. Anders krijg ik ruzie met ze, dreigen ze. En dat wil ik niet, omdat ik ze te vriend moet houden. Met sinterklaas heb ik een paar nylon kousen van ze cadeau gekregen en van Engel een schemerlamp. Erg gezellig, hoor, was het die avond.
Hoe gaat het met mevrouw Kuijs en haar kinderen? Hoe zit het eigenlijk: heeft zij haar kinderen bij zich als ze gaan eten en slapen? Ik zou niet graag willen, dat ik mijn kleine schatten niet bij mij zou hebben. Maar dat komt vast wel goed, hé. En zover zijn wij nog lang niet. Maar laten wij hopen, dat je spoedig werk zult vinden, want ik wil zo snel mogelijk naar je toe. Mamma kan pappa toch niet missen? Dat weet je toch. Nu, mijn lieverd, ik ga eindigen. Tot de kerstdagen maar weer, hartelijke groeten en een dikke zoen.

Brief 22 (*let op de plechtstatige openingszin waarmee ome Gerrit zijn “Kerstboodschap” begint.)
Vanaf de Fair Sea, 25 december 1952, Eerste Kerstdag 10.30 uur op de Indische Oceaan. Hollandse tijd: 5.30 uur.

Lieve vrouw,

Thans, op de eerste Kerstdag, nu wij voor het eerst sinds zeventien jaar niet bij elkaar zijn, zal dit een brief zijn voor alleen jou.
Hoe gaat het met je, wijffie? Nogmaals wens ik je op deze dag een zalig Kerstfeest. Intussen hopende dat wij de volgende Kerst weer herenigd zullen zijn. Daarvoor heb ik hedennacht om twaalf uur in de nachtmis hier aan boord gebeden. Ja Nel, wij vierden hier de kerstplechtigheden, terwijl het bij jullie nog de avond voor Kerstmis was. De klok wordt hier iedere avond twintig minuten vooruit gezet. Het was deze nacht hier zeer ontroerend: een prachtig versierd altaar en een mooi koor, dat de kerstliederen zong in vier talen. De grote bar was werkelijk stampvol, ongeveer 600 personen, van wie er 400 te communie gingen. En de pater hield een prachtige preek. Ik was met de familie Kuijs en met de familie Appelman, die uit Wognum komen, al om elf uur aanwezig om maar een goed plekje te vinden. Ook was er een kerststal gebouwd naast het altaar. Toch mis je op zo’n moment natuurlijk de sfeer, die wij thuis gewend zijn. Alhoewel dit ook iets was wat mij zeer aangreep zo midden op de onmetelijke oceaan te varen, terwijl het kerstgebeuren wordt herdacht. Er waren natuurlijk ook andere passagiers, die op hun eigen wijze de kerstvreugde uitten, op het bovendek en op zeer luidruchtige wijze. Maar zo gaat het overal ter wereld, nietwaar…
Ik had mij voor deze gelegenheid op mijn zondags gekleed. Dat wil zeggen: een wit overhemd, blauwe das, grijze broek en bruine schoenen zonder sokken. Na de mis werd er om twee uur vannacht nog koffie geserveerd. Heel bijzonder. Mevrouw Kuijs kreeg gisteravond nog een telegram van haar man overhandigd. “Zalig Kerstfeest. Pa en Jan.” Zij was in de wolken, dat kun je wel begrijpen. Ik heb met haar om een flesje bier gewed wie er in Fremantle de meeste brieven enz. krijgt. Ik sta dus nu al met 1-0 achter.
