Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 4 | De rook | Lente

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/

Boek 4

De rook

Lente

MOCHT VAN PUTTEN VERSCHOOND BLIJVEN VAN ARBEID EN PLICHT

1

Waar maakt van Putten zich zorgen over
Van Putten maakt zich zorgen over zijn
Koortsende gedachten die van Putten nauwelijks nog
Bedwingen kan

Van Putten piekert
Van Putten heeft zich ziek gemeld van school
Met Nerina en Deola kon van Putten het niet meer aan
Dat moet het zijn
Samen met het uitblijven van de lente
Natuurlijk

Maandagmorgen een week geleden fietste
Van Putten vroeg in de morgen naar zijn arbeid
Nabij benzinestation Betlehem kreeg van Putten het
Plotseling erg benauwd

Onmiddellijk stapte van Putten af
Dacht even na
Keerde om en fietste verlicht
Naar huis terug

Het was helemaal mis begreep van Putten
Nu vooral moest van Putten kalm blijven
Juiste dingen doen
Maar vooreerst onderwijl van Putten fietste
Besefte hij ten volle bevrijd te zijn
Van wat hem
Niet te dragen zo zwaar

Op de schouders rustte

Van Putten reed de stoep op van huisartsenpraktijk
Koegras stalde zijn fiets en maakte
Aan de balie een afspraak voor elf uur
Diezelfde ochtend

2

Twee weken geleden toen de school verhuisde
Van de Meeuwenstraat naar de Timorlaan
Ging het eigenlijk al niet meer
Opnieuw
Maar nu niet te laat
Begreep van Putten in gevecht te zijn
Met een veelkoppig monster
Dat hij onmogelijk kon verslaan

Rugpijn voorwendend vanwege het gesjouw
In het tekenlokaal
Meldde van Putten zich af
Vijf dagen rust zou hem weer volledig
Opkrikken hield hij zich voor
In feite had van Putten er helemaal geen
Zin meer in
Nauwelijks verborgen in zijn voortjagende geest
Besefte van Putten dat

Maar van Putten hield het weg

De maandag daaropvolgend stapte van Putten op de fiets
Om ogenschijnlijk genezen zijn werk te hervatten
Zoals nu bekend bracht hij het tot Betlehem
Vooral Deola in de haar op het lijf geschreven rol
Doordrenkt van theater
Zoals van Putten aandachtig als immer
Uit haar eigen mond vernomen had
Had haar werk gedaan
De ongevoeligheid bij destinatie van Nerina
En de stroperige transparantie van
Het zogenaamde onderwijs aldaar bedreven
Deden de rest
Van Putten keerde om

3

Thuisgekomen belde van Putten de school
Om zich ziek te melden
Van Putten vertelde Wislawa die de telefoon aannam
Dat hij later die dag
Nadat hij de dokter bezocht had
Met Alexander contact op zou nemen

Het spreekuur was uitgelopen
In betrekkelijke rust zat van Putten
In de wachtkamer
Even na half twaalf zwaaide dokter Plinio
Met op zijn gezicht als altijd zijn jongensachtige glimlach
De deur naar de spreekkamer open

Van Putten ging zitten
Uit het raam zag van Putten de prille loten van een nieuwe lente
Sidderen in gure maartse wind
Kalm verhaalde van Putten over wat hem nabij Betlehem
Overkomen was

Overspannenheid sprak dokter Plinio onmiddellijk
Het is overspannenheid

Dat is slechts een honderdste van het verhaal
Dacht van Putten heimelijk
Maar dat kon van Putten natuurlijk onmogelijk uitleggen
Voor nu was het meer dan genoeg
Daar liet van Putten het bij

Het lijkt mij het beste dat u zo snel mogelijk
Een afspraak maakt met de bedrijfsarts
En de directrice van de school uiteraard
Zei dokter Plinio tot slot

4

Van Putten gaf dokter Plinio een hand
Mocht er iets bijzonders plaatsgrijpen
Dan laat ik het u onmiddellijk weten
Besloot van Putten en verliet de spreekkamer

Op zijn fiets snelde van Putten naar huis
Voor even was hij bevrijd van alles
Hij nam wat boterhammen tot zich en
Las vluchtig maar ontspannen de krant

