Eva Berghmans & Toon Horsten – SCHRIJVER ERIEK VERPALE (1952-2015): De eenzaamste man op aarde
Tristesse voerde de boventoon in het leven van Eriek Verpale. Maar hij wist er wel prachtig proza van te maken. De schrijver hoorde nooit ergens bij. Hij was meer dan zomaar een volksmens, maar wilde ook geen intellectueel zijn.
Eriek Verpales einde was er eentje zoals je dat in boeken over eenzame mannen tegenkomt. Dood aangetroffen in zijn bed, door de werkster die elke maandagochtend kwam. Nog maar een week geleden hoorde hij dat hij terminale keelkanker had, met uitzaaiingen naar de lymfeklieren.
‘Hij was een origineel man, eerlijk ook’, zegt Jan Haerynck, zowat Verpales enige resterende vriend. Ze belden zowat elke dag, vaak een uur of langer, en vaak heftig discussiërend, ‘over Nabokov, Tolstoj, Bukowski’. Ondanks zijn eenzaamheid was Eriek Verpale niet levensmoe. Hij las nog altijd massaal veel, vooral over de Joden in de Tweede Wereldoorlog, had altijd een mening klaar. En hij schreef nog wel, ook al publiceerde hij amper, zegt Jan Haerynck. Er moeten massa’s gedichten, lappen proza, een roman en toneelstuk in wording in zijn nalatenschap zitten.
In 2012 was het nog literair nieuws dat Verpale de wereld weer enkele gedichten liet zien. Het was toen van 2000 geleden dat er een boek van hem uitkwam, Katse nachten. Geen roman in de strikte zin van het woord, maar een boek dat de brief tot kunstvorm verhief. Vloeiend, laconiek, als een grote stroom gedachten die zich niets aan de wereld gelegen lieten liggen: zo schreef Verpale ook een tijd mee in de rubriek ‘1001 Notities’ van Standaard der Letteren.
Zijn naam vestigde Verpale met Alles in het klein, in 1990. Ook dat was een vreemd boek, een mengeling van verhalen en brieven, die vooral aan Verpaeles vriend, de dichter Luuk Gruwez, zijn gericht. In de verhalen worden enkele volksmensen geportretteerd, in de brieven aan Gruwez wordt de ontstaansgeschiedenis van de verhalen uit de doeken gedaan. Schrijven bleek voor Verpale geen sinecure, het was een dagelijkse worsteling – zijn leven leek van de leegtes aaneen te hangen, liefdes bleken in de regel onvervuld.
Mededogen
De Gentse acteur Bob De Moor las Alles in het klein en stelde de schrijver voor om er een theaterversie van te maken. Die kwam er niet, maar in een mum van tijd schreef hij voor de acteur de monoloog Olivetti 82, later gevolgd door nog twee andere stukken geschreven op het lijf van De Moor, Grasland en Voor u geknipt. Verpale portretteerde in die monologen met veel mededogen kleine lieden, op zoek naar richting en steun in hun vaak miserabele levens. Dat het zo goed klikte met De Moor, was voor Verpale geen toeval. In een interview zei hij: ‘Bob en ik komen uit bescheiden milieus. Willen of niet, je blijft daarmee verbonden. Laatst was ik in Aaigem in gezelschap van intellectuelen, ik voelde me daar onwennig.’
Maar zoals hij zijn proza vaak in de lijn van de Oost-Europese en Joodse literatuur plaatste – de Joodse cultuur was zijn grote passie – plaatste hij ook zijn theaterteksten in de traditie van de wereldliteratuur. ‘In de kern verschillen deze monologen weinig van de Griekse tragedies. Ze gaan ook over het lot dat mensen treft en de noodlottigheid van sommige gemaakte keuzes.’ Olivetti 82 kreeg ook nog een tweede en derde leven in de bioscoop, eerst met Dirk Roothooft in de hoofdrol, en in de Nederlandse film Bernard.
‘Hij was meer dan een vriend, hij heeft me altijd mooie teksten bezorgd’, zegt Bob De Moor. ‘Ik vond er veel in terug. Hij schreef voor de man in de straat, heel volks. Zoals hij het bindmiddel kon zijn in een straat, altijd klaar om mensen te helpen, zo was hij ook in zijn teksten.’
Hij krijgt een begrafenis in intieme kring. Zo wil zijn ex-vrouw, moeder van zijn enige zoon, het. Peu importe, er is maar één ding van belang, zegt Jan Haerynck: we moeten hem weer gaan lezen ‘Weer een origineel en bijzonder talent onder de groene zoden’, schreef Charlotte Mutsaers op Facebook. Ze liet erbij weten dat ze gisterenochtend, voor ze van zijn dood hoorde, nog in Alles in het klein had zitten lezen.
De Standaard, 10 augustus 2015
Plaats een reactie