Kan je de jongens en meiden nog de baas, mijn kind, en kan je met de centjes de eindjes nog een beetje aan elkaar knopen? Geen briefje in Aden, dat was een straf, hoor, mijn schat, maar je moet niet denken dat ik er mij niet door heen sla, alles is OK. Heb daar geen zorg over.
Zaterdagmiddag passeerden wij de evenaar. Toen zijn wij het Zuidelijke Halfrond binnen gevaren. De zon stond loodrecht boven ons. Wij zien nu al tien dagen niets anders, dan lucht en water, geen schip, niets. Nel, zo’n reis is interessant, maar duurt ook wel erg lang. Vooral de laatste weken begin je je te vervelen. Doch gelukkig zijn wij maandag a.s. hopelijk in Fremantle. Maak je over de duur van de reis echter geen onnodige kopzorgen: jij zult je er met gemak doorheen slaan.
Tijdens het passeren van de evenaar hebben wij ook nog Neptunus feest gehad. Neptunus is zo ongeveer een broer van Sinterklaas met een zeegodin aan zijn zijde en vergezeld van knechten. Je kon je laten dopen met zout, zeep, water enz.. Dan krijg je aan het einde van de ceremonie een getuigschrift. Ik heb die hele heisa maar aan de jongelui overgelaten, zoals ik ook nog steeds geen gebruik gemaakt heb van het zwembad.
Zodra je in de warmte komt heb je hier natuurlijk veel bloot gedoe om je heen. Zoals het aan het strand van Egmond is op een zomerse dag, zo is het hier iedere dag. Dus je weet het wel, vrouw, daar hoef je je niets van aan te trekken. Wel zal er op de donkere delen van het dek ’s nachts het een en ander gebeuren maar daar weet ik niet van. Daar houd je de jongens en meisjes natuurlijk vandaan. Ik kom hier later nog wel op terug.
Nou, heb over mij geen zorgen, lieverd. Ik red mij wel alhoewel ik je erg mis, vooral op zaterdagavond. Maar ook daar kom ik wel doorheen. Bid maar veel voor je mannetje, ik doe dit alles voor jullie. Ik ga bijna iedere dag naar de H. Mis en bid iedere avond mijn avondgebed. Ik ben al te biecht geweest in de hut van de pater. Vroom mannetje, hé! Met mijn gedachten ben ik bij je en de foto’s zijn van onschatbare waarde in den vreemde.
Nu zie ik jullie in gedachten uit de Nachtmis komen en gauw een kopje koffie maken voor de kou. Onze Nel zal intussen wel de tafel klaar gemaakt hebben voor het kerstontbijt.
Hier is het al veertien dagen lang stralend weer. Ook ’s nachts kan je in overhemd aan dek staan. Dan is het heerlijk koel. Je wordt nooit verkouden. Groet alle bekenden, tante Ka, Co en Siem Baltus, meester Gorter en alle anderen. G. Stam.