Vervolgens ging van Putten naar boven
Sloot zorgvuldig de zware gordijnen
Legde zich in de stilte van het huis
Neer op het door van Putten en zijn aanstaande
Zeer geliefde ronde bordeelbed
Waar zelfs een geluidsinstallatie is
Ingebouwd
Om niet veel later weg te zakken
In een diepe droomloze slaap

De dagen daaropvolgend wordt van Putten
Niet beter integendeel zelfs
Van Putten begint te piekeren
Allerhande bespiegelingen te maken ten aanzien
Van de daden die van Putten pleegt
Het uitblijven van de lente
En of dat er wellicht mee te maken heeft
Misschien zelfs wel bepalend zou kunnen zijn
Voor de gemoedstoestand waarin van Putten
Zich bevindt

Mijmerend over
Een enkele lentedag
Die vol zon is
Die zwoele wind
Door zijn haren strijken laat

Sluit van Putten even de ogen
Talloze dingen zou van Putten dan aan kunnen vangen
O en hoe van Putten daarnaar verlangt

EN NIEMAND MINDER

1

Van Putten zit aan tafel
Hij denkt aan Esther met haar fonkelende ogen
En haar verlegen gezicht
Hoe van Putten haar een paar dagen geleden
Vroeg in de middag in een platenzaak
Ontmoette

Lichtgebogen kwam ze binnen
Zag van Putten niet
Voortdurend met haar rug naar van Putten toegewend
Ging ze uiterst bedachtzaam door de
Platenbakken

Van Putten wist niet wat te doen en rekende maar af
Hij wilde haar niet direct aanspreken
Dat leek hem overdreven

Licht peinzend verliet van Putten de winkel
Buitengekomen begon van Putten onmiddellijk te dralen
Zo kon hij geen afscheid
Nemen

Van Putten stapte opnieuw naar binnen
Van Putten liep naar de toonbank en zei tegen het meisje
Ik ben mijn kassabonnetje kwijt
Heb ik het misschien hier laten liggen
Hoewel van Putten wist nooit te zullen ruilen

O dat is geen probleem meneer antwoordde
Het meisje luchtig
U krijgt een nieuwe van me

2

Van Putten nam het bonnetje in ontvangst
Nu zorgde hij ervoor niet ver van Esther
De zaak ogenschijnlijk te verlaten
Dicht genoeg bij haar gekomen zei van Putten
Plotseling
Hallo Esther hoe is het
Vriendelijk schichtig keek ze op
Dag meneer van Putten mompelde ze
Van Putten keek naar haar en vond haar zo lief
Ik kom niet meer Esther ik ga terug naar het bos
O dat is jammer antwoordde Esther
Oprecht
Ze meende het
Dat voelde van Putten
Terwijl zijn hart brak zei van Putten
Het ga je goed Esther
Doe iedereen de groeten van mij
En van Putten ging
Van Putten zit aan tafel
De langspeelplaat gevuld met luitmuziek uit de Italiaanse
Renaissance is afgeslagen
Enkele kaarsen branden nog
Van Putten drinkt zijn wijn en rookt een sigaartje
Zijn hand beweegt over het papier
Van Putten denkt aan niets

HET LICHT UITDOEN EN DROOMLOOS SLAPEN GAAN

Van Putten voelt zich alsof hij aan de
Vooravond van een catastrofe staat
Uiterst vermoeid zit van Putten aan tafel
Zijn ogen branden zijn gezicht gloeit
Het is half elf in de avond

Nu van Putten ziek is
Dwaalt hij door zijn dagen
Lange fietstochten maakt van Putten
Door de duinen en over de dijk fietst van Putten
Naar Lands End elke dag

Dan gaat van Putten de brede trap op naar het restaurant
Altijd bestelt van Putten koffie of cactusthee
Er werken twee buitengewoon aantrekkelijke
Serveersters daar

Dan kijkt van Putten uit over het Marsdiep
En pakt soms de verrekijker
Die gebruiksklaar voor hem
In een bakje te wachten ligt
Van tijd tot tijd leest van Putten de krant
Die van Putten diezelfde ochtend al gelezen heeft

