Edzard Dideric – Korte geschiedenis (158) van het verlossende woord

Ik verlangde maar naar één ding. Ok, wat precies? Nou, ik wilde mijn naam uit jouw mond horen komen. Vandaar het besluit om te verhuizen. Om me te vestigen in je mondholte. Het lukte gek genoeg ook nog. Ik hoopte zo het vallen van mijn naam van nabij te ervaren. Hoewel onuitgenodigd en zonder geldig toegangsbewijs, zat ik op de eerste rang. Of ik welkom was? Geen idee. Zolang niemand die me weg stuurde maakte ik me daar niet druk om.

Het klimaat in je mond, moet ik zeggen, beviel prima. Vochtig warm was het, maar niet echt benauwd. Okay, wel wat aan de donkere kant. Met wel weer als voordeel dat duisternis het gehoor scherpt. Ik werd niet afgeleid door wat ik zag. In het kader van mijn onderneming geen slechte zaak.

Overigens, voor ik het vergeet, mijn welgemeende complimenten aangaande je gebit. Voortreffelijk bijgehouden. Ook in het donker, bleven je tanden stralen. Wat het verblijf in je mond tevens minder riskant maakte. Het kauwen vielen hierdoor beter te ontwijken.

Hoewel je niet rookte moest er toch af en toe gekucht worden. Het was soms schrikken, al hield het me wel goed bij de les. Immers, tussen de stroom woorden die voorbijkwamen, kon zich altijd mijn naam verschuilen. Mocht ik hem mislopen, dan was de hele onderneming in een klap zinloos.

Wanneer je dronk, deed ik gewoon met je mee. Betrof het alcohol dan liet ik mijn beurt voorbijgaan. Het zou de concentratie kunnen beïnvloeden. En in het uiterste geval was er altijd nog speeksel om mijn dorst mee te lessen. Afhankelijk van wat je at, en het moment van de dag, wisselde de smaak nogal. Voor het ontbijt aan de bittere kant. De rest van de dag vrij zoet. Van het voedsel zelf pikte ik wel mijn graantje mee. Geloof me, qua gastvrijheid en comfort viel er weinig te klagen.

Al praatte je de godganse tijd over koetjes en kalfjes, ik bleef luisteren. Het was een kwestie van geduld. Vroeg of laat ging mijn naam vallen, geen twijfel mogelijk. Trouwens, forceren had weinig zin. Ik zou niet eens weten hoe. Het moest spontaan plaatsvinden, anders had het geen waarde.

Gisteravond, lag ik, eh, voelde ik, mijn naam op het puntje van je tong liggen. Dezelfde tong waarmee je me, zonder het te beseffen, af en toe heerlijk verwende. Kom dan, dacht ik, je bent er bijna. Op hetzelfde ogenblik drong zich tot mijn ontsteltenis, een vreemde tong naar binnen. Die van geen ophouden wist. Ik flipte als een gek. Aan hoe jouw tong reageerde, merkte ik jij daar anders over dacht. Dus verborg ik me zo goed mogelijk en liet ik jullie tongen begaan.

Na het vertrek van de indringer, had ik moeite om me te herpakken. Mijn doel, het horen van mijn naam, leek verder weg dan ooit. Al begon ik er, tegen iedere logica in, onwillekeurig weer in te geloven.

Soms zie ik het gewoon voor me. Je lippen plooien zich tot een gelukzalige glimlach. Waarbij ze iets wijken en licht doorlaten. Je mond vult zich met een zachte gloed. In gedachten laat je allerlei namen de revue laat passeren. De ene na de andere valt af. Tot de mijne overblijft. Die je vervolgens in stilte al glimlachend uitspreekt. Terwijl zich in je keel de klank vormt, je stembanden zich aanspannen, je tong zich roert, je even de adem inhoudt, om uiteindelijk het verlossende woord, mijn naam, van je lippen te laten rollen… Ach, het zal zijn alsof we hem beiden voor het eerst horen.

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Edzard+Dideric
https://robscholtemuseum.nl/?s=Marlene+Dumas