Brief 23
Egmond, eerste Kerstdag ’s morgens half elf.

Lieve man, zoals je ziet is het eerste Kerstdag. Wij zijn met zijn allen naar de nachtmis geweest en hebben daarna heerlijk gegeten, Daarna kerstliedjes gezongen bij ons kribje, dat erg mooi geworden is. Engel wil het beslist meenemen naar Aussie. Want, zegt hij, vader moet het toch ook zien. Hij heeft het gemaakt van gips, dus wel een beetje zwaar, maar we zullen wel zien. Jantje staat naast mij te teuten, of de kaarsjes weer aan mogen. Hij kan zo door zeuren, maar hij is toch zo lief. Hij heeft al zo’n mooi liedje gezongen en gebeden voor pappa.
Wij hebben gisteren voor het eerst kolen gebrand en nu wil hij dat ik schrijf, dat hij zo goed kolen gehaald heeft. Maar ons hout is ook nog niet op, hoor, want wij doen heel zuinig. Nu staat Antoon aan de andere kant van mij te zeuren, dat ik ook wat van hem moet schrijven. Even luisteren, wat hij te zeggen heeft. Hij is hier met Tonny om het kribje te bekijken, want hij woont op het ogenblik helemaal op het Woud. Hij is er wat in zijn schik. Denk nu niet, dat wij hier honger lijden, want dat is niet het geval. In de vorige brief had ik al geschreven dat wij tien pond vet gekregen hebben. Nu kwam op maandag Stentrop met vijf pond suiker, één fles olie, twee pakken bruine bonen, twee pond spliterwten en twee stuks zeep. En dinsdag was tante Cor jarig (daar had je niet aan gedacht, hé) en toen ik terug kwam van het verjaardag bezoek lag er een groot lekkere krentenbrood en twee pond vet en een hele kaas. Reuze, hé! En wij hebben zelf ook een krentenbrood en een cake gebakken. Ook hebben wij een lekker duinkonijn in de pan. Daar kwam Antoon mee aan bij ome Arie vandaan. Arie was eerst bij ons komen kijken naar onze eigen konijnen, maar die waren nog niet vet genoeg. Ze hadden ook pijnlijke oren en daar heeft Arie peterolie in gespoten. Ook heb ik twintig eieren bij Arie vandaan. Die had ik verdiend met het helpen van Trien Abbo bij de bevalling. Je ziet: ik ben niet vergeten. Dus denk niet, dat ik armoede lijd, zo erg is het niet met ons. We gaan straks aan tafel met soep, aardappelen, appelmoes, konijn, pudding en bessensap.
Maandagmorgen kwam de kaart uit Port Saïd ook bij de andere familieleden en ’s avonds lagen er vier brieven in de bus. Wat waren wij weer blij. Je schreef, dat als ik snel antwoordde dat antwoord nog op tijd in Fremantle zou zijn. Maar ik had er juist twee verzonden. Ik hoop, dat die op tijd waren en heb nu maar gewacht tot Kerstmis. Ik denk, dat jij nu in de Hoogmis zit. Ben je ook naar de nachtmis geweest? Je zal met je gedachten wel bij ons geweest zijn, nu wij ook bij jou. Het is de hele dag vader voor en vader na. Ik hoop dat je maar gauw een huisje voor ons hebt, want wij verlangen erg naar je.
Nu is het het prachtigste weer van de wereld, helemaal niet koud en met een zonnetje er bij. De jongens kunnen dan ook lekker buiten spelen. Nel is gisteren naar Alkmaar geweest om laarzen te kopen voor Cor en Jan. Ze hadden niets aan hun voeten en nu zijn ze voorlopig weer klaar. De laarzen kostten elf gulden vijfentwintig. En de kolen negen gulden en achtenvijftig cent. Dus dat is weer betaald. Engel heeft zijn vakantiebonnen ingeleverd. Hij kwam met acht gulden thuis voor twee en een halve dag werken, want zaterdag hoeft hij ook niet te werken. Ook had hij een tientje gekregen van zijn baas.
Morgen schrijf ik weer een brief, mijn schat. Dus tot dan, C. Stam- De Waard.

Brief 24
Vanaf de Fairsea, 25 december 1952, 11. 30 uur.