Van Putten is erg moe
Straks zal van Putten naar bed toegaan
Tien minuten ongeveer zal hij in de Artapappa’s lezen
Want veel verder zal hij niet komen
De schrik zal van Putten om het hart slaan
Bloemhof moet terug
Van Putten zal niet meer verder kunnen lezen

SLAPEN

Er is geen enkele gedachte die zich
Ten aanzien van alle andere gedachten
Onderscheiden wil

Het is laat geworden
Wie zal zich verder bekommeren
Over
Of vragen stellen
Omtrent
Diep verborgen duistere zaken
Zaken die niet te bevechten zijn

Brumming piekert
Hij denkt aan de aantekening
Die hij gemaakt heeft op een papiertje
Waarvan hij niet meer weet waar het is

Dat had hij graag bij zich gehad
Het papiertje voor zich op tafel gelegd
Een fijn muziekje uitgezocht
Iets adequaats erbij te drinken gekozen
Alsook Brumming zijn rookwaar binnen handbereik
Gebracht
Tot middernacht

Morgen is Brumming vrij
Vrij om zich te wentelen zoals Brumming zich wenst
In vrijwel alle uren die bezit van hem zullen
Nemen

Niet nijdig keert Brumming zich
Van zijn schrijven af
Brumming neemt
Onderwijl hij een en ander vluchtig over leest
Vrijwel zijn laatste slokje wijn

Brumming luistert naar de stilte in huis
Niets lijkt te zijn opgelost

Brumming gaat vrijwel naar bed nu
Nog even kijkt Brumming zijn kamer rond
Dan doet Brumming de lichten uit

Afgelopen

NAAR BENEDEN

Van Putten is somber en in de war
Van Putten weet niet of hij zijn vroegere levensvreugde
Nog herwinnen kan
Van Putten zijn zeer ondernemende drieste plannen
Hebben hem in deze onttakelde toestand gebracht
Samen met het uitblijven van de lentewind
Wat vanzelfsprekend is

Van Putten verkeert in desolate omstandigheden
Van Putten luistert naar de helikopters die over
Zijn huis ronken
Naar de regen die op de ramen slaat
Eigenlijk moet van Putten naar bed

Van Putten vraagt zich af of van Putten
Minder dan vroeger het geval was
Tegen zichzelf praat
Wanneer van Putten alleen is
Van Putten meent dat dat zo is
Kom op kerel ben jij een vent
Hoort van Putten plotseling
Verrast kijkt van Putten om zich heen
Glimlachend legt van Putten zijn pen neer
En staat op

Beste vriend zegt van Putten
Jij hebt makkelijk praten niet zal ik je dat euvel duiden
Maar ik vecht met een verscheurd innerlijk
Vergeet dat niet het is half twaalf
Kalm zijn causerie met handgebaren ondersteunend
Daalt van Putten de trap af

HET IS VRIJWEL ALLEMAAL GEREGELD

Het is vrijwel allemaal geregeld
Op de eerste juni van dit jaar
Zal van Putten terugkeren
In zijn oude functie

De inspanningen die van Putten daar de
Afgelopen weken voor plegen moest
Hebben hem aan de rand
Van de uitputting gebracht

Nu alles goed zal komen
Kan er niet veel mis nog gaan

Van Putten verlangt naar zomeravonden
De merel in zijn tuin
De tuimelramen halfgeopend
Op zijn kamer boven

Door diepe dalen is van Putten gegaan
Vindt van Putten
Maar desondanks ziet van Putten licht
Aan het einde van de tunnel

Het is half twaalf geweest
Van Putten ruimt nauwgezet zijn tafel op
Dooft de lichten op zijn kamer
Van Putten gaat naar bed

ZONDER WROEGING ALLEEN VERWONDERING

Het is een stille avond begin juni
Mevrouw Leenschat van Bodegraven zit
Aan haar tafel de ramen staan half open
Ze kijkt bedachtzaam voor zich uit
En mijmert over haar jonggestorven broer
Bijna drie jaar geleden is het nu dat hij
Haar ontviel
Zo veelbelovend nog glimlacht ze

