Edzard Dideric –ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE TWIJFELENDE LEEUWENKONING (54)

De leeuw, ofwel de koning der dieren, probeert niet langer kwaad te doen. Vanaf nu wil hij liefde geven en dingen ten goede keren. Afgelopen moet het zijn, met de bloedige schranspartijen. Maar ja, binnen de kortste tijd krijgt toch zijn ware aard weer de overhand, en betreurt hij zijn besluit. Dus roept hij alle dieren bij zich.
“Ik heb het gevoel,” zegt hij, “dat het opnieuw bergafwaarts met me gaat, en daarom vraag ik, vinden jullie me nou echt zo boosaardig?”
Welk antwoord ze ook geven, de ene na andere onderdaan wordt zonder pardon door hem verslonden. Tot er een aap naar voren treedt.
“Uw mond is zoeter dan het zoetste kruid,” zegt hij, “ en er komen de kostelijkste geuren uit.”
Hij hemelt de leeuw zo op, dat deze bij zichzelf te rade gaat en helemaal vergeet hem aan te vallen. Het lijkt of hij echt ziek is van zijn eigen moordlust. De dieren beginnen hem te onderzoeken en zijn pols te voelen, maar er valt geen enkele ziekte te ontdekken. Gewoon gezond eten is hun advies en, zoals het een koning betaamt, ten alle tijde naar eigen goeddunk handelen. Hun enige taak is hem te loven, voor al wat hij doet.
“Kom dan nu maar op met dat apenvlees!” beveelt de leeuw.
Waarop de aap, die meende aan zijn lot ontkomen te zijn, alsnog wordt gegrepen.
Wat een ondergeschikte ook doet of laat, er is altijd wel iets wat hem in de problemen brengt.