Micha Kat – Lees mee met vluchteling Micha Kat (13): Ischa Meijer | Brief aan mijn moeder

Ik was te gast bij het interview programma van Ischa Meijer op (destijds) RTL 5, vlak voor zijn dood in 1995, volgens mij slechts enige dagen. Ik dacht destijds zelfs, dat ik op een of andere manier de veroorzaker was van zijn dood, zo dicht lagen die gebeurtenissen op elkaar. Hij had mij uitgenodigd om te komen praten over mijn vertaling van Ovidius’ Minnekunst, maar de werkelijke reden was een heel andere. Hij wilde mij leren kennen als aankomend Joods journalist. Na de uitzending kwam hij de kleedkamer binnengestormd en riep: ‘waar is die Kat?’ Hij wilde met mij terugrijden in zijn auto met chauffeur naar Amsterdam en aldus geschiedde.

Op de achterbank ontstond een bizar gesprek. Dat kon niet worden voortgezet in de kroeg, want Ischa zei dat hij niet meer mocht drinken. Dus we namen midden in de nacht ergens afscheid op een gracht. Een dik half uur, langer kan het gesprek niet hebben geduurd gezien de afstand tussen Hilversum en Amsterdam. Het ging in elk geval over de journalistiek en over vrouwen en seks, al weet ik mijn God geen details meer, behalve dan dat hij wilde weten met wie ik het allemaal deed. Ik had in die tijd een sort of affair met Annemarie Oster – een moederfiguur – dus ja, we zullen het ongetwijfeld ook over moeders hebben gehad en hoogst waarschijnlijk ook over onze moeders, want ik had natuurlijk zijn Brief aan Mijn Moeder gelezen. Precies daar lag de kern van de chemie tussen ons, want ik had dat boek ook kunnen schrijven over mijn relatie met mijn moeder. Ischa stapte uit de taxi en verdween in de nacht. Enige dagen later was hij dood. Ik heb nog jarenlang een CD Rom gehad met de uitzending erop. Die ben ik nu kwijt. Op internet heb ik mijn optreden bij Ischa niet kunnen terugvinden.

Ischa had een groot probleem met zijn moeder en ik met die van mij. Ik heb zelfs meer dan tien jaar lang niet met mijn moeder willen en kunnen spreken. Nu is alles gelukkig weer een stuk beter. Mede op basis van Ischa’s boek (en het werk van Philip Roth) wist ik, dat ik met mijn moeder in het ‘reine’ moest zien te komen ruim voor haar dood; if not zou ik zelf nooit echt gelukkig kunnen zijn en zouden ook mijn relaties met vrouwen gedoemd zijn te mislukken – al zou ik er waarschijnlijk nimmer zo’n grote puinhoop van hebben kunnen maken als Ischa, die uiteindelijk alleen bij hoeren aan zijn gerief kon komen. De kern van onze problemen met onze Joodse moeder was gelegen in het feit, dat deze vrouwen zo getraumatiseerd zijn door de oorlog, dat ze niet meer durven te houden van hun (eerste) kind uit angst, dat dat wordt ‘weggehaald’. In plaats van van dat kind te houden (ik heb ‘eerste’ expres tussen haakjes gezet, omdat de soep bij latere kinderen niet zo heet wordt gegeten; zowel Ischa als ik zijn de oudste), gaan ze hem (meestal ‘hem’) haten, ‘zondebokken’, eeuwig corrigeren, kleineren (‘het wordt niets met die jongen’) en blameren. Zo creëert de moeder de noodzakelijke ‘afstand’ tussen haar en haar zoon, die haar emotioneel moet beschermen op het moment, dat het kind wordt weggehaald door een nieuwe Gestapo. Ischa zat met zijn ouders als baby/peuter in een concentratiekamp; mijn moeder is natuurlijk een stuk jonger en was zelf in de oorlog een kleuter, maar heeft ook de meest afschuwelijke dingen moeten meemaken. Zo heeft ze moeten zien hoe haar vader, een Joodse textielbaron, thuis crepeerde aan longkanker, omdat hij als Jood geen recht had op medische verzorging in een ziekenhuis. Veel wat Ischa beschrijft komt letterlijk overeen met mijn jonge jaren: in plaats van liefde en bevestiging van je moeder krijg je steeds weer een schuldgevoel toegeworpen en het gevoel, dat er van alles aan je ‘niet deugt’ – zulks uiteraard in schril contrast met andere kinderen.

Onze relatie met onze moeders mag dan verregaand overeen komen, dat geldt zeker niet voor onze carrières. Ischa werd door werkelijk iedereen op handen gedragen en had een bijna goddelijke status. Ik heb wel eens gedacht, dat hij daarom ook vermoord zou kunnen zijn net als Theo van Gogh, die een vergelijkbare positie innam. Net als Theo (en net als ik) was Ischa ook volstrekt autonoom en niet aan te sturen en de macht in Nederland is volstrekt allergisch voor dat soort mensen en als ze veel invloed krijgen en de ‘staatsmedia’ dreigen te overvleugelen worden ze gezien als levensgevaarlijk. Ik daarentegen wordt door iedereen gehaat en uitgekotst – zelfs door mijn zogenaamde ‘medestanders’. Hoe is dit verschil te verklaren? Daar is natuurlijk veel over te zeggen, maar de belangrijkste reden is de compleet verschillende tijdgeest. Ischa zou nu 75 zijn geweest, ik ben 55. Brief aan Mijn Moeder verscheen in 1974. De jaren 80 en 90 waren een paradijs voor alles en iedereen, die Joods is: ik heb er zelf ook nog een staartje van kunnen meepikken. De jaren van Ischa’s bloei waren die van groei, van stijgende welvaart, expanderende media en ongekende creativiteit in kunst en cultuur. Rond 2000 toen mijn sterkste jaren zouden moeten beginnen werd dat allemaal anders. De donkere, satanische kant van de macht trad steeds duidelijker naar voren. De ’tolerante’ Nederlandse samenleving werd steeds repressiever. In dat klimaat had Ischa nooit kunnen opereren en bloeien. Het is zeg maar een terugkeer naar waar het leven van Ischa begon: het concentratiekamp. Ik ben thans op de vlucht voor dezelfde krachten, die Ischa en zijn familie destijds op transport zetten naar Bergen Belsen.

Twee Joodse journalisten namen afscheid van elkaar in Amsterdam in 1995. Voor de ene lag de oorlog achter hem, voor de ander moest die nog beginnen. Ik vraag me af wat onze moeders zouden vinden van dit stuk. Of eigenlijk weet ik dat wel zeker: waardeloos.

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Micha+Kat
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ischa+Meijer