Kees Engelhart – Oorlog Cocaïne Waanzin en Moederliefde

Georg Trakl is krankzinnig geworden, of altijd al krankzinnig geweest. Hij is zeven en twintig jaren jong, echter zijn levenseinde is nabij. Wij schrijven het jaar onzes heren negentienhonderd en veertien, in augustus is de Eerste Wereldoorlog tot volledig wasdom gekomen. Georg begeeft zich spoorslags als militair apotheker richting het front in Galicië, Polen. Het ligt voor de hand dat hij betrokken raakt bij de uiterst bloedige slag nabij Grodek. Het is een vreselijke toestand. Geheel op zichzelf aangewezen, in geen velden of wegen is er een arts te bekennen, verpleegt Georg in zijn eentje zo ongeveer negentig zwaar tot zeer zwaar gewonden, van welke sommigen Georg smeken een einde aan hun zinloos lijden te maken. Dit alles laat Georg in het geheel niet onberoerd, tijdens de terugtocht doet hij een poging zich door het hoofd te schieten, wat door goedwillende vrienden op het laatste moment verhinderd wordt. Deze drieste onderneming doet hem in het garnizoenshospitaal te Krakau belanden, alwaar men dementia praecox vaststelt, een psychose op jonge leeftijd, gekenmerkt door een splijting van de persoonlijkheid, waardoor een ernstige disharmonie in doen en denken ontstaat. Vanaf deze constatering is Georg Trakl zijn leven onherstelbaar en onomkeerbaar getekend.

Georg Trakl is geboren te Salzburg in achttienhonderd en zeven en tachtig. Zijn ouderlijk huis op de Waagplatz is beslist geen vredig oord van jeugdige onschuld en geluk geweest. De kleine Georg kon het met zijn vader, eigenaar van een goedlopende ijzerwarenhandel, uitstekend vinden. Dat is uiteraard, zoals zo vaak, niet genoeg! Wat Georg werkelijk wil is vanzelfsprekend de liefde van zijn moeder. Deze wens wordt, het ligt voor de hand, niet ingelost. Zijn moeder is een warrige aan laudanum (opium) verslaafde vrouw die haar kinderen affectief en emotioneel verwaarloost en haar liefdesleven liever bewaart voor haar porseleinverzameling.

Georg kan niet geweldig meekomen op het gymnasium, op jonge leeftijd al is hij een enthousiast liefhebber van opium en chloroform. Al deze zaken brengen Georg er toe geen universitaire loopbaan na te streven, doch de veel minder eisende praktijkopleiding tot apotheker, waarbij zij aangetekend dat Georg er vanuit ging op die manier wat makkelijker zijn opiaten, cocaïne en dergelijke bekomen kon.

Op deze wijze valt het hem eveneens makkelijker zijn literaire aspiraties na te streven. Wanneer Georg negentien is wordt zijn eenakter Dodendans in het Stadtheater opgevoerd. Waarschijnlijk nogal ontevreden, verbrandt hij later de tekst, echter de literatuur heeft hem gevonden, of Georg de literatuur, dat zullen wij gevoegelijk in het midden laten.

Het ligt voor de hand dat de verwaarlozing in zijn jeugd tot irrationele angsten en excessief drankgebruik heeft geleid. Daarnaast heeft het gemis aan liefde van zijn moeder de aanzet gegeven tot een waarschijnlijk incestueuze verhouding met zijn lievelingszuster Grete, zij pleegt ongelukkigerwijs zelfmoord op haar zes en twintigste. Zijn werk vreemd genoeg heeft echter nooit onder deze vreselijke aandoeningen geleden.
Georg Trakl is de expressionistische schrijver van de aangrijpendste, bitterste en schrijnendste dichtregels die ooit in Oostenrijk aan het wit zijn toevertrouwd. Een klein, uiterst indrukwekkend oeuvre. Zijn werk bestaat voornamelijk uit stemmingen die verwijzen naar maan, sterren, tuinen, schaduwen, nachten, vergankelijkheid, herfst winter en drank.

Altijd is er een link naar het absurde te bespeuren. Geluk tegenover verlies en ondergang zijn in zijn dichtwerk onafscheidelijk met elkaar verbonden. Hij schrijft de veelzeggende de verzuchting: ‘Ich bin immer traurig wenn ich glücklich bin.’

Georg verbindt zich met de avant-garde kunstenaars van zijn tijd: de schrijver Karl Kraus bijvoorbeeld, aan wie hij een gedicht, Psalm, opdraagt. Ook komt Georg in contact met Ludwig Wittgenstein, die hem een ruime beurs biedt, zodat Georg zich volledig aan het schrijven wijden kan. Tevens leert Georg de beeldend kunstenaar Oskar Kokoschka kennen. Deze laatste raadt Georg aan te gaan schilderen, wat een naar en moeizaam zelfportret, hetwelk nog immer bestaat, oplevert. Het bevindt zich in het Traklhaus, op de eerder genoemde Waagplatz, gevat in een donkere lijst vol gaten door houtworm veroorzaakt. Het Traklhaus opent zich spaarzaam, te weten slechts tweemaal per dag. Zelden waagt een bezoeker het de eerste verdieping te bezoeken, velen gaan daar onwetend voorbij.

Wij keren terug naar de laatste maanden van het negentienhonderd en veertien, Georg bevindt zich nog altijd in het garnizoenshospitaal te Krakau, geteisterd door oorlogs- en levenspijn. Zijn toestand verergert, Georg Trakl verzinkt in diepe depressies. Ten einde raad schrijft hij zijn vriend Von Ficker om raad. Von Ficker weet hem er van te overtuigen dat het goed zou zijn contact met Wittgenstein op te nemen. Uiteindelijk volgt Georg de goede raad van Von Ficker op, hij schrijft Wittgenstein aan en vraagt hem een poging te doen zijn nood te lenigen. Wittgenstein neemt de noodkreet ter harte en vertrekt spoorslags richting Krakau. Helaas, het mag niet nog baten. Drie dagen voordat Wittgenstein in Krakau arriveert, te weten de derde november negentienhonderd en veertien, overlijdt Georg Trakl aan een overdosis cocaïne. Het valt moeilijk uit te sluiten dat de geteisterde mens Trakl zichzelf van het leven benomen heeft. Zijn werk is van doodsgedachten doortrokken. Kort voor zijn dood nog citeerde hij aan Ludwig von Ficker zijn favoriete dichtregel: ‘Oft ist ein guter Tod der beste Lebenslauf.’

Wij hopen oprecht, dat Georg zijn dood, voor zover iets dergelijks mogelijk vermag te zijn, een goede dood is geweest, en wat meer is: laten wij Georg Trakl, en zijn werk, vooral nooit vergeten!