Lieve vrouw, (Hebben jullie het boord geld nog ontvangen? Daar mogen de jongens drop voor kopen bij Visser)
Wat is zo’n velletje luchtpost toch snel vol, hé. Ik zal dan ook nog maar even doorgaan, om je enige wenken te geven voor de toekomst. Op het schip is het zo, dat alle meisjes en de jongens beneden de acht jaar in de afdeling van de moeder slapen. Dus jij, Nel, Riet, Jan, Piet en Gerard bij elkaar. De drie grootste jongens slapen dan op de mannenafdeling, waar jij op vastgestelde tijden zelf ook mag komen om een oogje op de jongens te houden met wassen en zo. Ben je thuis veel tijd kwijt met het wassen van de kinderen, hier kunnen ze lekker onder de douche. Maar het water is zout, wel lekker fris en dat is om besmetting tegen te gaan. Wel zit je aan tafel bij elkaar en de rest van de dag ook. Maak voorts een lijst van wat er in de koffer zit en nummer je koffers. Een dekstoel is voor de man niet nodig, maar voor jou zal het wel gewenst zijn, zitten kan je toch wel altijd. Neem vooral ook wat Hollands geld mee, al was het maar een tientje. Daar kan je aardige souvenirtjes voor kopen in Port Saïd en Aden. Ook aan boord kun je er mee terecht. Een zonnebril voor jou is noodzakelijk. Tegen zeeziekte schijnen Norit pillen het meest te helpen, maar mij hielp niets. Neem geen overbodige mooie kleren mee. Die gebruik je hier niet en dan kreukelt het maar. Mevrouw Kuijs heeft dat mooie glimmende ding van haar, je weet wel, nog geen keer gebruikt. Jasschort kan ook wel, voor de jongens gewone kleren, ook daagse o.a. kaki broeken (korte). Ook voor Engel, gympies, geen warm goed. Neem wel wat boeken, prentenboeken en spelletjes mee. Pepermuntjes, zuurtjes, en wat flessen grenadine, dat je met water moet aanlengen. En vergeet geen bekers mee te nemen. Verder zwembroeken, brei- en handwerk. Vergeet vooral ook niet knijpers mee te nemen en kleren latjes. Die zijn hier niet te koop. De andere spullen kan men hier aan boord meestal wel kopen. Maar je boord geld komt evengoed wel op, doe daar in het begin zuinig mee. Bedenk, dat je hier aan boord alle steun ontvangt van mensen, die daar speciaal voor aanwezig zijn. Mocht je meer willen weten, schrijf het mij dan. Verder hoef je je nergens over ongerust te maken, de schuit brengt je er wel. Het zijn hier aan boord meestal gewone mensjes, zoals wij. Er zijn er enkelen, die uitsloverig doen, maar daar bemoei je je gewoon niet mee. Kennis van zaken heb je snel genoeg. Bedenk, dat iedere omwenteling van de schroef je dichter bij mij brengt. Hier aan boord zijn heel veel vrouwen, die met hun kinderen op weg zijn naar hun mannen, ook veel, die net als ik naar Tasmanië gaan. Je kan je niet indenken, hoe vol het hier is: twee duizend passagiers, waaronder duizend kinderen. Het is voortdurend een geroezemoes van mensen om je heen. Op de andere emigranten schepen, bij voorbeeld op de Johan van Oldenbarnevelt schijnt het ruimer te zijn, maar daar kan ik niet over oordelen. In een korte broek te lopen is luchtig en ook praktisch, want de pijpen worden niet zo gauw vuil.
Hoe is het met Bankoe bij mijn oude baas, de P.W.N ? Schrijf mij vooral ook over wat je tegenzit, hoor. Hoe is het afgelopen met die aardappelen? Leren jullie nog steeds Engels? Ik weet nu bijna niets meer te vertellen, omdat ik geen post heb gekregen van jullie. Doe je de P.W.N. mannen de groeten? Hoe gaat het met mijn allerkleinste knulletje?
Maandag krijg ik weer post. Je mag deze brieven best voorlezen aan de kinderen, hoor Nel. O ja, kruip in de tropen niet in de zon, een half uurtje is al veel. Ik heb mijn benen ook verbrand, die waren zo intens wit. Wanneer je in Port Saïd of Aden komt, ga dan niet alleen de wal op. Ga met vertrouwd gezelschap mee. Betrouwbare mensen zijn er genoeg. Mevrouw Kuijs is een net mens, die wel wat voor een ander over heeft. Zij zegt maar steeds, dat haar man zeker zal proberen iets voor ons te vinden in Tasmanië. Ik hoop dat zelf ook, maar ik blijf gereserveerd. Die man zal zelf ook wel de handen vol hebben met het opbouwen van zijn eigen toekomst. Gisteren konden zich hier vijf kleine landbouwersgezinnen melden. Die konden dan in Fremantle van boord. Dit bericht kwam via de radio tot ons uit Perth.
Nu wij verder over de evenaar zijn, wordt het al weer wat koeler aan boord. Er staat tamelijk veel wind, waar wij pal tegen in gaan. Van Aden naar Fremantle is het acht duizend kilometer. Ter vergelijking: van Amsterdam naar Rome is het achttien honderd kilometer. Na zoveel kilometers zee weet je niet beter meer dan, dat er niets te zien is. Nou, mijn kind, nu houd ik er toch echt mee op hoor. Ik zou je wel stijf tegen mij aan willen drukken, maar je bent te ver weg. Ontvang van je man een stevige omhelzing. G. Stam.

Brief 25
26 december 1952, ‘s avonds om kwart voor twaalf.