In haar tuin hoort ze de late merel
Bladstil is het
Mevrouw Leenschat van Bodegraven luistert
Naar een cassettebandje dat ze uit zijn nalatenschap
Heeft opgeduikeld

Daar hoort ze plotseling helder zijn stemgeluid
De lijzige intonatie de pillen

Het lichtverhevene
De kroonkurken die knallen
Zijn illustere lotgenoten
En wat al niet meer

Mevrouw Leenschat van Bodegraven weet
Dat hij niet te redden was geweest
Zelfs al had mevrouw Leenschat van Bodegraven
Zich volledig aan hem toegewijd
Haar broer was een verloren ziel

Vol weemoed merkwaardig genoeg denkt ze
Aan die jaren terug
De magische wereld van de verdoemden

Het is halfduister geworden
Mevrouw Leenschat van Bodegraven

Ontsteekt een kaars
Ze zit lekker

ZONDER SUIKER

Het is niet merkwaardig
Van Putten wandelt in zijn middagpauze
Over het geurige
Slingerende bospaadje
Van Putten ziet de bosooievaarsbekjes het vrijwel
Uitgebloeide duizendschoon boterbloemen
En rode en witte klaver
Van Putten haalt diep adem
Het is een graadje of negentien
Lauwe wind
Van Putten geniet
Hij proeft de vrijheid opnieuw

Daar gaat de hovenier op zijn tractor
Van Putten wuift naar hem en
Slaat een volgend bospad in
Hoog boven hem cirkelen meeuwen
Hij hoort ze

Is dat niet de beeldschone Marieke die daar loopt
Van Putten moet even slikken
Dan groet van Putten haar van een afstand
Ze roept hem iets toe
Maar van Putten kan het niet verstaan

Laat mij hier voor eeuwig blijven
Mompelt van Putten zachtjes voor zich uit
Ik smeek het U
Dan slaat van Puten het brede pad in
Dat leidt naar de boerderij
Daar zal van Putten thee gaan drinken

EN BEGINT TE PIEKEREN

Brumming luistert naar
Selig ist der Mann
Het is avond
Elf uur geweest
De ramen staan halfopen
Buiten ruist de lentewind
Waarin
Naar Brumming zijn mening
De zomer al te horen is

Brumming mijmert en schrijft
Zijn tafel wordt verlicht door een kaars
Alsmede een vaaslamp met een hoge licht
Toelopende kap en in het doek verweven
Oranje bloemen door bruinrode bladeren
Omrand
Niet weet Brumming welke de namen
Der bloemen zijn

Het is jammer dat het al zo laat is
Brumming voelt zich geweldig goed
Brumming weet dat het nog een kwartiertje
Duren zal
Want dan gaat Brumming naar bed

Morgen zal Brumming een stuk fitter zijn
Dat weet Brumming vrijwel zeker
Ook al voelt Brumming zich nu uitstekend

Wonderlijke en aangrijpende zaken
Heeft van Putten
Op wie Brumming nauwelijks jaloers nog is
De afgelopen maanden meegemaakt
Van Putten heeft het Brumming zelf verteld

Plotseling voelt Brumming zich zeer bedrukt

TOT SLOT

Mevrouw Leenschat van Bodegraven telt haar zorgen
Niet veel later glimlacht ze
Opent monter het raam en zingt
Heel even

Het is een late avond in juni
Ze weet wat ze nodig heeft en ze is er dichtbij
Dat beseft ze maar al te goed
Maar het ontbreekt haar aan voldoende daadkracht
Vindt ze zelf

Mevrouw Leenschat van Bodegraven schenkt zich
Een grappa in
Ze mijmert over het land waar ze
Mocht de stand der artsenij daar beter verzorgd zijn
Best zou willen wonen
Vele lange zomers lang
Daar zou ze vrijwel zonder zorgen zijn
De dagen
Zomerdagen
Zouden zich
Vrijwel onmerkbaar
Moeiteloos aaneenrijgen
Tot een zee van zomer alleen

Mevrouw Leenschat van Bodegraven zucht
Ze glimlacht opnieuw
Het is donker geworden inmiddels
Dan legt ze haar pen neer