Lieve man, daar ben ik dan, zoals gisteren beloofd. Het is al laat, hé, maar ik kom zojuist uit de danszaal. Niet echt, hoor, dat ik gedanst heb, maar Ka kwam bij ons en die vroeg, of ik even met Nel en Riet mee ging kijken. Het was er wel gezellig. Engel was lekker aan het dansen. Hij leert het al aardig, maar naar zijn vader schrijven, dat kan hij niet! Hij zegt, dat er nog steeds geen nieuws is. Ik mopper wel op hem. Ik zeg dan, dat de jongens van tante Ka blij zouden zijn als zij naar hun vader zouden kunnen schrijven (die man was overleden). En, zeg ik dan, jij kan dat wel en je wilt het niet. Maar je moet hem maar niet tellen.
Al weer een zondag voorbij zonder mijn mannetje. De dagen duren veel langer nu jij er niet bent, vooral de zondagen. Nu is het morgen na de tweede kerstdag zaterdag, en dan weer opnieuw een zondag. Dan is Nellie Dekker jarig. Ik heb haar zo juist gezegd, dat ik op de koffie kom. Vanmorgen hebben wij uitgeslapen, maar om acht uur zeiden Piet en Jantje: “Nu gaan wij even praten, hoor.” Ik lig nog steeds tussen hen in en dat bevalt mij best. Vannacht heb ik voor het eerst gedroomd, dat jij bij mij lag. Ik werd wakker en toen had ik onze Gerard in mijn armen. Gerard zei: “als wij in Australië zijn, worden wij rijk, hé mamma.” Toen antwoordde Piet in mijn plaats: “Niks hoor, want als je rijk bent, dan word je stout.” Gerard vond het toen goed als wij niet rijk zouden worden. Als wij maar een paar huizen zouden hebben om te verhuren.
Zo fantaseren ze maar door en ik zeg maar ja en amen. Jan was vanmorgen aan het zingen over de speeltuin. Opeens zong hij: “Heb Gerrit en mamma een boze bui?” Je weet hoe hij brouwt en daarom moest iedereen verschrikkelijk lachen.
Als je deze brief ontvangt zit je in je nieuwe vaderland. Het beste hoor, en veel succes. Het zal hem aan jou liggen en wij bidden alle dagen voor je welslagen. Meer kunnen wij niet voor je doen. Wij zijn vanmorgen om kwart voor negen te communie geweest en daarna naar de Hoogmis. Later kwamen ze van Co en Siem Baltus vragen, of ik op de koffie kwam. Siem Baltus zei: “Kom maar dicht bij mij zitten, want je zal je mannetje wel missen.” Ik zei, dat die toch niet te vervangen was. Dat heb ik toch wel goed gezegd, hé?
Later hebben wij thuis weer lekker gegeten van het Kerstmaal. Weet je wie er vanavond onverwacht voor mijn ogen stond? Jo Immink uit Sevenum in Limburg, ik wist niet, wat ik zag. Hij was een paar dagen op bezoek in Alkmaar. Hij vertelde hoezeer het Marie gespeten had, dat zij jou niet meer gezien had. Zij had gezegd, dat het haar niet zou gebeuren, dat zij mij ook zo zou laten vertrekken. Wel, dan moet zij maar komen, he Gerrit.
Schrijf je mij zo snel mogelijk wat je eerste indrukken zijn in je nieuwe vaderland? Ik krijg nu twee akelige weken, want al die tijd zal ik niets van je horen, omdat je te ver op zee zit. Schrijf je vooral ook, of je in Aden nog bericht van mij gehad hebt? Anders zal het je wel tegengevallen zijn van mij.
Mijn schat, maak je niet te zwiebel om mij en om die aardappelen. Dat zal allemaal wel goed komen. Ik heb je baas Klok van de P.W.N. en ook je oud-collega Kloes al in geen veertien dagen meer gezien. Ze wachten maar tot jij op je plaats van bestemming bent. Nou, mijn schat het briefpapier is weer vol en ook Engel is intussen thuis. Ik moet je vooral de groeten doen van hem. Hij heeft beloofd morgen aanmaakhoutjes voor mij te hakken. Toch wel heel lief van hem.
Mijn schat, tot zondag, de groeten en een dikke zoen van ons allen, je vrouw C. Stam- De Waard.